Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instellingen

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 2 april 2004

Behandeld


- Esselien van Eerten


Kenmerk


- DVF-IF/052-04

Telefoon


- +31-70-3485162


Blad


- 1/6

Fax


- +31-70-3484803


Bijlage(n)


- 1


- esselien-van.eerten@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen vanhet lid Van Bommel (SP) over de Wereldbank


-

Graag - bieden wiju hierbij- , mede namens de minister van Economische Zaken,de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Van Bommel (SP)over - de Wereldbank. Deze vragen werden ingezonden op - 15 maart 2004met kenmerk - 2030410460.


-
De minister voorDe minister van Financiën,
Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven G. Zalm

Antwoord van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor ontwikkelingssamenwerking en de heer Zalm, minister van Financiën, mede namens de heer Brinkhorst, minister van Economische Zaken op vragen van het lid Van Bommel (SP)over de Wereldbank.

Vraag 1

Deelt u de mening dat het tot de taken van de Nederlandse vertegenwoordiger bij de Wereldbank behoort te controleren of het overkoepelende doel van armoedeverlichting door duurzame ontwikkeling effectief gerealiseerd wordt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven of deze doelstelling in voldoende mate gerealiseerd wordt? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag tevens het rapport dat de evaluatiecommissie Extractive Industries Review 1) voor de Wereldbank schreef, betrekken?

Vraag 2

Onder welke voorwaarden kunnen investeringen door de Wereldbank in de sectoren olie, gas en mijnbouw bijdragen aan armoedeverlichting door duurzame ontwikkeling? Hoe verhoudt uw standpunt zich met de conclusies in het rapport van de evaluatiecommissie voor de Wereldbank? 2)

Vraag 3

Bent u het eens met de conclusie van evaluatiecommissie dat er serieuze hervormingen binnen het beleid van de Wereldbank nodig zijn om het doel van armoedeverlichting door duurzame ontwikkeling te bereiken? 3) Zo ja, welke stappen gaat u nemen om deze hervormingen binnen de Wereldbank te bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet, en kunt u in dat geval aangeven hoe uw antwoord zich verhoudt tot het rapport van de betreffende evaluatiecommissie? 4)

Vraag 4

Deelt u de mening van de evaluatiecommissie dat de Wereldbank bij investeringen in energieproductie en brandstofontginning 5) rekening moet houden met het gevaar van klimaatsverandering? Zo ja, steunt u de huidige verdeling (96% investering in fossiele brandstoffen en 6% investering in duurzame energie) in de energieportfolio van de Wereldbank? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

De Extractive Industries Review (EIR) geeft een antwoord op de vraag of de Wereldbank via activiteiten in de mijnbouw, olie- en gaswinning een bijdrage kan leveren aan duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. Het document staat een alomvattende benadering voor met betrekking tot duurzame ontwikkeling en de rol daarbij van de energiesector. De Nederlandse regering heeft met belangstelling kennis genomen van de bevindingen van de EIR en consulteert thans met een groot aantal actoren teneinde een standpunt te bepalen. De vraag of de Wereldbank energieportfolio anders moet worden ingevuld, komt in deze gesprekken uitvoerig aan de orde.

Bij de definitieve standpuntbepaling van de regering zal de officiële reactie van de Wereldbank (voorzien in mei a.s.) worden meegenomen.

De Nederlandse bewindvoerder bij de Wereldbank, die naast Nederland ook een kiesgroep van 11 landen vertegenwoordigt, ziet er voortdurend op toe dat activiteiten van de Wereldbank op effectieve wijze bijdragen aan armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. Bij beoordeling van potentiële activiteiten weegt de Bank ex ante de ontwikkelingsimpact van het voorstel. De in Extractive Industries Review genoemde safeguards policies spelen hierbij een voorname rol. De Bank heeft een eigen onafhankelijke eenheid voor monitoring en evaluatie, Operations Evaluation Department (OED), dat jaarlijks een Report on Operations Evaluation en een Review of Development Effectiveness publiceert. OED rapporteert rechtstreeks aan de Raad van Bewindvoeders, die het werk van OED overziet middels het Committee on Development Effectiveness (CODE). Dit comité bestaat uit acht bewindvoeders, waaronder de Nederlandse bewindvoerder. De Nederlandse regering juicht de sterk toegenomen aandacht voor effectiviteit van ontwikkelingsactiviteiten binnen de Bank toe en zal blijven aandringen op verdere verbetering.

Na verschijning van de officiële reactie van de Wereldbank, zal ook in de Raad van Bewindvoerders een formele discussie over de aanbevelingen van de EIR worden gevoerd.

Vraag 5

Kunt u een uitgesplitst overzicht geven van de financiële bijdragen van Nederland aan de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds?

Antwoord

In 2003 heeft Nederland een bijdrage van ¤ 143,5 miljoen aan Wereldbank/IDA overgemaakt. Tevens werd via trustfunds ruim ¤ 165 miljoen bijgedragen aan Wereldbank programma's en activiteiten. De bijdrage aan IMF programma's en activiteiten bedroeg in 2003 ¤ 10,9 miljoen. Naast deze jaarlijkse bijdragen staat Nederland bij de Wereldbank garant voor ¤3,4 miljard (waarvan ¤ 200 miljoen is betaald) en voor ¤10,5 miljard bij het IMF.

Vraag 6

Bent u bereid in een brief aan de Kamer het Kabinetsstandpunt over het rapport van evaluatiecommissie kenbaar te maken? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

De Kamer zal, zodra een afgerond Kabinetsstandpunt is geformuleerd, hierover worden geïnformeerd. In deze brief zal ook nader worden ingegaan op de vragen 1 tot en met 4.


1) Striking a better balance: the Extractive Industries Review


- http://www.eireview.org/EIR/eirhome.nsf/(DocLibrary)/0CE5D11BE6EDFF7C85256DF000269C9D/$FILE/Exec%20Summary%2026%20Nov.pdf


2) ibid. vol I p. vii "Extractive Industries Review believes that there is still a role for the World Bank Group in the oil, gas, and mining sectors-but only if its interventions allow extractive industries to contribute to poverty alleviation through sustainable development. And that can only happen when the right conditions are in place. The three main enabling conditions are:
* pro-poor public and corporate governance, including proactive planning and management to maximize poverty alleviation through sustainable development;
* much more effective social and environmental policies; and
* respect for human rights."


3) Ibid. Vol I p. viii


4) ibid. vol I p. xii "At the moment, the WBG is not set up to effectively facilitate and promote poverty alleviation through sustainable development in extractive industries in the countries it assists."


5) Ibid. vol I p. xiii

===