Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken
en WerkgelegenheidDirectie
Communicatie

30 maart 2004

Nr. 04/068

Zelfstandige bestuursorganen moeten huisvestingsbeleid beter verantwoorden

De zelfstandig bestuursorganen (zbo s) moeten hun huisvestingsbeleid uitgebreider en meer doorzichtig gaan verantwoorden. De minister zal zich meer dan tot nu toe laten ondersteunen door de Rijksgebouwendienst bij de beoordeling van de huisvestingsplannen. Daarnaast krijgen de Raden van Advies bij de zbo s een stevige signaleringsfunctie. Dit schrijft minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de problemen rond de huisvesting van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zoals besproken tijdens het Kamerdebat van 19 februari.

Minister De Geus gaat de zelfstandige bestuursorganen die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, strakker aansturen, zo blijkt uit de brief. Naast het UWV zijn dat de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De balans tussen de (eind)verantwoordelijkheid van de minister en de zelfstandigheid van het bestuursorgaan wordt opnieuw vormgegeven. Transparantie staat hierbij voorop. Daarnaast moeten de zelfstandige bestuursorganen zich ervan bewust zijn dat ze werken met publiek geld en dat ze daarom soberheid moeten betrachten. De Raden van Advies van de zelfstandige bestuursorganen krijgen een zwaardere rol in het toezicht. De Raad van Bestuur moet jaarlijks over de adviezen en signalen van de Raad van Advies rapporteren aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het externe toezicht op de zelfstandige bestuursorganen blijft in handen van de Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI). Indien daartoe aanleiding is, zal de minister de IWI een onderzoek laten doen naar de bedrijfsvoering.

De minister vindt het noodzakelijk dat de informatieverstrekking van de zelfstandige bestuursorganen betrouwbaar en volledig is, en niet voor twijfel vatbaar. De bestuursorganen moeten gaan werken met een meerjarenplan waarin de uitgangspunten van het huisvestings- en investeringsbeleid zijn vastgelegd en het aspect van soberheid expliciet naar voren komt. Aan dit brede meerjarenplan, met een toekomstvisie op de organisatie, wordt een meerjarenplan huisvesting gekoppeld dat de bestuursorganen elk jaar voor 1 oktober aan de minister moeten sturen. Het meerjarenplan huisvesting vormt de basis voor de toetsing van concrete huisvestingsbeslissingen. Beslissingen worden daardoor veel transparanter.