Ingezonden persbericht


Toespraak Voorzitter Eerste Kamer bij herdenking Prinses Juliana

Toespraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer, mr. Yvonne E.M.A. Timmerman-Buck, ter gelegenheid van de herdenking van H.K.H. Prinses Juliana der Nederlanden, Verenigde Vergadering van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, Den Haag, 24 maart 2004.

Met het overlijden van Prinses Juliana is niet alleen onze voormalige Koningin, maar tevens een warme en zorgzame echtgenote, moeder, grootmoeder en overgrootmoeder heengegaan die er óók was voor haar gezin en familie. Wij spreken het vaste vertrouwen uit dat Prins Bernhard, de Koningin en andere kinderen, de kleinkinderen en achterkleinkinderen de kracht om dit verlies te dragen mede putten uit de dankbaarheid voor wat Prinses Juliana voor hen heeft betekend.

Haar overlijden beroert velen. Haar geboorte raakte eveneens velen, temeer omdat daarmee het voortbestaan van het koningschap was verzekerd. Vier dagen na de vreugdevolle gebeurtenis verwoordde de doorgaans nuchtere Amsterdamse professor Struycken dit in een bijzonder college over het koningschap aldus: "De vrees werd aan het volk ontnomen, niet dat het een koning zou missen, maar dat het van zijn eigen ikheid een levenselement zou gaan verliezen". Van die 'ikheid', van de eigenheid van een volk, maakt het verleden deel uit. In de woorden van Struycken: "Een volk, dat slechts weet te zijn, niet weet te zijn geweest, zoo'n volk heeft geen eigen leven ". Hij benadrukte: "En in dat verleden zijn wij met het Oranjehuis één".

Eenheid, verbondenheid: het zijn noties die Prinses Juliana moeten hebben geïnspireerd. Zij kan immers worden getypeerd als verzoenend. Haar koningschap begon op een breukvlak in de historie: de overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië. Bij de overdracht bleef zij verzoening zoeken. Zij sprak: "Niet langer staan wij gedeeltelijk tegenover elkander. Wij zijn nu naast elkaar gaan staan, hoezeer ook geschonden en gescheurd en vol littekens van wrok en spijt". Ook bij de volgende fundamentele wijziging van het Koninkrijk, de onafhankelijkheid van Suriname, bleef zij dit land toegedaan. En bij het proklameren van de gelijkwaardigheid van de Antillen, Aruba en Nederland in het Statuut voor het Koninkrijk herkennen wij haar wederom als zij zegt: "Wat onze drie landen, gelegen in hun grillige geografische driehoek, ook moge scheiden en onderscheiden, al wat ons verbindt kan voeren tot een vruchtbaar samenwerken in het belang van het samenstel der drie (..)".

Prinses Juliana heeft zich tijdens haar koningschap ontwikkeld van verlegen naar vastberaden. Vastberaden in de drie rechten die de Koning heeft, zoals aangeduid door Bagehot in 1872: the right to be consulted, the right to encourage, the right to warn. Waar deze vastberadenheid ingegeven was door een diepgevoelde persoonlijke overtuiging schuurde dit soms met de ministeriële verantwoordelijkheid. Dat gold ook voor kwesties die haar echtgenoot, kinderen en kleinkinderen aangingen. Zo ontwapenend als zij kon zijn, zo gewapend kon zij optreden als het hen betrof. Zij wist zich echter uiteindelijk altijd gebonden aan de grenzen van de Grondwet en toonde wat ook zíj vond dat van een constitutioneel vorstin mag worden verwacht. Dertien kabinetsformaties maakte zij mee. Bij haar eerste was zij zenuwachtig toen deze lang ging duren. Die ervaring tóen heeft zij later goed kunnen gebruiken, want Prinses Juliana heeft de langste kabinetsformaties ooit meegemaakt: in 1956 en 1977. Naar veler getuigenissen heeft zij bij kabinetsformaties steeds van haar kundigheid blijk gegeven.

Kundig was zij niet alleen in haar regeringsfunctie. Zij belichaamde als staatshoofd tevens de eenheid van de natie. Wezenlijk bij die eenheid is in de woorden van A.M. Donner in 1986 dat "wij als Nederlanders niet alleen bij elkaar blijven omdat wij in elkaars buurt leven, van elkaar afhankelijk zijn, en elkaars taal spreken, maar ook omdat wij in de loop van de geschiedenis en door de geografische, culturele en andere omstandigheden bij elkaar zijn gaan horen en een gezamenlijk Nederlands onderdak hebben". De nadruk bij de Koning als symbool van de eenheid ligt niet zozeer op wat deze dóet, maar op wat deze ís. Prinses Juliana vervulde die rol indrukwekkend. Typerend voor haar is dat zij er was voor heel het volk. Zij was ons nabij, in voor- en tegenspoed, op een wijze die haar in onze harten deed sluiten. Wij waren háár volk, maar tegelijk was zij ónze Koningin.

Een bewogen vorstin in bewogen tijden: Prinses Juliana heeft kind willen zijn van haar tijd. De continuïteit van het koningschap is mede gegeven met het begrijpen en deel zijn van de tijd. Zo sprak Koningin Wilhelmina in 1918 in een rechtstreeks tot het volk gerichte koninklijke proklamatie, dat voorgenomen hervormingen zouden worden aangevuld "met de snelheid die past bij de polsslag van deze tijd". In dezelfde geest duidde haar dochter, Prinses Juliana, op 29 april 1980 het koningschap onder andere als: "Alles willen beluisteren waarin de hartslag van het leven te horen is".

Verzoenend, vastberaden, voor heel het volk: dát was onze voormalige Koningin. Zij vond na grote innerlijke strijd de moed om het koningschap te aanvaarden in - zoals zij het verwoordde - "het vertrouwen op God en in grote liefde waarmede ons volk mij tegemoet treedt". Zij heeft op God vertrouwd, zij is geliefd gebleven. Zij heeft het koningschap niet gezocht, het koningschap heeft haar gevonden.

---- --