Gemeente De Ronde Venen
Beperkingen hinderlijke kat opgeheven
30-03-2004
Het college van B&W van De Ronde Venen trekt de eerder opgelegde
beperkingen in de bewegingsvrij-heid van een Mijdrechtse kat in. Het
college volgt hiermee het advies van de commissie voor Bezwaar- en
beroepschriften. Die commissie kan zich overigens voorstellen dat de
bewuste kat op termijn alsnog als hinderlijk dier zou worden
aangewezen, als zou komen vast te staan dat deze kat in onevenredige
mate overlast veroorzaakt.
In oktober 2003 had het college van burgemeester en wethouders van De
Ronde Venen besloten een Abessijnse kat in de gemeente aan te wijzen
als hinderlijk dier. Het college had dit besluit genomen omdat een
klacht was binnengekomen over de overlast die de kat al geruime tijd
bij de buren veroor-zaakte. De klacht van de buren betrof onder meer
het uit de keuken van die buren wegnemen van vlees, het doden van
vissen uit de vijver en het opjagen van vogels in een volière.
Uit politiegegevens, zogeheten mutaties, bleek dat de wijkagent
hierover sinds oktober 2002 contact heeft gehad met de eigenaar van de
kat.
Op grond van artikel 2.4.20 van de Algemene plaatselijke verordening
had de gemeente in oktober 2003 het besluit genomen om op te treden
tegen de hinder die de Abessijnse kat bij de buren veroorzaakte, door
de bewegingsvrijheid van de kat te beperken. Het dier mocht buiten het
huis van de eigenaar, al-leen in een kooi in de tuin van de eigenaar,
of aangelijnd in die tuin of op de openbare weg komen. De eigenaar van
de kat heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
De commissie voor Bezwaar- en beroepsschriften is na behandeling van
het bezwaarschrift en het ho-ren van zowel de eigenaar van de kat als
de gemeente tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijzen waren
om de beperkingen aan de kat op te leggen. Naast de politiemutaties
van de wijkagent waren er geen andere schriftelijke bewijzen voor
extreme mate van overlast. Daarom heeft de commis-sie geadviseerd de
aan de kat opgelegde beperkingen op te heffen. Het college van B&W
heeft dit ad-vies overgenomen en de eigenaar van de kat hierover
geïnformeerd.
Verder merkt de commissie voor Bezwaar- en beroepsschriften nog op dat
het op zichzelf mogelijk is een dergelijke maatregel uit te vaardigen
voor een kat. Naar aanleiding van wat op de hoorzitting naar voren is
gebracht, kan de commissie zich zelfs voorstellen, dat dit op termijn
voor de onderhavige kat zou kunnen gebeuren, wanneer objectief en
onomstotelijk zou komen vast te staan dat de kat in oneven-redige mate
overlast veroorzaakt.