Ministerie van Financiën

De voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

FIPULI 2004-130 M

Onderwerp

Wet Waardering Onroerende Zaken

In mijn brief van 23 december jl. heb ik u laten weten in het voorjaar het bestuurlijk overleg met de Nederlandse Vereniging van Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen over de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) voort te zetten. Dit overleg heeft 17 maart jl. plaatsgehad. In deze brief deel ik u de uitkomsten van dit overleg mee.

De drie partijen hebben in het vorige bestuurlijk overleg de intentie uitgesproken dat zij een gezamenlijke inspanning zullen plegen om de taakstelling van ¤ 60 miljoen uit het Hoofdlijnenakkoord per 2006 te realiseren. Een aantal voorstellen voor aanpassing voor wet- en regelgeving die bijdragen aan de taakstelling zijn inmiddels voor advies voorgelegd aan de Raad van State, opdat uw Kamer deze voorstellen voor de zomer kan behandelen en de wijzigingen per 2005 in werking kunnen treden. De drie partijen zijn het erover eens dat uit dit wetsvoorstel voortvloeiende besparingen kunnen leiden tot een verlaging van het macro kostenforfait per 2005. Over de omvang van deze verlaging bestaat nu echter geen overeenstemming. De VNG stelt zich op het standpunt dat deze verlaging circa ¤ 10 miljoen bedraagt. Naar mijn mening kan een grotere verlaging plaatsvinden, met name als de gemeenten optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de (voorgestelde) regelgeving biedt voor modelmatige waardebepaling, samenwerking tussen gemeenten en het gezamenlijk waarderen van bijzondere objecten.

In het vorige bestuurlijk overleg heeft de Unie van Waterschappen ingestemd met het voorstel voor een andere afbakening van gebouwd en ongebouwd in de Waterschapswet met daaraan gekoppeld een besparing van ¤ 10 miljoen. Op verzoek van de Unie van Waterschappen is dit voorstel uiteindelijk niet in de voorgestelde wetswijziging opgenomen. In het bestuurlijk overleg van 17 maart jl. heeft de Unie van Waterschappen aangegeven nog steeds van mening te zijn dat met een wijziging van gebouwd en ongebouwd in de Waterschapswet een besparing mogelijk is, maar dat daarvoor gezocht moet worden naar een juiste vormgeving. De Unie van Waterschappen zal hiertoe met nadere voorstellen komen.

De Waarderingskamer heeft advies uitgebracht over de generieke waarderingsvrijstelling van ¤ 30.000 (o.a. ingegeven door de bezorgdheid over OZB-heffing op stacaravans). De Waarderingskamer noemt een aantal bezwaren dat kleeft aan een generieke waarderingsvrijstelling en heeft een alternatief voorstel gepresenteerd. Het voorstel van de Waarderingskamer is om de objectafbakeningsvoorschriften dusdanig te wijzigen dat recreatieterreinen waarop standplaatsen voor stacaravans worden verhuurd voor de Wet WOZ worden aangemerkt als één onroerende zaak. De waardebepaling van het recreatieterrein vindt plaats op basis van de exploitatiemogelijkheden. De exploitant wordt aangeslagen als eigenaar en gebruiker en rekent deze lasten tot zijn exploitatielasten. De partijen in het bestuurlijk overleg hebben ingestemd met dit voorstel van de Waarderingskamer. Ik streef ernaar dit voorstel mee te nemen in een aanpassing van de Wet WOZ per 1 januari 2005.

De ambtelijke werkgroep WOZ-verbetervoorstellen is verzocht de mogelijkheden van breder gebruik van WOZ-gegevens nader uit te werken. In het bestuurlijk overleg is door alle partijen geconcludeerd dat het breder gebruik van WOZ-gegevens perspectief biedt. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van WOZ-waarden voor de bepaling van planschade, de verstrekking van (tweede) hypotheken en het huurprijsbeleid. Naar uitbreiding van de WOZ-waarde voor het successie- en schenkingsrecht zal nader onderzoek worden gedaan. Belangrijke voorwaarde voor breder gebruik is dat er jaarlijkse waardering plaatsvindt waardoor er sprake is van meer actuele WOZ-waarden. Het wetsvoorstel voorziet daarin. Met het breder gebruik zijn voordelen te behalen van enkele tientallen miljoenen, die deels zullen neerslaan als maatschappelijke besparingen. Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft advies uitgebracht over breder gebruik. In het bestuurlijk overleg hebben de drie berokken partijen op basis hiervan geconcludeerd dat de mogelijkheden van breder gebruik kunnen worden uitgewerkt onder de voorwaarde dat WOZ-gegevens niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt die tot marktverstoring leiden. Breder publiek gebruik van WOZ-gegevens lijkt mogelijk als de Wet WOZ daarop wordt aangepast. Daarmee zou ook de algemene openbaarheid van (bepaalde) WOZ-gegevens in het vizier komen.

Er is overeenstemming bereikt over het voorstel voor waardeklassen. Dit voorstel zal nader worden uitgewerkt, zodat dit bij de overgang naar jaarlijkse waardering in 2007 kan worden geïmplementeerd. Met de introductie van waardeklassen is, afhankelijk van de precieze vormgeving, naar mijn inschatting een substantiële besparing te realiseren. De precieze omvang van de besparing zal bij de uitwerking nader moeten worden geduid.

In het overleg heeft de VNG voorgesteld om in de toekomst de Benchmark WOZ-kosten een normatief karakter te geven. Eén idee dat in het overleg naar voren kwam, is om uit de best practices een norm af te leiden die vervolgens leidend is voor de hoogte en de verdeling van het macro kostenforfait. In de uitwerking zou rekening moeten worden gehouden met de verschillen tussen groepen van gemeenten en het aantal objecten per gemeente. Met dit voorstel krijgen gemeenten een verdere prikkel tot doelmatigheid. Veel is uiteraard afhankelijk van uitwerking, maar aanzienlijke besparingen lijken mogelijk. Uitgaande van de Benchmark WOZ-kosten gebaseerd op 120 gemeenten en de daarbij gehanteerde grootteklasse zou bijvoorbeeld een normering op de kosten van de best practices per grootteklasse tot een besparing leiden van tientallen miljoenen.

Resumerend kan op basis van het overleg ten aanzien van de taakstelling van ¤ 60 miljoen per 2006 het volgende beeld worden gegeven. Zoals ik al eerder opmerkte leidt de invoering van het wetsvoorstel al per 2005 tot een verlaging van het macro kostenforfait. Op de omvang van deze besparing zal in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel nader worden ingegaan. Mogelijk dat de nadere uitwerking van het objectafbakeningsvoorstel voor gebouwd en ongebouwd voor de waterschapsomslagen bij kan dragen aan een verdere verlaging van de WOZ-kosten. Voorts constateer ik dat er nog perspectieven zijn voor de invulling van de taakstelling aanwezig zijn. Tegelijkertijd constateer ik dat het overleg met de VNG en de Unie van Waterschappen moeizaam verloopt. Mijn inzet blijft echter om het rijksaandeel (40% in WOZ-kostenverdeelsleutel) van de taakstelling, zijnde ¤ 24 miljoen in 2006, te realiseren.

Mr. drs. J.G. Wijn