Partij van de Arbeid


Den Haag, 24 maart 2004


Vragen van het lid Waalkens (PvdA) aan de staatssecretaris van Ruimtelijke Ordening en Milieu


* Bent u op de hoogte van de positieve beschikking van 17 februari 2004 inzake BGGO aanvraag 03/07 voor het doen van een veldproef door Plant Research International met genetisch gemodificeerde cichorei in Wageningen, alsmede de positieve ontwerpbeschikking van 4 februari 2004 inzake BGGO aanvragen 03/09, 03/10, 03/11 voor het doen van veldproeven door BASF Plant Sciences met genetisch gemodificeerde aardappelen in Borger-Odoorn?


* Is het kabinetsbeleid ten aanzien van genetisch gemodificeerde planten gebaseerd op het uitfaseren van antibiotica-resistentiegenen? Loopt dit parallel met Europese wetgeving en discussie op dit gebied?


* Is het kabinet van oordeel dat bij een uitfasering van antibiotica-resistentiegenen het onwenselijk is om dergelijke veldproeven met antibiotica-resistentiegenen toe te staan?


* Is het kabinet van mening dat genetisch gemodificeerde organismen uiteindelijk niet gebaseerd kunnen zijn op antibiotica-resistentiegenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom staat het kabinet dan verdere veldproeven hiermee toe?


* Hoe staat het met de herziening van het INB-standpunt, gelet op het feit dat u in de ontwerpbeschikking van 4 februari 2004 (inzake BGGO aanvragen 03/09, 03/10, 03/11) schrijft dat de Raad van State zich heeft uitgesproken over het kabinetsbesluit ten aanzien van de toepassing van antibiotica-resistentiegenen in genetisch gemodificeerde planten en dat op basis van deze uitspraak het INB-standpunt op dit punt herzien zal worden?


* Zijn betrokken bedrijven, na toezegging van het kabinet dat bedrijven tijdig op de hoogte gesteld zullen worden van beleidsveranderingen, hier ook daadwerkelijk van op de hoogte gesteld? Zo nee, waarom niet?


* Zo ja, wat is de reden dat deze veldproeven wel worden toegestaan, terwijl zij niet tot marktintroductie kunnen leiden?


* Bent u van mening dat het beleid gericht op het uitfaseren van antibiotica-resistentiegenen leidt tot een verdere kennisontwikkeling in de juiste richting?