Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de

Tweede KamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 31maart 2004

Behandeld

Pieter de Gooijer


Kenmerk


- DIE/145-04

Telefoon


- 070-3486132


Blad


- 1/20

Fax


- 070- 3484086


Bijlagen


- - Conclusies Europese Raad

-Verklaring inzake terrorismebestrijding

-Toespraak EP-Voorzitter Cox

-Interim-rapport "EU Strategic Partnership with the Mediterranean and the Middle East"


- Pieter-de.gooijer@minbuza.nl


Betreft


- Verslag Europese Raad van 25-26- maart 2004


-
Graag - bieden wiju hierbij- het verslag aan van de bijeenkomst van de Europese Raad die op 25 en 26 maart 2004 in Brussel plaatsvond, en de beantwoording van de vragen en opmerkingen die waren opgenomen in het Verslag van een Schriftelijk Overleg, vastgesteld op 24 maart 2004, welk overleg werd gevoerd over onze brief en bijlagen d.d. 23 maart 2004. Uit dit verslag moge blijken dat de regering bij haar inzet in de vergadering van de Europese Raad rekening heeft gehouden met het gevoelen van de Commissie, zoals verzocht in genoemd Verslag.


- De Minister De Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, voor Europese Zaken,

Dr. B. R. Bot Mr. Drs. A. Nicolaï

Verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel,25-26 maart 2004, en beantwoording van vragen en opmerkingen die waren opgenomen in het verslag van het Schriftelijk Overleg

Inleiding
Van de zijde van leden van de Commissie zijn kritische kanttekeningen geplaatst bij het schriftelijk overleg. Onder meer wordt in het Verslag gesproken van ontbreken van een door de regering geannoteerde agenda en van lacunes in de informatievoorziening; voorts wordt het onbevredigend geacht dat de Kamer niet voorafgaand aan de Europese Raad de reactie van de regering kende op de door de Kamer ingebrachte punten, waardoor de Kamer in feite buiten spel zou staan.

De regering wijst er op dat, sinds in 2002 in Sevilla een nieuwe wijze van voorbereiden van bijeenkomsten van de Europese Raad is overeengekomen, de regering geen door haar geannoteerde agenda's aan de Kamer voorlegt, maar aan de Kamer de complete geannoteerde agenda aanbiedt zoals deze voorligt in de Europese Raad zelf. Deze geannoteerde agenda, die feitelijk de ontwerp-conclusies weergeeft, biedt de meest volledige en heldere informatie over hetgeen tijdens de Europese Raad aan de orde komt.

Deze geannoteerde agenda is in de bedoelde fase (tussen RAZEB en Europese Raad) nog een intern document dat in onderhandeling is, want het bevat de weerslag van de RAZEB die de Europese Raad voorbereidt en kan nog opnieuw in Coreper in bespreking worden genomen. In lijn met de gewenste openheid en optimale communicatie tussen haar en de Kamer, meent de regering dat het zinvoller is de Kamer dit document te verschaffen dan een door de regering opgestelde beschrijving of annotatie. Eveneens in lijn hiermee worden relevante andere documenten verschaft, zoals de persoonlijke uitnodigingsbrief van de Voorzitter.

Voorts wil de regering er op wijzen dat uit het verslag van de RAZEB en uit hetgeen voorafgaand aan de RAZEB tijdens het desbetreffende Algemeen Overleg is besproken over de voorbereiding van de Europese Raad, de Nederlandse inzet duidelijk naar voren komt. Ten aanzien van enkele van de hoofdthema's van deze Europese Raad was bovendien ook eerder al met de Kamer gesproken; verwezen zij bijvoorbeeld naar het Algemeen Overleg dat geheel was gewijd aan de Nederlandse inzet aangaande de Lissabon-strategie.

Dat de Kamer deze keer, anders dan bij een mondeling Algemeen Overleg, voorafgaand aan de Europese Raad geen reactie ontving op de vanuit de Kamer aangedragen punten, beziet de regering in het licht van de onvoorziene, bijzondere omstandigheden van het moment. Zij vraagt daarvoor begrip. De regering ziet er overigens naar uit in de toekomst het goede gebruik van uitgebreid mondeling overleg aan de hand van de relevante documenten met de Kamer voort te zetten.

Benelux/Visegrad-4 voorbereiding
Voorafgaand aan de bijeenkomst van de Europese Raad vond voorbereidend informeel Benelux-overleg plaats, alsmede voor de derde maal een Benelux/Visegrad-4 bijeenkomst. Dit overleg diende er vooral toe de bijeenkomst van de Europese Raad informeel voor te bespreken. Nederland hecht belang aan dergelijk overleg, zowel met België en Luxemburg alsook met de nieuwe Lidstaten. In de uitgebreide Unie kan informeel, niet-geïnstitutionaliseerd overleg met gelijkgezinde partners effectief en efficiënt optreden zeer bevorderen.

Tijdens deze derde bijeenkomst bleek dat de Visegrad-4 partners het gezamenlijke communiqué van de Benelux over opzet en doel van de Mid Term Review van de Lissabon-strategie onderschreven (kopie daarvan ging de Kamer toe); dienovereenkomstig is door België, fungerend Voorzitter van de Benelux, in de Europese Raad de strekking van het communiqué namens de betrokken zeven landen ingebracht. De voorbespreking van de agenda van de Europese Raad concentreerde zich verder op terrorismebestrijding en op de vooruitzichten voor de IGC. Ten aanzien van dit laatste onderwerp viel op dat de Visegrad-4 partners zich positief opstellen jegens de gedachte om in het Verdrag vast te leggen dat de Commissie nog voor een bepaalde periode wordt samengesteld uit 1 Commissaris per Lidstaat, maar daarna uit een kleiner aantal Commissarissen, mits de samenstelling dan de gelijkheid van de Lidstaten respecteert (strikt egalitaire rotatie). Voorts is een eerste, verkennende gedachtewisseling gewijd aan de Commissie-mededeling van februari jl. over de Financiële Perspectieven.

Tripartiete Sociale Top
De Tripartiete Sociale Top kwam voorafgaande aan de ER bijeen. De Top heeft bekrachtigd dat een Europees Partnerschap voor veranderingen noodzakelijk is voor de uitvoering van de Lissabonafspraken. De deelnemende partijen zullen het komende jaar de implementatie van de Lissabon-agenda gezamenlijk ter hand moeten nemen. Commissievoorzitter Prodi benadrukte het belang om met elkaar een open dialoog te voeren. Dit partnerschap moet model staan voor die in de Lidstaten. Een eerste resultaat van dit partnerschap waren de twee rapporten over respectievelijk de implementatie van de Europese werkgelegenheidsstrategie en levenslang leren die de Europese werkgevers- en werknemersorganisaties gezamenlijk hebben opgesteld in aanloop naar deze Top.

De deelnemers waren het er over eens dat het voor de geloofwaardigheid van de Lissabon-strategie nu echt zaak is om woorden in daden om te zetten. Het moet voor bedrijven aantrekkelijker worden om in Europa te investeren. De werkgevers vroegen daarbij vooral aandacht voor voortzetting van de structurele hervormingen op de arbeidsmarkt, investeringen in kennis en innovatie en het terugbrengen van de administratieve lasten. Werknemers maakten zich zorgen over de uit Europa wegtrekkende bedrijven en het daarmee gepaard gaande banenverlies. Ook riepen zij op de balans tussen economisch en sociaal beleid te bewaren.

Minister-President Balkenende onderstreepte het belang van 'commitment' van de sociale partners aan de Lissabon-strategie. Alle partijen moeten hun verantwoordelijkheid nemen om de strategie tot een succes te maken. Dit geldt voor de volle breedte van de Lissabon-agenda. Voorts kondigde de Minister-President aan tijdens het Nederlands Voorzitterschap extra aandacht te zullen schenken aan het terugdringen van administratieve lasten. Nederland zal met Luxemburg aan de Mid Term Review van de Lissabon-strategie werken. Het jaar 2004 mag geen verloren jaar worden voor de strategie.

Tot slot werd de benoeming van Wim Kok als Voorzitter van de High Level Group die de Mid Term Review moet gaan uitvoeren door alle aanwezigen verwelkomd.

Algemeen
In 2000 besloot de Europese Raad in Lissabon voortaan jaarlijks in het voorjaar bijeen te komen om de voortgang te bespreken van de ten uitvoerlegging van de strategie die bij diezelfde gelegenheid werd vastgesteld. Vorig jaar werd de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad overschaduwd door de bespreking van de situatie in Irak. Nederland meent dat de Lissabon-strategie van groot belang is en dat derhalve de voorjaarsbijeenkomsten zich zoveel als mogelijk zouden moeten concentreren op het hoofdthema: de implementatie van de strategie. De regering is daarom verheugd dat het Ierse Voorzitterschap er op goede wijze in is geslaagd tijdens deze Voorjaarsraad weliswaar de noodzakelijke aandacht te besteden aan de terroristische aanslagen van 11 maart in Madrid, maar ook voldoende tijd te besteden aan de centrale thematiek van de Voorjaarsraad.

Deze bijeenkomst van de Europese Raad heeft, zoals blijkt uit de conclusies van het Voorzitterschap, op beide genoemde terreinen en aangaande de Intergouvernementele Conferentie (IGC) belangrijke resultaten opgeleverd.


- Aangaande terrorismebestrijding is een verklaring aangenomen met een groot aantal concrete actiepunten. In het oog springt daarbij onder meer de beslissing een coördinator voor terrorismebestrijding aan te stellen. Deze functionaris kan een belangrijke bijdrage leveren aan de bevordering van samenwerking tussen diensten en instellingen van de Unie en de Lidstaten; hem is gevraagd om voor de volgende bijeenkomst van de Europese Raad in juni een breed actieplan op te stellen. Het is verheugend dat Secretaris-Generaal Solana voor deze functie de heer Gijs de Vries heeft aangesteld.
- Betreffende de Lissabon-strategie heeft de Europese Raad conclusies aanvaard die vrijwel geheel overeenkomen met de voorbereide geannoteerde agenda. De urgentie van implementatie van de tot dusverre gemaakte afspraken, de noodzaak van structurele hervormingen ­waaronder met name ook van de arbeidsmarkt- en de afspraak om, met het oog op de bijeenkomst van 2005 nog dit najaar een Mid Term Review van de strategie uit te voeren, zijn elementen die sterk naar voren komen; deze vallen samen met de Nederlandse inzet. Het is verheugend dat de Europese Raad heeft besloten dat de groep die de Mid Term Review zal voorbereiden onder leiding van de heer Wim Kok komt te staan.
- Aangaande de Intergouvernementele Conferentie (IGC) heeft de Europese Raad geconcludeerd dat niet later dan bij zijn bijeenkomst in juni overeenstemming zou moeten worden bereikt over het Grondwettelijk Verdrag. De regering is positief over de gebleken gezamenlijke wil om de mislukking van december te doen vergeten, maar de Minister-President heeft wel andermaal met grote nadruk gewezen op eerder ingebrachte Nederlandse wensen. Hij heeft daarbij aangegeven dat de politieke wil tot compromissen te komen niet kan worden gelezen als zou Nederland afstand nemen van zijn genoegzaam bekende standpunten.Evenals de volgende ochtend bij de bespreking van de Lissabon-strategie kreeg Pat Cox, de Voorzitter van het Europees Parlement, donderdagmiddag bij de bespreking van terrorismebestrijding de gelegenheid de Europese Raad hierover toe te spreken. Hij steunde, namens het Parlement, de gedachte om 11 maart voortaan tot dag voor de herdenking van terrorismeslachtoffers te bestempelen, een idee dat de Europese Raad heeft overgenomen. Voorts benadrukte hij de noodzaak van snellere implementatie door Lidstaten van Europese wetgeving. In zijn bijdrage aan de bespreking van de Lissabon-strategie wees hij onder meer op de groter wordende achterstand van Europa ten opzichte van de Verenigde Staten. Tenslotte deed hij een klemmend beroep op alle leden van regeringen om actief deel te nemen aan de campagnes voor de Europese Parlementsverkiezingen in juni.

Lissabon-strategie
Doelstellingen en realisme
In het verslag van het schriftelijk overleg wordt de vraag opgeworpen of de regering meent dat het doel van de Lissabon-strategie onrealistisch is. Verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie is niet eenvoudig maar dat acht de regering geen reden om daar niet naar te streven. Net als de Europese Raad, blijft de Nederlandse regering achter de doelstellingen staan. Globalisering en mondiale concurrentie vragen een antwoord op de steeds sneller veranderende wereld om ons heen. De actuele en de toekomstige uitdagingen vergen structurele maatregelen voor duurzaam herstel van onze economie. Als de Unie zich wil kunnen meten met de Verenigde Staten en Japan, moet het concurrentievermogen van de Europese economieën vergroot worden. Slechts door ons welvaartsmodel te moderniseren, kunnen wij het behouden voor de toekomst.

Inspanningen opvoeren
Dit betekent wel dat de Lidstaten, inclusief Nederland, de in het kader van de Lissabon-strategie gemaakte afspraken dienen uit te voeren. De Europese Commissie heeft er in haar Voorjaarsrapport voor de Voorjaarsraad terecht op gewezen dat de EU de Lissabon-doelstellingen in 2010 niet zal behalen als met name de Lidstaten zelf de inspanningen niet opvoeren. Het is niet voor niets dat de Commissie haar Voorjaarsrapport de titel 'Delivering Lisbon' heeft meegegeven.

In deze context dienen ook de door de fracties van de LPF en de SP geciteerde uitlatingen van de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken te worden bezien. Beide bewindslieden hebben de conclusie van de Commissie onderschreven: als wij de inspanningen nu niet opvoeren slagen wij er niet in de structurele problemen van de Europese economieën weg te werken en blijven de Lissabon-doelstellingen in 2010 buiten bereik.

Werking Lissabon-strategie
Niet alleen Nederland, maar ook andere Lidstaten onderschrijven de noodzaak om de inspanningen op te voeren. Het in de Lissabon-strategie verankerde systeem van benchmarks en peer pressure maakt de voortgang (en in sommige gevallen het gebrek daaraan) zichtbaar. Een belangrijk instrument om de voortgang te bevorderen is het identificeren en het gebruiken van best practices. Zo is de door de LPF-fractie gevraagde rol van het Nederlandse Innovatieplatform (de wisselwerking tussen kennisinstellingen, bedrijven en overheid onder leiding van de Minister-President) als aanjager van de Nederlandse kenniseconomie, een voorbeeld van een "goede praktijk" die door verschillende Lidstaten en op Europees niveau (European Technology Platforms) wordt nagevolgd.

De werking van de Lissabon-strategie komt verder tot uiting in, bijvoorbeeld, de nauwe wisselwerking die in Duitsland bestaat tussen het nationale Duitse herstructureringsprogramma ("Agenda 2010") en de Lissabon-strategie. Ook Frankrijk is bezig met hervorming van de arbeidsmarkt. Het heeft hierover, en over het belang van de sociale dialoog daarbij, een gezamenlijk paper met Nederland geschreven ten behoeve van de Voorjaarsraad. De mening van de VVD-fractie, dat genoemde Lidstaten volstrekt onvoldoende bereid zijn hun economieën te hervormen, wordt door de Nederlandse regering niet onderschreven.

Nederlandse inzet Voorjaarsraad
Ook Nederland heeft in zijn inzet voor de Voorjaarsraad een focus aangebracht op de versterking van de economie. De regering probeert de structuur van de economie te versterken en het innovatieve vermogen van Nederland te vergroten. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn werkgelegenheid en de hervorming van de arbeidsmarkten (uitvoeren van de aanbevelingen van het rapport Kok), een beter functionerende interne markt voor diensten (politiek akkoord over de kaderrichtlijn diensten voor de volgende Voorjaarsraad), minder maar betere regels (aandacht voor de invloed van regels op het concurrentievermogen en vermindering van administratieve lasten), betere en snellere omzetting van Europese regels, en versterking van de kenniseconomie. De Nederlandse regering constateert met voldoening dat haar inzet vrijwel volledig wordt gereflecteerd in de conclusies van de Voorjaarsraad.

Interne Markt voor diensten
Uit de prioriteiten van de Nederlandse inzet vraagt de CDA-fractie specifiek naar de impact van de kaderrichtlijn voor diensten. De Europese Raad acht totstandkoming van een interne markt voor diensten prioritair. Voortvarende behandeling van de Commissievoorstellen daarvoor is een belangrijk accent van het Nederlands Voorzitterschap. Uw Kamer kan binnenkort een BNC-fiche van de concept-richtlijn interne markt voor diensten tegemoet zien. Hierbij gaat tevens een begeleidende brief, die ingaat op de gevolgen van het voorstel voor de nationale regelgeving en wat de verwachtbare effecten zijn op onderwerpen als economische groei en administratieve lasten. De regering verwacht hiermee tegemoet te komen aan de wens geuit door de CDA-fractie.

Versterken innovatief vermogen
Met betrekking tot het versterken van het innovatieve vermogen van Europa, pleit de Europese Raad in zijn conclusies voor een betere wisselwerking tussen kennisinstellingen en de industrie. Dit sluit aan bij de opmerkingen van uw Kamer, in het bijzonder die van de fractie van het CDA.

De relevante instrumenten in het Zesde Kaderprogramma (zgn. integrated projects en networks of excellence) zijn tamelijk complex, waardoor de deelname van het bedrijfsleven achterblijft. Participatie daarvan is echter cruciaal voor het aanpakken van de Europese paradox: Europa is goed in het doen van onderzoek maar minder goed in het omzetten van onderzoeksresultaten in nieuwe producten door onvoldoende wisselwerking tussen publiek-privaat. Momenteel worden de instrumenten geëvalueerd en wordt bezien hoe zij voor het volgende kaderprogramma beter kunnen worden toegesneden op de R&D-samenwerking tussen kennisinstellingen, universiteiten en het bedrijfsleven.

De regering stelt met voldoening vast dat de Europese Raad voorstellen van de Commissie inwacht over de toekomst van de Europese onderzoeksstructuur, inclusief een mogelijke Europese Onderzoeksraad.

Mid-term review

Net als de CDA-fractie hecht de regering sterk aan een Mid Term Review die de effectiviteit van de uitvoering van de Lissabon-strategie verbetert. Dat komt ook tot uitdrukking in het Benelux communiqué over de Mid Term Review. De Europese Raad heeft de Commissie gevraagd een High Level Group in te stellen met als onafhankelijk voorzitter de heer Wim Kok. Deze High Level Group dient een analyse te maken van de voortgang van de Lissabon-strategie en voor 1 november 2004 een rapport op te stellen met maatregelen die bijdragen aan de verwezenlijking door de Unie van de doelstellingen van de Lissabon-strategie in 2010. In het (openbare) rapport dient onder meer aandacht gegeven te worden aan de mogelijkheden om de methoden van de Lissabon-strategie te verbeteren. Het rapport moet de Raad en de Commissie de mogelijkheid geven de Mid-Term Review voor de Voorjaarsraad van 2005 adequaat voor te bereiden.

Terrorisme en terrorisme-bestrijding
Benoeming van een Anti-terrorisme Coördinator

De Europese Raad besloot, zoals verwacht, tot de instelling van een Coördinator voor het beleid ter bestrijding van terrorisme. In deze functie is de heer Gijs de Vries benoemd. Welhaast alle fracties stelden vragen omtrent taken en inbedding van deze functie.

De nieuwe functionaris moet de diverse EU-activiteiten ter bestrijding van terrorisme beter op elkaar afstemmen en stroomlijnen en toezien op effectieve follow-up van Raadsbesluiten. De Unie kent thans een veelheid aan initiatieven op verschillende deelterreinen. Gezien zijn Unie-brede mandaat kan de Coördinator ook de trait-d'union vormen tussen het interne en externe beleid, waar coherentie en complementariteit de doeltreffendheid van de strijd tegen het terrorisme moeten versterken. Hij zou hierin ook de samenwerking met instellingen als Europol kunnen bevorderen en als aanspreekpunt voor derde landen en internationale organisaties kunnen dienen. Dit is echter nog niet gespecificeerd. De Coördinator krijgt een plaats binnen het Raadssecretariaat en zal intensief moeten samenwerken met de Europese Commissie.

Nederland is verheugd dat over de instelling van de Coördinator overeenstemming is bereikt. De urgentie en het belang van de taken komen ook tot uitdrukking in het feit dat de heer De Vries zijn werk direct, maandag 29 maart, is begonnen. Zijn mandaat acht de regering breed genoeg om een substantiële invulling aan deze taak te geven. Het is in eerste instantie aan Secretaris-Generaal/ Hoge Vertegenwoordiger (SG/HV) Solana om te bezien of en hoe dit later nader gespecificeerd zou moeten worden. Eventueel zou hij daartoe te zijner tijd een voorstel kunnen doen aan de Raad.

Uitwisseling inlichtingen/ versterking operationele samenwerking

De Europese Raad roept op tot betere Europese samenwerkingsverbanden van politie- en veiligheidsdiensten en versterkte samenwerking met Europol. De SG/HV krijgt de opdracht om binnen het Raadssecretariaat de capaciteit te scheppen om inlichtingen over terroristische bedreigingen te verzamelen en te analyseren. Dit spoort met de wens van het CDA en de ChristenUnie om zoveel mogelijk bij bestaande structuren aan te sluiten. Nederland ziet een mogelijkheid tot uitbreiding van het Situation Center (SitCen) van het Raadssecretariaat. Het SitCen, waarin ook Nederland is vertegenwoordigd, verzamelt en analyseert reeds inlichtingen op extern gebied en zou dat ook op het terrein van interne veiligheid kunnen doen. De Anti-terrorisme Coördinator zou hierin betrokken kunnen worden. De SG/HV zal verschillende opties onderzoeken en voorstellen doen aan de Europese Raad van juni.

De Europese Raad wil de uitwisseling en samenwerking tussen inlichtingen­ en opsporingsdiensten intensiveren en de synergieën tussen de verschillende gegevensbestanden verbeteren. De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) moet dit uitwerken. Dit blijft echter binnen Lidstaten een gevoelige zaak. Het is daarom te verwachten dat daarnaast ook in kleinere verbanden Lidstaten die dat wensen zullen samenwerken, zoals bijvoorbeeld in de groep van de vijf landen (Frankrijk, Italië, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Duitsland), die regelmatig met elkaar JBZ-aangelegenheden bespreken, waarnaar de LPF-fractie verwees. Het is belangrijk dat dit soort samenwerkingsverbanden aansluiten bij EU-samenwerking en andere Lidstaten niet uitsluiten. Om de eenheid van het Europese beleid te waarborgen is een grote rol van de Anti-terrorisme Coördinator en van Europol van belang, zoals door de VVD bepleit.

Solidariteitsclausule
Vanzelfsprekend ondersteunt de regering -evenals de meeste fracties dat deden- het signaal van de Europese Raad dat de Unie, haar Lidstaten én de nieuwe Lidstaten solidair zijn met Spanje en de Spaanse bevolking. Mede naar aanleiding van de vragen van de SP-fractie diene dat de Lidstaten zelf bepalen op welke wijze zij vorm geven aan eventuele verzoeken van een Lidstaat om bijstand op basis van deze solidariteitsverklaring.

Vanuit de Unie is er voorts een bescheiden mogelijkheid iets te doen voor de slachtoffers. De Europese Raad heeft ingestemd met het toewijzen van middelen uit de Europese begroting voor 2004, die gereserveerd zijn ten behoeve van slachtoffers van terrorisme. Hiervoor staat een bedrag van 875.000 Euro gereserveerd. Een beroep op het Solidariteitsfonds, zoals door de fractie van de ChristenUnie is geopperd, is evenwel niet mogelijk. Het Solidariteitsfonds voorziet in een tegemoetkoming in de schade geleden in de Lidstaten als gevolg van grote natuurrampen, zoals bij bosbranden en overstromingen.

Implementatie genomen maatregelen
De Europese Raad stelt duidelijke termijnen voor zowel de nationale implementatie van reeds overeengekomen wetgeving als Europese besluitvorming over lopende wetgevingsvoorstellen. Dit komt tegemoet aan de wens geuit door verschillende fracties, waaronder CDA, SGP en ChristenUnie. Het betreft zowel strafrechtsamenwerking als grensbewaking c.q. bestrijding van illegale immigratie. Deze stap komt voort uit de overtuiging van veel Lidstaten dat de Unie al bezig is met een substantieel pakket van maatregelen, maar dat meer vaart achter de uitvoering moet worden gezet.

Dit sluit aan bij de zorg van de Kamer over de Nederlandse implementatie. De regering deelt deze zorg en kent aan de implementatie van deze EU-maatregelen een hoge prioriteit toe. Om op korte termijn tegemoet te komen aan de oproep van de ER aan de Lidstaten om zonder vertraging over te gaan tot nationale implementatie, roept de regering - in het kader van de gedeelde verantwoordelijkheid - de Kamer op de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen betreffende EU-maatregelen voortvarend ter hand te nemen. Wetsvoorstellen als het Europees Aanhoudingsbevel, het kaderbesluit ter bestrijding van terrorisme en het kaderbesluit tot instelling van gemeenschappelijke onderzoeksteams, zijn inmiddels aan het parlement voorgelegd.

Zoals bekend is het besluit tot oprichting van Eurojust inmiddels geïmplementeerd. Eurojust is per 6 maart 2002 van start gegaan. Nederland heeft een nationale vertegenwoordiger benoemd (mr. R.J. Manschot) en maakt gebruik van Eurojust voor de coördinatie bij de opsporing en vervolging van grensoverschrijdende (georganiseerde) misdaad.

De instelling van een score board kan effectiever toezicht op de voortgang van de besluitvorming en implementatie ervan bevorderen, zoals voorgesteld door de SGP. Het Actieplan dat de Europese Raad aannam voorziet in een rapportage aan de Europese Raad van juni as. Daarin zal ook de voortgang van de implementatie aan de orde komen.

Uitwisseling van persoonsgegevens en bescherming ervan

De Europese Raad heeft afgesproken dat de uitwisseling van persoonlijke informatie zoals vingerafdrukken, DNA en visagegevens moet worden verbeterd en dat nationale autoriteiten optimaal toegang tot informatiesystemen moeten krijgen. De Commissie moet hiervoor uiterlijk juni aanstaande met voorstellen komen. Tevens zal worden gewerkt aan een voorstel voor een integraal systeem voor registratie van verloren paspoorten met koppelingen aan netwerken zoals SIS en Interpol. Ook zullen maatregelen voor het gebruik van biometrische kenmerken en uitwisseling van passagiersgegevens worden versneld.

Door diverse fracties, meer in het bijzonder SP en GL, wordt gewag gemaakt van de mogelijke spanning tussen maatregelen ter bestrijding van terrorisme en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De regering is zich ervan bewust dat bij elke maatregel ter bestrijding van terrorisme een afweging gemaakt moet worden tussen enerzijds het ontwikkelen van effectieve instrumenten en anderzijds de gegevensbescherming van de burgers. Het daadkrachtig bestrijden van terrorisme kan immers niet betekenen dat de privacy van de burgers disproportioneel wordt ingeperkt. Ook bij de totstandkoming van nieuwe maatregelen zal de regering aandacht geven aan het bewaren van een evenwicht tussen beide, legitieme belangen.

Internationale samenwerking
De Europese Raad besloot om de samenwerking met derde landen bij terrorismebestrijding verder te versterken. De EU zal in haar relaties met derde landen rekening houden met de wijze waarop deze hun internationale verplichtingen ten aanzien van terrorismebestrijding nakomen. Afhankelijk hiervan wordt een tweeledige aanpak gekozen. Enerzijds zal de Unie landen die bereid zijn tot samenwerking op terrorismegebied met technische assistentie bijstaan, bijvoorbeeld bij invoering van antiterrorisme wetgeving of versterking van financiële systemen. Anderzijds kunnen relaties met landen die onvoldoende bereid zijn noodzakelijke maatregelen te treffen, heroverwogen worden. De EU zal daarbij nauw blijven samenwerken met internationale organisaties waaronder de Verenigde Naties. De regering hecht in dit verband uiteraard eveneens aan de verhouding tussen de EU en de NAVO.

Zoals gevraagd door SGP en SP, blijft nauwe samenwerking met de VS van bijzonder belang. Er bestaan op diverse deelterreinen samenwerkingsverbanden met de VS, en de Europese Commissie onderhandelt in lijn met haar bevoegdheden over een aantal akkoorden zoals het Passenger Name Record en transportveiligheid. De EU heeft recent besloten tot een nieuw overlegorgaan met de VS, op werkniveau, waarin diverse aspecten van interne veiligheid worden besproken.

Bestrijding financiering terrorisme
De Europese Raad onderstreepte het belang van bestrijding van financiering van terrorisme. De Raad gaf aan dat de bestaande instrumenten effectiever ingezet dienen te worden om bezittingen van terroristen, terroristische organisaties en hun financiers aan te pakken en daartoe ook nieuwe maatregelen te ontwikkelen. De Commissie is opgedragen om regelgeving op het gebied van charitatieve instellingen en alternatieve overmakingssystemen te versterken.

Het CDA refereerde aan de EU-bevriezingslijst. Het betreft een maatregel waarmee de EU uitvoering geeft aan VN-Veiligheidsraadresolutie 1373. Deze resolutie roept niet op tot verbodenverklaring. Nationaal wordt wel gewerkt aan wetgeving op basis waarvan het enkele feit van plaatsing op een internationale lijst grond kan zijn voor verbodenverklaring.

Intergouvernementele Conferentie (IGC)
Door de Kamerfracties is een groot aantal vragen gesteld over de stand van zaken in de IGC en de besprekingen hieromtrent op de Europese Raad. Hieronder wordt eerst op de diverse thema's ingegaan, mede aan de hand van hetgeen de Europese Raad heeft opgeleverd. De daarna nog onbeantwoorde specifieke vragen komen vervolgens aan de orde.

Algemeen
Tijdens het diner op donderdag 25 maart hebben de leden van de Europese Raad van gedachten gewisseld over de stand van zaken m.b.t. de onderhandelingen over een grondwet voor de Unie in het kader van de Intergouvernementele Conferentie (IGC). Door de Voorzitter van de Europese Raad, Minister-President Ahern, is aangegeven dat de consultaties uitwijzen dat alle Lidstaten een voorkeur hebben voor een zo spoedig mogelijke afsluiting van de onderhandelingen. De Voorzitter heeft gesteld dat voor alle uitstaande geschilpunten oplossingen haalbaar zijn, mits de politieke wil tot het bereiken van een akkoord bij alle Lidstaten aanwezig is. Het pakket voorstellen dat het Italiaanse Voorzitterschap aan de Europese Raad van december jongstleden heeft voorgelegd, dient daarbij nog steeds als basis van een eventueel akkoord, aangezien het overgrote deel van deze voorstellen op een consensus kan rekenen, aldus de Voorzitter.

Uit de interventies van staatshoofden en regeringsleiders tijdens het diner werd duidelijk dat alle Lidstaten de bereidheid hebben het Ierse Voorzitterschap te ondersteunen in zijn poging de IGC in de eerste helft van dit jaar af te ronden. Tijdens de bespreking was duidelijk sprake van een gezamenlijke behoefte en wil om het project spoedig tot een goed einde te brengen. In de conclusies van het Voorzitterschap is daarover vastgelegd dat dit niet later dan bij gelegenheid van de juni bijeenkomst van de Europese Raad zou moeten zijn.

Stemmenweging in de Raad van Ministers
Volgens Minister-President Ahern moet een oplossing voor het vraagstuk van de stemmenweging in de Raad van Ministers gevonden worden op basis van het systeem van dubbele meerderheid, zoals dat in het Conventie-resultaat staat weergegeven. De nieuwe Spaanse regering en ook Polen lijken bereid dit principe te aanvaarden, hetgeen het bereiken van een oplossing haalbaar zou moeten maken. Er zal echter in de komende tijd nog verder gesproken moeten worden over de exacte modaliteiten van het systeem van dubbele meerderheid. Het valt niet uit te sluiten dat een uiteindelijk akkoord hierover een wijziging van de percentages vereist (volgens het Conventie-resultaat is 50% van de Lidstaten en 60% van de bevolking nodig voor het aannemen van een besluit). Tijdens het diner is hierover niet verder in detail gesproken. Voor Nederland geldt dat een lichte aanpassing van het systeem acceptabel is, indien zulks noodzakelijk blijkt voor het bereiken van een akkoord. Dit mag echter niet leiden tot een onevenredige verzwaring van de besluitvorming.

Samenstelling van de Commissie
Minister-President Ahern zegt mogelijkheden te zien om een compromis te smeden tussen de Lidstaten die vast wensen te houden aan het principe van één Commissaris per Lidstaat en de Lidstaten die voorstander zijn van het reduceren van de omvang van de Commissie. Vermoedelijk zal dit compromis daaruit bestaan, dat gedurende een lange overgangsperiode (bijvoorbeeld tot 2014) sprake zijn zal van één Commissaris per Lidstaat, waarna vervolgens ­ conform het reeds beslotene in het Verdrag van Nice ­ automatisch wordt overgegaan tot een gereduceerde Commissie, waarbij rotatie op basis van gelijkwaardigheid plaatsvindt. In toenemende mate lijkt een dergelijk compromis te kunnen rekenen op de steun van alle Lidstaten; in dit verband zij ook verwezen naar hetgeen hierboven is vermeld over het Benelux/V-4 overleg. De Nederlandse regering is bereid een dergelijke oplossing in overweging te nemen. Zij zal ieder mogelijk compromis beoordelen op de mate waarin zowel de representativiteit als het effectief en collegiaal functioneren van de Commissie wordt verzekerd.

Minimum aantal EP-zetels en preambule
M.b.t. het minimum-aantal EP-zetels denkt het Ierse Voorzitterschap aan een kleine verhoging. Dit komt tegemoet aan een verlangen van de kleinste Lidstaten (Luxemburg, Malta, Cyprus). Naar de regering verwacht, zal deze gedachte van het Voorzitterschap waarschijnlijk op consensus kunnen rekenen.

Preambule
Door sommige ER-leden is in de afgelopen maanden de wenselijkheid van het opnemen van een verwijzing naar de Joods-Christelijke waarden in de preambule ter sprake gebracht. Het Italiaanse Voorzitterschap heeft er jongstleden december voor gekozen geen voorstel tot wijziging van de preambule te doen. Het meende dat deze kwestie zodanig contentieus is, dat het te verkiezen valt de tekst van de preambule niet te amenderen. Ook het Ierse Voorzitterschap lijkt deze mening toegedaan. Tijdens het dinergesprek op donderdag is niet inhoudelijk over het ontwerp-verdrag gesproken en Minister-President Balkenende heeft deze kwestie, ook indachtig het gevoelen van de meerderheid van de Kamer, niet aan de orde gesteld.

Reikwijdte besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid- Bij de reikwijdte van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid is in de IGC door verscheidene Lidstaten uitgesproken dat handhaving van unanimiteit geboden is op een aantal terreinen waar de Conventie-uitkomst onverkort aanstuurde op besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid. Onder andere bij sociaal beleid en sociale zekerheid, fiscaliteit en bij de eigen middelen hebben sommige Lidstaten concrete bezwaren geformuleerd tegen een ongeclausuleerde overgang naar besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid.-

Van Nederlandse zijde is in de afgelopen maanden gezegd te hechten aan de vooruitgang die door de Conventie is geboekt, hoewel ook Nederland op een enkel punt de - voorlopige - handhaving van unanimiteit wenst (zie hieronder). Het Ierse Voorzitterschap wil een oplossing zoeken die tegemoet komt aan de concrete punten van zorg van Lidstaten, zonder het belang van slagvaardige besluitvorming in de Unie uit het oog te verliezen. In de komende maanden zal de reikwijdte van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid nog onderwerp van onderhandeling zijn.

De Nederlandse prioriteiten-
Minister-President Balkenende heeft tijdens het werkdiner steun uitgesproken voor afronding van de IGC onder het Ierse Voorzitterschap. Daarbij heeft hij wel gesteld dat een uiteindelijk compromis tegemoet dient te komen aan de legitieme wensen van alle Lidstaten. In de discussie is door hem nadrukkelijk en expliciet gewezen op de twee belangrijkste Nederlandse desiderata, te weten: handhaving van unanimiteit bij de besluitvorming over de Financiële Perspectieven en aanpassing van de besluitvorming inzake de buitensporig-tekortprocedure in het Stabiliteits- en Groeipact.

De Minister-President heeft in dit verband duidelijk gemaakt dat de wens tot handhaving van unanimiteit voor de Financiële Perspectieven voortvloeit uit de extreme nettobetalingspositie van Nederland. Wanneer een oplossing wordt gevonden voor dit probleem (bijvoorbeeld in de vorm van een Generiek Correctie Mechanisme of "netto begrenzer") kan Nederland met een overgang naar besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid instemmen. Met betrekking tot de Nederlandse wens inzake de buitensporig-tekortprocedure is het de partners bekend dat deze voortvloeit uit de gang van zaken tijdens de ECOFIN-raad van november 2003, waar Commissie-aanbevelingen inzake de buitensporige tekorten van Frankrijk en Duitsland terzijde zijn geschoven.

Er is tijdens het diner niet inhoudelijk door anderen ingegaan op de Nederlandse desiderata. Wel is ook de dag erna bemerkt dat de partners zich goed bewust zijn van de Nederlandse positie. Ook gedurende de afgelopen maanden zijn zowel op ambtelijk als op politiek niveau de Nederlandse wensen onder de aandacht gebracht in diverse hoofdsteden. Hieruit komt een krachtenveld naar voren dat niet gunstig is. Met name een aanpassing van de buitensporig-tekortprocedure ligt uiterst gevoelig, zeker ook in Parijs en Berlijn. Er zal dus nog veel werk verzet moeten worden om op deze punten tot een vergelijk te komen.

Overige vragen
Enkele vragen van de fracties zijn niet ter sprake gekomen in bovenstaande. Voor zover dat het geval is worden deze hieronder specifiek behandeld.

Het CDA wenst vast te houden aan het systeem van dubbele meerderheid in het geval van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming. De regering is met de leden van deze fractie van mening dat inderdaad vastgehouden dient te worden aan de systematiek van de dubbele sleutel voor het bepalen van de stemmenweging. Daarbij zal zowel het aantal Lidstaten als de bevolkingsomvang als sleutel dienen. Voorts deelt de regering de visie van deze fractie, zoals hierboven reeds aangegeven, dat eventuele verhogingen van de drempels ten opzichte van de uitkomsten van de Conventie kritisch moeten worden bezien.

De fractie van de VVD roept de regering op te pleiten voor directe verkiezing door het Europees Parlement van de Voorzitter van de Commissie, die tevens als permanente Voorzitter van de Europese Raad kan fungeren. Nederland heeft eerder in zowel Conventie als in de IGC gepleit voor een directe verkiezing van de Commissie-voorzitter door het Europees Parlement, waarna de Europese Raad zich over de verkozen Commissie-voorzitter zou moeten uitspreken. Dat voorstel is slechts ten dele overgenomen: het ontwerp-verdrag bepaalt dat het Europees Parlement de Commissie-voorzitter verkiest, evenwel op voordracht van de Europese Raad. Op aandringen van Nederland is daarom nog ter versterking van de positie van het Europees Parlement een specifieke verklaring tot stand gekomen die de rol van het Europees Parlement bij de benoeming van de Commissie-Voorzitter verder onderbouwt. De regering deelt voorts de mening dat de mogelijkheid behouden moet blijven dat op termijn de Commissievoorzitter tevens Voorzitter van de Europese Raad kan zijn. De thans voorliggende teksten laten deze mogelijkheid open. De regering zal zich ervoor inzetten om deze punten veilig te stellen in de IGC.

De fractie van de LPF vraagt specifiek naar het vervangen van de term "grondwet" door het meer gangbare "verdrag". In de IGC is ook aandacht besteed aan deze kwestie. Officieel is er dan ook sprake van een verdrag, nl. het Verdrag strekkende tot de totstandkoming van een Europese grondwet. Niettemin is het aannemelijk dat in het gangbare taalgebruik toch de term "grondwet" gebruikt zal worden, temeer omdat in de verdragstekst zelf regelmatig expliciet gesproken wordt van 'Europese grondwet'. Overigens benadrukt de regering dat deze naamgeving niets afdoet aan de status van dit verdrag, dat onderworpen is aan het reguliere internationale verdragsrecht.

De fractie van GroenLinks vraagt om een transparant onderhandelingsproces, opdat de inzet van de regering op een adequate manier kan worden gecontroleerd. De regering hecht grote waarde aan de voortdurende dialoog met het parlement over deze IGC. Zowel in de IGC, alsook in de Conventie heeft de regering het parlement steeds uitvoerig geïnformeerd door middel van veelvuldige rapportages en toezending van relevante stukken. In de eerste maanden van 2004 heeft geen plenair onderhandelingsproces plaatsgevonden, hetgeen zich heeft vertaald in een beperktere informatiestroom richting het parlement. Wanneer de onderhandelingen weer op gang komen, zal de regering de eerdere praktijk van uitvoerige informatieverstrekking vanzelfsprekend weer voortzetten.

De fractie van de SGP verzoekt de regering zich sterk te maken voor de aanscherping van de passerelles, in die zin dat instemming van alle parlementen benodigd is voordat de Raad bevoegdheden van de Unie kan uitbreiden. De regering onderstreept dat de passerelle-bepaling zoals deze is opgenomen in het verdrag geen mogelijkheid biedt tot het uitbreiden van de bevoegdheden van de Unie. De passerelle is alleen gericht op wijziging van de besluitvormingsmodaliteit, te weten de overgang van besluitvorming bij unanimiteit naar besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid. In de teksten zoals deze aan het einde van 2003 voorlagen aan de IGC is de betrokkenheid van nationale parlementen verzwaard in die zin, dat thans elk parlement de mogelijkheid heeft om een voorgenomen gebruik van de passerelle te blokkeren. Hoewel de regering zulks een onnodige verzwaring van de procedure vindt, zal de regering zich tegen deze mogelijkheid uiteindelijk niet verzetten.

Uitbreiding
Roemenië
Het uitbreidingsproces stond niet op de agenda van Europese Raad van 25 en 26 maart. In de Europese Raad kon derhalve geen gevolg gegeven worden aan de vraag van de CDA-fractie om de Commissie een opdracht tot heroriëntering van de onderhandelingen te geven. Wel heeft de regering haar ernstige zorgen aangaande Roemenië kenbaar gemaakt aan Roemenië zelf tijdens een korte bilaterale ontmoeting en marge van de debriefing door het Voorzitterschap voor de drie Kandidaat Lidstaten.

De Nederlandse regering acht de voortgang die Roemenië boekt bij de overname en met name implementatie van het EU- acquis zorgelijk, maar meent dat opschorting van de onderhandelingen eerder contraproductief zou kunnen werken. Juist nu moet Roemenië worden aangemoedigd voort te gaan met de strategie inzake hervorming van het gerechtelijk apparaat en het actieplan dat de Roemeense regering heeft opgesteld als reactie op het rapport-Nicholson.

De Nederlandse regering meent dat Roemenië de vele, benodigde hervormingen nu met kracht door moet voeren, met name op het gebied van versterking van de administratieve capaciteit en de bestrijding van corruptie en schendingen van de vrijheid van de pers.

Turkije-Cyprus
De in december te nemen besluiten over het al dan niet openen van toetredingsonderhandelingen met Turkije stonden niet op de agenda van deze Europese Raad, waardoor de Nederlandse regering geen direct gevolg aan het verzoek van de VVD-fractie heeft kunnen geven om in de Europese Raad te spreken over het belang van het bereiken van een akkoord aangaande de kwestie Cyprus, en het belang van het voldoen aan de politieke Kopenhagen criteria.

De opmerkingen in het Verslag van het Schriftelijk Overleg reflecteren de inhoud van de motie Van Bommel / Van Baalen. Naar aanleiding van deze motie heeft de Nederlandse regering tijdens het debat over uitbreiding op 19 november 2003 reeds gesteld zover nu niet te willen gaan. Er bestaat geen formele koppeling tussen de kwestie Cyprus en het besluit al dan niet de onderhandelingen met Turkije te openen. Het uitblijven van een oplossing voor de kwestie Cyprus zou de besluitvorming over Turkije wel kunnen compliceren.

Conform het besluit van de Europese Raad van Kopenhagen 2002 wacht Nederland het rapport van de Europese Commissie af van najaar 2004 op basis waarvan de Europese Raad in december 2004 besluit of Turkije aan de politieke Kopenhagen-criteria voldoet. De Nederlandse regering wenst nu niet vooruit te lopen op deze beslissing.

In de conclusies van het Voorzitterschap is een passage over Cyprus opgenomen die het belang van het bereiken van een akkoord in het kader van de thans plaatsvindende besprekingen onderstreept.

Laken 10
In de marge van de Europese Raad voerden de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Europese Zaken een gesprek met Commissaris Verheugen. Aan de Commissaris is verzocht om tijdig voor de RAZEB van april te laten weten voor welke van de toetredende landen en voor welke sectoren vrijwaringsmaatregelen getroffen moeten worden op de datum van toetreding. Verheugen zegde zulks toe. Hij voegde daaraan toe dat de monitoring van de implementatie in de nieuwe Lidstaten, die door en onder verantwoordelijkheid van de lijncommissarissen werd uitgevoerd, thans indiceerde dat slechts weinig maatregelen nodig zouden zijn. Op dit moment worden alleen maatregelen in 1 sector (voedselveiligheid) in vier landen overwogen.

Financiële Perspectieven-
De Europese Raad nam een procedurele conclusie aan betreffende de verdere besprekingen van de Commissie mededeling uit februari jl. over de volgende Financiële Perspectieven (FP's). De regering acht het positief dat het tijdschema voor de totstandkoming van de nieuwe FP's is bevestigd.

Extern beleid-
Midden-Oosten

In navolging van de RAZEB van 22 maart jl. onderstreepte de Europese Raad dat het recht van Israël om zijn burgers te beschermen tegen terrorisme binnen de kaders van het internationale recht moet worden uitgeoefend en veroordeelde hij de liquidatie van Sheikh Yassin. Overeengekomen is om nader te bezien op welke wijze de Unie onder de gewijzigde omstandigheden concreet kan bijdragen aan (een begin van) uitvoering van de Roadmap, die de basis blijft voor een vreedzame oplossing in de regio.

Israëlische terugtrekking uit de Gaza-strook zou volgens de Raad een significante stap in de goede richting kunnen zijn mits deze plaatsvindt in het kader van de Roadmap en een twee Staten-oplossing, niet gepaard gaat met een verschuiving van nederzettingen-activiteit naar de Westelijke Jordaanoever en vergezeld gaat van een georganiseerde overdracht van bevoegdheden aan de Palestijnse Autoriteit (PA), alsook van Israëlische steun bij de wederopbouw van Gaza. De Unie is bereid de PA verder te ondersteunen bij de orde- en rechtshandhaving in de Palestijnse gebieden, waartoe de EU Speciale Vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten, samen met de Commissie, aanbevelingen voor concrete steunverlening zal doen.

De regering deelt de zorg die de Kamer heeft ten aanzien van het Midden-Oosten conflict. Het vredesproces bevindt zich in een diepe impasse. De regering veroordeelt de buitengerechtelijke doding van de geestelijk leider van Hamas, Sheikh Yassin, en deelt de visie, zoals naar voren gebracht door GroenLinks en de SP, dat deze Israëlische actie het vredesproces ondermijnt. Nederland heeft de aanslag op Sheikh Yassin en zeven andere Palestijnen veroordeeld en gewezen op de nadelige gevolgen voor het vredesproces. Zoals de SGP-fractie terecht vaststelt, heeft Israël het recht zich te verdedigen tegen Palestijnse terreuraanslagen. Hamas is in belangrijke mate verantwoordelijk voor deze aanslagen en Israël heeft zonder twijfel het recht om tegen deze organisatie en haar leiding op te treden. De regering blijft van mening dat Israël daarbij wel de kaders van het internationale recht dient te respecteren. De regering heeft de Israëlische ambassadeur hier ook op aangesproken. Tijdens het bezoek van eerste ondergetekende aan Israël zal de kwestie van buitengerechtelijke dodingen ook ter sprake komen. Van Amerikaanse zijde is overigens aangegeven dat over de liquidatie van Sheikh Yassin geen voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met Washington.

De regering deelt het standpunt van de LPF over eenzijdige kritiek op Israël niet. De afgelopen jaren heeft de EU immers in niet mis te verstane bewoordingen de Palestijnse terreuraanslagen veroordeeld en misstanden aan de kant van de Palestijnse Autoriteit aan de kaak gesteld. In reactie op het standpunt van GroenLinks dat er geen intensivering heeft plaatsgevonden van de inspanningen om een oplossing van het conflict te bewerkstelligen en op de vragen van D66 welke initiatieven de EU zal ondernemen, wil de regering graag wijzen op de voortdurende inspanningen die de Unie richting de strijdende partijen onderneemt. De regering verwijst naar meerdere EU-verklaringen, waarin de partijen er op gewezen worden dat het gewelddadige conflict alleen middels een hervatting van het politieke proces kan worden opgelost. De EU roept hen op de wapens neer te leggen, de politieke dialoog te hervatten en de Roadmap te implementeren. Overigens komt de Roadmap grotendeels uit Europese koker. De regering ziet een belangrijke rol voor het Kwartet weggelegd, onder meer in de vorm van een internationaal monitoring-mechanisme. De EU staat klaar om de partijen te helpen het conflict op vreedzame wijze op te lossen. Dat zal ook de boodschap zijn die eerste ondergetekende tijdens zijn rondreis in het Midden-Oosten aan zijn gesprekspartners zal overbrengen. Nederland zal als EU-voorzitter hoge prioriteit blijven geven aan het zoeken naar een oplossing van het Midden-Oosten conflict.

De oproep van GroenLinks om over te gaan tot sancties tegen Israël wordt niet door de regering gesteund. De regering is van oordeel dat sancties in de vorm van (dreiging met) opzegging van het Associatie-akkoord in de huidige omstandigheden niet aan de orde zijn en geen effectieve bijdrage leveren aan het zoeken naar een oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten. Integendeel, de politieke dialoog met Israël dient optimaal benut te worden om met de Israëlische regering open en waar nodig in kritische zin te spreken over de situatie in de regio. Een dergelijke stap zou bovendien miskennen dat de liquidatie van Sheikh Yassin een reactie vormt op ernstige vormen van terreur van de kant van Hamas.

Voor wat betreft de vraag van GroenLinks inzake stopzetting van militaire transporten door de EU vanuit Israël, alsmede van militaire transporten via Nederlands grondgebied van en naar Israël, verwijst de regering naar de schriftelijke beantwoording van vragen dienaangaande van GroenLinks (vergaderjaar 2002-2003, nr. 71). Kern van de beantwoording luidde dat de EU-lidstaten gezamenlijk terzake reeds een restrictief beleid hanteren t.a.v. Israël. Graag verwijst de regering ook naar de brief inzake doorvoer via Nederland van strategische goederen naar Israël (buza020209). Doorvoerzendingen afkomstig uit EU- en NAVO-landen worden marginaal getoetst op deugdelijkheid van de papieren en een evt. omleidingsrisico. Alle doorvoerzendingen naar Israël die afkomstig zijn uit andere landen dan EU-partners, NAVO-bondgenoten of Zwitserland, Australië, Nieuw Zeeland of Japan worden aan het ministerie van Buitenlandse Zaken voorgelegd ter toetsing aan de criteria van het wapenexportbeleid. Een dergelijke toetsing zal onder de huidige politieke omstandigheden in Israël en de regio in beginsel tot een negatief resultaat leiden. De Nederlandse regering ziet in de buitengerechtelijke doding van Sheikh Yassin geen aanleiding om dit beleid te wijzigen.

Bredere Midden-Oosten regio

De Europese Raad bevestigde dat naast blijvende aandacht voor het Israelisch-Palestijnse conflict, de Unie verder moest werken aan versterking van de dialoog en samenwerking met de Arabische en islamitische wereld, mede ter bevordering van politieke hervormingen in betrokken landen. In dit licht werd het interim-rapport inzake het "EU Strategic Partnership with the Mediterranean and the Middle East" verwelkomd, waarover besluitvorming is voorzien bij de Europese Raad in juni; dit rapport is als bijlage aan deze brief toegevoegd.

De Regering deelt de visie van de fractie van GroenLinks dat de EU waar mogelijk aansluiting moet zoeken bij hervormingsinitiatieven die uit de regio zelf voortkomen. Hervormingen dienen niet van buiten te worden opgelegd. Het bovengenoemde interim-rapport bevat het kader waarbinnen de EU wil werken aan de verdere verbetering en verdieping van de relaties met de Arabische wereld. De EU zal bij de uitwerking van deze beleidagenda de komende periode nauw afstemmen en coördineren met o.a. betrokken Arabische landen en de VS.

EU - Syrië

De Ministers van Buitenlandse Zaken bespraken tevens de onderhandelingen met Syrië over een Associatie-overeenkomst, waarbij werd overeengekomen dat nader gekeken zal worden naar versterking van de non-proliferatieclausule in deze overeenkomst, zoals door o.a. Nederland bepleit.

De oproep van de SGP-fractie om ten aanzien van Syrië een koppeling te leggen tussen het Associatie-akkoord en de houding van Syrië jegens Israël steunt de regering niet. De onderhandelingen die momenteel met Syrië worden gevoerd over de aangescherpte voorwaarden van de EU alvorens tot ondertekening van het Associatie-akkoord kan worden overgegaan, zijn intensief. De regering is van mening dat een verdieping van de relaties tussen de EU en Syrië op de langere termijn juist een positieve uitwerking op het Syrische ­ Israëlische conflict kan hebben. Tot slot is de regering van mening dat het Israëlisch ­ Syrische conflict in een allesomvattend vredesakkoord dient te worden opgenomen, zoals is voorzien in de derde fase van de Roadmap.

Irak

De Europese Raad verwelkomde de overeenstemming tussen de partijen in Irak over de interim-grondwet (Transitional Administrative Law) en over de voorziene VN-rol bij de vorming van een Iraakse interim-regering per 1 juli a.s. en bij de voorbereiding van uiterlijk in januari 2005 te houden verkiezingen in Irak. De Raad benadrukte dat een sterke, door de VN Veiligheidsraad gesteunde, VN-rol essentieel is voor het welslagen van het politieke transitieproces in het land. De EU is vastberaden het Iraakse volk te blijven ondersteunen bij de politieke en economische wederopbouw van hun land. HV Solana en de Commissie zullen verder werken aan een middellange-termijnstrategie voor de relaties van de Unie met Irak.

Afghanistan

De Europese Raad verwelkomde de Duitse bereidheid om als gastheer op te treden voor de internationale conferentie over Afghanistan op 31 maart en 1 april, waaraan door Nederland zal worden deelgenomen door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en benadrukte het belang van vrije en eerlijke verkiezingen dit jaar. De Raad wees op de lange-termijn betrokkenheid van de Unie bij de ontwikkeling van dit land en riep de Lidstaten op tot nieuwe bijdragen op het gebied van wederopbouw en veiligheid.

Kosovo

Mede op basis van de bevindingen van HV Solana en Commissaris Patten tijdens hun bezoek aan Kosovo op 24 maart jl., veroordeelde de Europese Raad het recente etnisch-gemotiveerde geweld en riep hij met name het Kosovo-Albanese leiderschap op de verantwoordelijken te vervolgen en nieuw geweld te voorkomen. Tevens werden de autoriteiten in Kosovo opgeroepen direct verantwoordelijkheid te nemen voor de noodzakelijke herstelwerkzaamheden in Kosovo en de terugkeer van ontheemden. De Unie zal blijven bijdragen aan de uitvoering van het "standards before status"-beleid en de bevordering van een multi-etnisch Kosovo.

De regering deelt de zorgen van CDA en GroenLinks over de situatie in Kosovo, die eens te meer de noodzaak van blijvende aandacht voor de Balkan aantoont, zoals ook geconstateerd is in de Notitie Regionale Benadering Westelijke Balkan, die op 11 maart 2004 naar de Kamer is gezonden (TK 29 487, nr. 1). Het door GroenLinks genoemde gebrek aan etnische verzoening en onderling contact tussen beide gemeenschappen in Kosovo is ook een grote zorg voor de VN (UNMIK), NAVO (KFOR) en de OVSE. De OVSE-missie is sinds 2000 actief op het gebied van integratie van minderheden in Kosovo, terwijl UNMIK in 2002 de 'Strategy for Sustainable Returns' lanceerde. In juli 2003 verklaarden de Provisional Institutions for Self-Government (PISG) van Kosovo zich bereid hieraan mee te werken. Echter verzoening en tolerantie tussen verschillende gemeenschappen blijkt in Kosovo een moeizaam proces. Voorbeelden als het multi-etnisch bedrijf in het industriële mijnencomplex Trepca in Mitrovica, waarbij in het bestuur zowel Serviërs als Albanezen zijn vertegenwoordigd, zijn helaas nog schaars. Ook de mate van bewegingsvrijheid voor Serviërs in Kosovo en de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden baart de regering zorgen.

Juist het - ook door GroenLinks geconstateerde ­ gebrek aan verzoening, integratie van minderheden en hervormingen maakt dat de internationale gemeenschap prioriteit moet blijven verlenen aan uitvoering van het "standards before status"-beleid van UNMIK. Het onder de huidige omstandigheden prioriteit verlenen aan de statuskwestie, zoals door GroenLinks voorgesteld, zou de aandacht en energie afleiden van de broodnodige politieke en economische hervormingen (inclusief terugkeer van vluchtelingen), die Kosovo tot een stabiel en welvarend gebied moeten maken en nieuw geweld moeten voorkomen. De internationale gemeenschap zal Kosovo moeten blijven bijstaan in dit proces. Daarnaast dient verdere voortgang te worden gemaakt met de dialoog tussen Belgrado en Pristina, over o.a. kwesties als het lokaliseren van vermiste personen dat een belangrijk onderdeel van het verzoeningsproces vormt; de werkgroep over vermiste personen kwam onlangs voor het eerst bijeen.

Kosovo zal hoog op de agenda staan tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap, tijdens welke ook verkiezingen in Kosovo zijn voorzien. Belangrijke instrumenten van het EU-beleid ten aanzien van Kosovo zijn het hulpprogramma in het kader van CARDS (EU is de grootste donor in Kosovo) en het zgn. "Stabilisation and Association Tracking Mechanism", dat tot doel heeft wet- en regelgeving te harmoniseren met Europese standaarden. Streven naar een versterkte en meer coherente EU-rol ten aanzien van Kosovo is mede van belang vanuit het perspectief dat Kosovo's toekomst in Europa ligt.

Rusland

De Europese Raad onderstreepte het belang van een open, stabiel en democratisch Rusland en verwelkomde president Poetins toezeggingen inzake versterking van het meerpartijenstelsel, ontwikkeling van een "civil society" en eerbiediging van de persvrijheid. De Raad bevestigde tevens het belang van een strategisch partnerschap met Rusland en benadrukte in dit verband de noodzaak van onvoorwaardelijke uitbreiding per 1 mei a.s. van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst met de toetredende landen.

Tenslotte

Over de Nederlandse inzet in de Mensenrechtencommissie en inzake de deelname van Birma aan het ASEM-proces ontvangt u een separate brief.

===