INLIA


Notitie inzake terugkeer naar Noord-Irak 26/03/2004

Beslissing Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

Op 23 januari j.l. maakte de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie bekend dat het besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Noord-Irak op 1 februari eindigde en daarna niet meer verlengd kon worden. Tevens stelde zij dat er geen reden was om categoriale bescherming te verlenen aan asielzoekers uit Noord-Irak omdat uit het meest recente ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bleek dat de situatie in Noord-Irak "redelijk stabiel en relatief veilig" was. Concreet betekent dit dat uitgeprocedeerde asielzoekers uit Noord-Irak vanaf 1 februari j.l. weer te horen hebben gekregen dat zij terug moeten keren naar Noord-Irak. Tevens is het hiermee voor de Rijksoverheid mogelijk geworden om Noord-Irakezen op straat te zetten nadat hun vertrektermijn is afgelopen. Voor Noord-Irakezen die nog in procedure zijn, zal in de meeste gevallen gelden dat zij op korte termijn zullen worden afgewezen met het argument dat zij veilig zouden kunnen terugkeren naar Noord-Irak, waarna ook voor hen beëindiging van de (opvang)voorzieningen dreigt.

Overwegingen

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft besloten om ten aanzien van asielzoekers Noord-Irak een afwijkend beleid te voeren ten opzichte van het beleid dat ten aanzien van andere Irakese asielzoekers wordt gevoerd. In haar brief van 23 januari geeft zij namelijk aan dat categoriale bescherming voor de andere delen van Irak wel is geïndiceerd. Het is echter de vraag of de stabiliteit en de veiligheidssituatie in Noord-Irak daadwerkelijk zodanig verschilt van die in de rest van Irak dat een afwijkend beleid gerechtvaardigd zou zijn. Het is wat dat betreft tekenend dat er nog maar kort geleden grote aanslagen gepleegd op de beide Koerdische autoriteiten in Noord-Irak, met honderden doden en gewonden als gevolg. Bovendien vormt de mate van autonomie die aan de Koerdische regio's toegekend zou moeten worden een zeer controversieel punt in de discussie die wordt gevoerd over de toekomstige staatsstructuur van Irak. Indien deze kwestie niet goed opgelost wordt, kan dit tot toenemende spanningen leiden tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Irak, wat ook gevolgen zal hebben voor de veiligheidssituatie in Noord-Irak. Verder is van belang dat de UNHCR gedwongen terugkeer naar Irak afwijst, en daarbij geen uitzondering maakt voor Noord-Irakezen. Dit standpunt wordt door andere Europese landen gevolgd. Ook de autoriteiten in Irak hebben laten weten dat de tijd nog niet rijp is voor grootschalige terugkeer, daar dit een extra belasting voor Irak zou vormen. Het is vreemd dat juist Nederland een uitzonderingspositie in Europa denkt te moeten innemen en het standpunt van de UNHCR en de Irakese autoriteiten doorkruist, terwijl Nederland tegelijkertijd intensief betrokken is bij de wederopbouw in Irak.

Uitvoerbaarheid van terugkeer

Gezien de problemen die in het verleden gespeeld hebben rondom de toegang tot Noord-Irak van afgewezen asielzoekers, had het voor de hand gelegen dat de Nederlandse overheid goede afspraken zou hebben gemaakt met de autoriteiten in Noord-Irak over de wijze waarop de terugkeer van afgewezen asielzoekers zou moeten plaatsvinden, teneinde te voorkomen dat er mensen afgewezen worden en op straat gezet worden die om technische redenen (nog) niet terug kunnen keren.

Standpunt van de Kurdistan Regional Government

Om hierover duidelijkheid te verkrijgen heeft de Stichting INLIA contact opgenomen met de heer Burhan Jaf, hoofd van de vertegenwoordiging in Brussel van de Kurdistan Regional Government in Erbil (Noord-Irak). De heer Jaf liet ons desgevraagd het volgende weten:


1. De Nederlandse overheid heeft geen afspraken gemaakt met de Kurdistan Regional Government over de terugkeer van de mensen waarvoor het vertrekmoratorium is beëindigd. Er is zelfs niet met de vertegenwoordiging van de KRG overlegd over beëindiging van het vertrekmoratorium en de consequenties daarvan.

2. De KRG is niet bereid mee te werken met gedwongen terugkeer.
3. De KRG is alleen bereid mee te werken met vrijwillige terugkeer indien er sprake is van een substantieel reïntegratieprogramma voor de terugkeerders.

4. Voor ieder geval van (vrijwillige) terugkeer naar Noord-Irak dient toestemming gevraagd te worden aan de KRG.

5. Onder de huidige omstandigheden dient terugkeer naar Noord-Irak niet (over land) via derde landen zoals Syrië of Turkije plaats te vinden, maar direct naar een van de twee operationele vliegvelden in Noord-Irak.

Conclusie

De gronden waarop de Nederlandse overheid de beslissing heeft genomen het vertrekmoratorium te beëindigen voor asielzoekers uit Noord-Irak en hen geen categoriale bescherming te verlenen zijn onvoldoende steekhoudend. Gezien de precaire situatie in Noord-Irak en de nog onzekere toekomst van de staat Irak als geheel, het standpunt van de UNHCR en de Irakese autoriteiten en het beleid van andere Europese landen had het meer voor de hand gelegen om (vooralsnog) bescherming te continueren aan asielzoekers uit Noord-Irak.

Daarnaast blijkt uit de informatie van de heer Jaf dat de Nederlandse overheid opnieuw een beslissing heeft genomen dat een grote groep Irakezen zou moeten terugkeren, zonder er eerst voor te zorgen dat deze terugkeer ook daadwerkelijk technisch gerealiseerd kan worden. De Stichting INLIA vindt dit een buitengewoon kwalijke zaak. Uit de uitkomsten van het debat rondom het nieuwe terugkeerbeleid en de pardonregeling bleek dat de Rijksoverheid bereid was weer verantwoordelijkheid te nemen voor de terugkeer van afgewezen asielzoekers. In de toekomst zou het niet meer voorkomen dat gemeenten (op straat) met de resultaten van een falend terugkeerbeleid worden geconfronteerd. In dit kader past het niet dat de Rijksoverheid ten aanzien van een grote groep asielzoekers beslist dat zij terug zouden moeten keren, en aanvangt met het op straat zetten van mensen uit die groep, terwijl (nog) niets is geregeld om de terugkeer van deze mensen mogelijk te maken.

Drs R. Zuidema
Stichting INLIA, Groningen
26 maart 2004