Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Postbus 90801
2509 LV Den Haag Stichting van de Arbeid Anna van Hannoverstraat 4 Postbus 90405 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33
2509 LK DEN HAAG

Uw brief Ons kenmerk
SV/AL/04/22873

Onderwerp Datum
duurzaamheidscriterium in het nieuwe 30 maart 2004
arbeidsongeschiktheidstelsel

In ons gesprek op 23 maart jl. heb ik toegezegd de overwegingen van het kabinet om het SER-advies over een onderdeel van het arbeidsongeschiktheidscriterium, te weten het duurzaamheidscriterium niet over te nemen, schriftelijk uiteen te zetten.

Op twee andere onderdelen van het arbeidsongeschiktheidscriterium zijn het kabinet en de SER het eens. In de eerste plaats betreft dit de invulling van "volledige arbeidsongeschiktheid". In de tweede plaats bestaat overeenstemming over het hanteren van verdiencapaciteit om arbeidsongeschiktheid te bepalen.

Het kabinet heeft de overwegingen van het SER-advies zeer zorgvuldig bestudeerd. De SER heeft in zijn advies "Verdere uitwerking WAO-beleid" een nadere invulling gegeven van het begrip duurzaamheid. Dit heeft ertoe geleid dat de SER van mening is dat ook personen met "een geringe kans op herstel" in beginsel toegang krijgen tot de regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Het kabinet heeft evenwel geconstateerd dat de SER geen concrete invulling heeft gegeven aan "geringe kans". Dit gegeven leidt er in de ogen van het kabinet toe dat een inschatting moet worden gemaakt welk van de in het SER-advies gepresenteerde ramingen het meest waarschijnlijk is.

In de raming van de gevolgen van het arbeidsongeschiktheidscriterium van de SER is uitgegaan van de volgende scenario's. Wat betreft de instroom is onderscheid gemaakt tussen een lage instroom (66.000 per jaar) en een hoge (80.000 per jaar). Wat betreft de inschatting van het begrip duurzaamheid is allereerst uitgegaan van wat bekend is over de feitelijke blijfkans van volledig arbeidsongeschikten in de WAO na vijf jaar. Van alle WAO-ers die na twee jaar ziekte volledig arbeidsongeschikt worden bevonden, is 54% na vijf jaar nog steeds volledig arbeidsongeschikt. Dit feitelijke gegeven is de basis geweest voor twee duurzaamheidsscenario's.
In het eerste scenario is verondersteld dat personen van wie niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat ze duurzaam arbeidsongeschikt zijn, in eerste instantie in geen enkel geval toegang krijgen tot de IVA; in dat geval is verondersteld dat de instroom in de IVA 44%


2

bedraagt van de huidige instroom van volledig arbeidsongeschikten. Het tweede scenario gaat er van uit dat volledig arbeidsongeschikten in eerste instantie het voordeel van de twijfel krijgen indien de duurzaamheid niet onomstotelijk vaststaat; in dit scenario is de initiële instroom dus hoger dan 54% en verondersteld op 65% van de huidige instroom van volledig arbeidsongeschikten.

De raming in het SER-advies is gebaseerd op een duurzaamheidskans van 54%. De redenering hierbij is dat het op statistische en beleidsmatige gronden weinig plausibel wordt geacht dat in het nieuwe stelsel van arbeidsongeschiktheidsregelingen de blijfkans hoger zal zijn dan in de huidige situatie. De Raad achtte het daarom redelijk om de hoogste blijfkans (de maximumvariant voor de duurzaamheid) te baseren op de huidige situatie (54%). Daarnaast acht de Raad een basisinstroom van 66.000 personen aannemelijker dan een van
80.000. Op basis van deze aannames meent de Raad dat in 2006 een instroom van 20.000 personen mogelijk is.

Het kabinet is van mening dat uitgaan van een initiële maximum duurzaamheidsvariant van
54% niet reëel is. Deze 54% is immers het aantal volledig arbeidsongeschikten dat feitelijk na vijf jaar nog volledig arbeidsongeschikt blijkt te zijn. Dit aantal betekent per definitie, indien ook personen met een geringe kans op herstel worden toegelaten, een hogere initiële instroom, omdat er van de personen die als volledig arbeidsongeschikt instromen, een deel in de eerste periode van vijf jaar weer uitstroomt (omdat men geheel hersteld is of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geworden). Weliswaar kan het omgekeerde ook mogelijk zijn (iemand is eerst gedeeltelijk arbeidsongeschikt en wordt na verloop van tijd volledig arbeidsongeschikt), maar deze omgekeerde beweging is niet verwerkt in de blijfkans van
54%. Per definitie is dus de aanvankelijke instroom van volledig arbeidsongeschikten altijd groter dan het aantal dat na vijf jaar nog steeds volledig arbeidsongeschikt is. Indien derhalve zoals de SER voorstaat ook personen die volledig arbeidsongeschikt zijn en die een geringe kans op herstel hebben in de regeling voor volledig duurzame arbeidsongeschiktheid worden toegelaten, leidt dit er in alle gevallen toe dat de aanvankelijke instroom hoger is dan 54%.

Het kabinet meent daarom dat bij de raming van het SER-criterium het hoge duurzaamheidsscenario van 65% meer realistisch is. Dit scenario leidt bij een basisinstroom van 66.000 personen tot een jaarlijkse instroom in de IVA van 24.200 personen. Bij een basisinstroom van 80.000 personen bedraagt deze jaarlijkse instroom 28.700 personen. Hieruit blijkt dat als de basisinstroom slechts weinig hoger is dan 66.000 personen de doelstelling van een instroom in de IVA van maximaal 25.000 personen in gevaar komt.

De SER heeft derhalve in de ogen van het kabinet geen concrete invulling gegeven aan "geringe kans" en onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat de instroom van volledig duurzaam arbeidsongeschikten in 2006 beperkt kan blijven tot 25.000. Om die reden is het kabinet van mening dat het onverantwoord zou zijn om dit aspect van het arbeidsongeschiktheidscriterium, namelijk het duurzaamheidscriterium van de SER, over te nemen, en houdt het kabinet vast aan het voorgestelde duurzaamheidsbegrip zoals uiteengezet in het kabinetsstandpunt van 12 maart.


3

Het kabinet meent dat voor personen die pas in een later stadium duurzaam arbeidsongeschikt blijken te zijn, tot dat moment een adequate inkomensbescherming geboden wordt door middel van een uitkering op grond van de WGA-regeling. Indien deze personen later alsnog duurzaam blijken te zijn, kunnen zij vanaf dat moment een uitkering op grond van volledig duurzame arbeidsongeschiktheid ontvangen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)