Ministerie van Justitie

Inspannen tegen XTC: eerste meting

Stand van zaken 2002 nota "Samenspannen tegen xtc"

J. Snippe, A. Kruize, B. Bieleman
Intraval, Groningen/Rotterdam, 2003

Bestellingen: Intraval, tel. 050 3134052, e-mail: info@intraval.nl Kenmerk: EWB 02.035d

Samenvatting

De nota 'Samenspannen tegen XTC' bevat een breed scala aan beleidsvoornemens om te komen tot een aanzienlijke reductie van de productie van en handel in XTC. In de nota is een groot aantal actiepunten genoemd die ertoe moeten leiden dat de XTC-productie en - handel in Nederland beter dan voorheen wordt aangepakt en de pakkans van overtreders sterk wordt vergroot.
Om de uitvoering van de nota te volgen is een set van indicatoren ontwikkeld. In de eerste meting is aan de hand van deze indicatoren de stand van zaken in 2002 weergegeven. Bij de indicatoren is onderscheid aangebracht tussen de inspanningen die als gevolg van de actiepunten in de XTC-nota door de actoren zijn ondernomen (input en proces) en de resultaten daarvan (output en outcome). De gegevens voor de indicatoren zijn afkomstig uit registraties. Bij de procesindicatoren is gebruik gemaakt van enquêtegegevens. Uit de eerste meting blijkt dat de actiepunten uit de nota grotendeels zijn uitgevoerd en gerealiseerd. Om vast te kunnen stellen of de geïntensiveerde aanpak van XTC succesvol is zijn meerdere metingen en aanvullend onderzoek nodig.

Inspanningen
In 2002 is de capaciteit van de bij de opsporing en vervolging van de XTC-productie en -handel betrokken instanties nagenoeg verdubbeld. De extra menskracht is met name ingezet bij de vijf door de politie opgerichte XTC-teams, FIOD-ECD, de Douane en de Koninklijke Marechaussee (Kmar). Bij de overige instanties - het Openbaar Ministerie (OM), de rechterlijke macht, het Nederlands Forensisch Instituut, de Ambassaderaad en de politieliaisons - heeft eveneens een uitbreiding van de capaciteit plaatsgevonden.
Behalve een toename van de controle- en opsporingscapaciteit is ook de informatiepositie bij zowel de Douane als FIOD-ECD versterkt. Bij de Douane is deze gericht op het verbeteren van de controlemogelijkheden op XTC aan de buitengrens. De uitbreiding van FIOD-ECD heeft vooral betrekking op verbeteringen in de opsporing van precursoren, oftewel de grondstoffen die nodig zijn voor de productie van synthetische drugs.
Met herhaalde enquêtes onder alle bij de XTC-aanpak betrokken partners worden de ontwikkelingen op het gebied van de samenwerking gevolgd. Uit de eerste meting blijkt dat de frequentie waarmee wordt samengewerkt sterk varieert, van enkele keren per jaar tot dagelijks. Op een schaal van 1 tot 10 scoort het belang dat de betrokken organisaties hechten aan de samenwerking gemiddeld een 6. De waardering van de kwaliteit van de samenwerking scoort gemiddeld een 7. Daarnaast is gebleken dat de bereikbaarheid van de samenwerkingspartners goed wordt beoordeeld. De kwaliteit van de informatieuitwisseling en de samenwerking bij opsporingsonderzoeken is volgens de samenwerkingspartners voor verbetering vatbaar. De medewerkers van het KTZ/USD hebben het breedste samenwerkingsverband, waarbij de samenwerking minder intensief is. Het belang dat zij aan deze samenwerking hechten is gemiddeld het hoogst.

Resultaten
De outputindicatoren laten zien dat de productie van de bij de handhaving en opsporing betrokken instanties in het algemeen is toegenomen. Er zijn onder andere meer controles uitgevoerd, meer onderzoeken gestart, meer (internationale) samenwerkingsverbanden gerealiseerd en de kennis en informatiepositie over XTC en precursoren is verbeterd.
Voor het volgen van de ontwikkelingen op de XTC-markt, die mede door de extra acties uit de nota mogen worden verwacht, zijn diverse outcome-indicatoren ontwikkeld. Deze outcome-indicatoren beslaan, evenals de XTC-nota, een breed gebied en bieden de mogelijkheid tot het volgen van een breed scala van ontwikkelingen op de XTC-markt die mogelijk kunnen optreden als gevolg van de geïntensiveerde XTC-aanpak. De indicatoren zijn niet direct afgeleid uit de XTC-nota, omdat de nota geen expliciete doelstellingen voor de te boeken resultaten bevat. Na overleg met de begeleidingscommissie hebben de onderzoekers aangegeven welke resultaten te verwachten zijn, onderverdeeld naar aanbodzijde en vraagzijde. Deze verwachtingen kunnen worden beschouwd als een eerste aanzet om de doelstellingen te operationaliseren. De outcome-indicatoren laten zien dat in 2002 onder meer sprake is van meer inbeslagnames van XTC (pillen, poeders en pasta) en van bulkchemicaliën, meer ontmantelde productieplaatsen in Nederland en minder milieudumpingen dan in de tijd ervoor. Het gaat hier om een startmeting over het jaar 2002. Een deel van de gegevens is niet bekend uit de jaren voor 2002. De gegevens zullen pas betekenis krijgen in het licht van vervolgmetingen.

Aanbevelingen
Op basis van de bevindingen uit deze eerste meting wordt in dit rapport een aantal aanbevelingen gedaan.
Geadviseerd wordt, zoals ook in de nota staat vermeld, in ieder geval twee vervolgmetingen te laten uitvoeren door een onafhankelijke onderzoeksinstelling. In 2004 kan een tussenmeting plaatsvinden, aangevuld met een verdieping op enkele onderwerpen waarmee reeds in 2003 kan worden begonnen. In 2006 kan de eindmeting worden uitgevoerd, waarin gegevens voor alle indicatoren worden verzameld en interviews met betrokkenen worden gehouden.
Aanbevolen wordt om de verwachtingen ten aanzien van de resultaten van de XTC-nota verder te expliciteren en te specificeren en, waar nodig, de kwaliteit van indicatoren te verbeteren. Aangeraden wordt om te concentreren op de belangrijkste te verwachten resultaten. Deze zijn onder te verdelen in resultaten aan de aanbodzijde en aan de vraagzijde. Deze verwachtingen dienen in aanvullend onderzoek ter toetsing te worden voorgelegd aan de bij de uitvoering betrokken instanties. Zij dienen vast te stellen of deze verwachtingen overeenstemmen met de impliciete doelstellingen van de nota. Bij de verdieping moet worden gedacht aan interviews met in Nederland opgepakte verdachten om na te gaan of zij betrokken zijn bij de productie, facilitering, distributie en/of handel in XTC of precursoren. Naast interviews met verdachten wordt geadviseerd om ook nader onderzoek te doen naar de beschikbare gegevens over de verdachten. Verder is het raadzaam aanvullende gegevens te verzamelen over productieplaatsen (zowel in Nederland als in het buitenland) om informatie te verkrijgen over plaats, schaal en dergelijke van de productie. Ten slotte wordt aanbevolen medewerkers te interviewen van onder meer de Douane en de politie om inzicht te verkrijgen in de trends in de handel van zowel de grondstoffen als de midden- en eindproducten.

Volledig rapport (in pdf)

WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@minjus.nl Redacteur: Hans van Netburg

Laatst gewijzigd: 31-03-2004