Gemeente Utrecht

Toelichting op besluiten van het college van burgemeester en wethouders

6 april 2004

Persconferentie naar aanleiding van de collegevergadering om 16.00 uur in de perskamer van het stadhuis.


1. Looptijd horecavergunning drie jaar
Exploitanten van horecabedrijven in Utrecht krijgen voortaan een vergunning voor drie jaar. Daardoor is het mogelijk regelmatig te kijken of de horecavoorziening nog voldoet aan de regelgeving. Vergunningen worden nu afgegeven voor onbepaalde duur. Het verlengen van de vergunning wordt eenvoudiger en goedkoper. Ook als een leidinggevende wijzigt geldt het goedkopere legestarief. Nieuwe vergunningen (nieuwe bedrijven of nieuwe ondernemer) worden duurder. Het college van b & w stelt dit voor aan de gemeenteraad in de Horecaverordening 2004.

De raadscommissie voor Bestuur en Veiligheid had bij de behandeling van de gemeentebegroting 2003 gevraagd de leges voor het bijschrijven van leidinggevenden op horeacavergunningen te heroverwegen. Tot nu toe wordt een dergelijke aanvraag beschouwd als een nieuwe vergunningaanvraag en moet de hele procedure worden doorlopen. De raadscommissie gaf indertijd ook aan de hele verordening te herzien in verband met de wenselijkheid van een vergunningstelsel voor drie jaar, het opnemen van vervalgronden en het aanscherpen van de weigerings- en intrekkingsgronden. Er was ook actualisatie en afstemming met andere regels nodig. Zo is nu het terrassenreglement in de horecaverordening opgenomen. De huidige horecaverordening dateert van 1993.

In de nieuwe verordening wordt voorgesteld het systeem van vrije sluitingstijden te handhaven. Het college heeft onderzocht of voor horecabedrijven in woonwijken vaste sluitingstijden moeten worden ingevoerd. Na overleg met de politie stelt het college voor de burgemeester de bevoegdheid te geven om in een bepaald gebied sluitingstijden op te leggen als dat naar haar oordeel nodig is met het oog op de openbare orde, veiligheid, gezondheid of het woon- en leefklimaat. Een dergelijke maatregel kan zowel bestaande als nieuw te vestigen horecabedrijven in een gebied treffen. De leges voor de horecavergunningen moeten kostendekkend worden Er komen nieuwe tarieven voor horecaleges, seksinrichtingen en speelautomatenhallen.


2. Woonmallontwikkeling op bestaande woonboulevard Naar aanleiding van de resultaten van een uitgebreid haalbaarheidsonderzoek heeft het college geconcludeerd dat een woonmallontwikkeling in Utrecht mogelijk is. Deze zal moeten plaatsvinden ter plaatse van de bestaande woonboulevard Kanaleneiland. De suggestie van een woonmall ten zuiden van de A12, op Westraven, is daarmee van de baan.

Het onderzoek onderstreept dat er een nieuwe impuls nodig is voor de huidige woonboulevard. De marktruimte is hiervoor aanwezig. Zonder zo'n impuls is het risico aanwezig dat het verouderde concept (Kanaleneiland behoort tot de eerste generatie woonboulevards in Nederland) in toenemende mate de invloed ondervindt van de concurrentie op andere plekken in het land. Met alle mogelijke gevolgen van dien voor het stedelijk woondetailhandelsaanbod, de stedelijke economie en de werkgelegenheid.

Een woonmallontwikkeling op Westraven is alleen op een verantwoorde manier te realiseren als de gemeente de regie heeft, onder andere door zelf grond te verwerven. Met de huidige marktomstandigheden blijkt dit op dit moment tot te grote financiële risico's te leiden en te groot tijdverlies. Bovendien, zo concludeert het college, is de aanvankelijke steun voor een ontwikkeling in Westraven vanuit de sector niet meer aanwezig. Er heeft inmiddels een informatiemiddag plaatsgevonden, waar dit nog eens bevestigd is door de sector.

Met de keuze voor een woonmallontwikkeling op de bestaande woonboulevard komt het initiatief voor nieuwe plannen nadrukkelijk bij de marktpartijen zelf te liggen. Binnen de voorwaarden die de gemeente hiervoor binnenkort aan zal geven zijn de marktpartijen uitgenodigd om te komen tot een gezamenlijk initiatief. Een stedenbouwkundig masterplan Kanaleneiland-zuid-Westraven is nu in de maak. Dit masterplan zal ook uitsluitsel geven over de alternatieve functie van het gebied Westraven.


3. Geld- en bankmuseum krijgt bijdrage
Bijna drie jaar geleden hebben de staatssecretarissen van Financiën en van Cultuur groen licht gegeven voor de vestiging van een nationaal Geld- en Bankmuseum in Utrecht. Het college heeft besloten EUR 268.000 beschikbaar te stellen om bij te dragen aan de totstandkoming van het museum in het voormalig Muntgebouw aan de Leidseweg in Utrecht. Dit budget is afkomstig van het GroteStedenBeleid. Al eerder was besloten vanuit het toeristisch budget een bedrag van circa EUR 195.000 beschikbaar te stellen.

Het college vindt het museum een verrijking voor het cultureel- en toeristisch aanbod in Utrecht. Bovendien krijgt het voormalige Muntgebouw met de vestiging van het museum een uitstekende nieuwe invulling. Het museum, dat in 2006 de deuren voor het publiek zal openen, ligt op loopafstand van het station en een deel van het zakencentrum van Utrecht, aan de rand van de wijk Lombok.

In het museum komen de collecties van De Nederlandse Bank (Amsterdam), het Koninklijk Penningkabinet (Leiden) en het Nederlands Muntmuseum (Utrecht) bijeen. Ook blijft de Koninklijke Nederlandse Munt gevestigd in het pand, zodat bezoekers het proces van de muntslag met eigen ogen kunnen waarnemen. Het Geld- en Bankmuseum krijgt hiernaast ook een wetenschappelijke functie. Er zal onderzoek plaatsvinden op het gebied van de numismatiek (muntkunde) en naar verwachting schaart het kenniscentrum zich daarmee aan de internationale top. Het museum verwacht jaarlijks zo'n 60.000 contacten te realiseren. Naast bezoeken aan het museum zullen deze contacten veelal via les- en informatiepakketten en via het internet verlopen.


4. Maatwerk bij vernieuwingsplannen Ondiep
De inspraak op de ruimtelijke visie en het uitvoeringsprogramma "De vernieuwing van Ondiep" hebben niet geleid tot een wijziging van de opzet. Uit de binnengekomen reacties spreekt waardering dat het toekomstpersectief veel aandacht besteedt aan het eigen, dorpse karakter van Ondiep. Die waardering geldt ook het uitgangspunt dat ieder die dat wil in zijn eigen buurt kan terugkomen. Om dit uitgangspunt mogelijk te maken hebben gemeente en woningcorporatie Mitros onder meer afgesproken om in Ondiep een hoger percentage sociale huurwoningen terug te bouwen dan bij andere herstructureringsprojecten.

De visie en het uitvoeringsprogramma " De Vernieuwing van Ondiep" zijn het resultaat van samenwerking tussen gemeente, woningcorporatie Mitros, het welzijnswerk, de provincie Utrecht en een adviesgroep van bewoners. Een belangrijk uitgangspunt is betere huisvesting voor de huidige bewoners van de wijk. Dat geldt ook voor maatregelen om bewoners te helpen hun sociale en economische positie te verbeteren. Daarnaast is van belang dat de provincie Ondiep heeft aangewezen als een proefproject om de wijk op voorzieningenniveau levensloopbestendig te maken.

De inspraakreacties op " De vernieuwing van Ondiep" laten zien dat er veel vragen leven met betrekking tot de keuze voor sloop in plaats van renovatie, met betrekking tot het bouwprogramma, de planning, hulp bij verhuizing, toekomstige huurprijzen en met mogelijkheden om in eigen buurt te blijven wonen. In algemene zin geldt dat bij de keuze voor sloop of renovatie voor woningcorporatie Mitros de toekomstwaarde van woningen een belangrijke rol speelt. Bij al geplande nieuwbouw en renovatieprojecten wordt uitgegaan van betaalbare huren en koopwoningen in de goedkopere prijsklassen. Bovendien wordt waar nodig een casemanager aangesteld om bewoners ondersteuning te bieden bij het zoeken naar een andere woning en de verhuizing. Voorop staat dat een maximale inspanning wordt verricht om iedereen zoveel mogelijk naar wens te huisvesten. Overigens hangt de beantwoording van veel specifieke vragen af van nog uit te werken deelplannen.

Het college van burgemeester en wethouders stelt het presidium van de gemeenteraad voor om de visie, het uitvoeringsprogramma en de beantwoording van de inspraakreacties te bespreken in de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling van 21 april 2004.


5. Recht van Initiatief: Tuin Rotsoord
Stichting BOTH (bewoners en overleggroep Tolsteeg en Hoograven) vraagt in het kader van het recht van initiatief, voor de nieuw op te starten Tuin Rotsoord een bijdrage van de gemeente voor de aanschaf van nieuwe dieren en inventaris. De stichting Nieuw Rotsoord is in oprichting. Met verschillende gemeentelijke diensten moeten nog afspraken gemaakt worden over het gebruik en beheer van de nieuwe tuin. Het college heeft besloten het voorstel voor verder onderzoek en afhandeling door te verwijzen naar de wijkwethouder Spekman van Zuid. Hij zal een besluit nemen over het voorstel als er goede afspraken zijn gemaakt met alle betrokken partijen.


6. Voldoende voor toezicht op bodemsanering
De VROM-inspectie heeft onderzoek gedaan naar het toezicht door de gemeente Utrecht bij de uitvoering van bodemsaneringen in 2002 in Utrecht.

In haar rapportage concludeert de inspectie dat het toezicht door de gemeente Utrecht zowel kwalitatief als kwantitatief voldoende is geweest. De bodemsaneringen die worden uitgevoerd, gaan in het algemeen goed. Het toezicht is ook op een goede manier geregeld. Op enkele punten kunnen er nog wel verbeteringen worden aangebracht. Hiertoe heeft de VROM-inspectie enkele aanbevelingen gedaan. Naar aanleiding daarvan gaat de gemeente maatregelen treffen om het toezicht nog verder te verbeteren. Die maatregelen hebben onder meer betrekking op registratie en verslaglegging van controlebezoeken met behulp van checklists.


7. Sportstichting Vleuten-De Meern opgeheven
Sportstichting Vleuten-De Meern wordt per 30 september 2005 opgeheven. Het Algemeen Bestuur van de stichting zal alle accomodaties en eigendommen overdragen aan de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente.

De voormalige gemeente Vleuten-De Meern had het beheer, onderhoud en exploitatie van haar sportaccommodaties uitbesteed aan de Sportstiching. Bij de herindeling in 2001 heeft de gemeente Utrecht deze constructie overgenomen. Overleg tussen de stichting en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling heeft geleid tot het besluit tot opheffing. Personeel, eigendommen, financiën, contracten en taken van de stichting worden overgedragen.

Hierdoor krijgen verenigingen en huurders van sportaccommodaties in de hele gemeente dezelfde rechten en plichten. Het voordeel voor de huurders is dat zij meer keuzemogelijkheden krijgen.

De tarieven van de accommodaties in Vleuten-De Meern zullen gelijk getrokken worden met de Utrechtse tarieven. Voor sommige verenigingen in Vleuten-De Meern betekent dit een tariefsverhoging, voor andere verenigingen betekent het een verlaging van de huurkosten. De tarieven van de Utrechtse sportzalen liggen hoger dan de tarieven van de Marehal in De Meern en de Fletiohal in Vleuten. De tarieven voor de Utrechtse velden zijn lager. Er zal een overgangsregeling voor de sportzalen worden uitgewerkt om dit gelijk te trekken. De tarieven van deze sporthallen in Vleuten-De Meern zullen jaarlijks stijgen totdat ze in september 2007 gelijk zijn aan de Utrechtse tarieven.

De gemeente Utrecht is bij de herindeling al eigenaar geworden van de sportaccommodaties in Vleuten-De Meern, met uitzondering van de sporthallen Marehal en Fletiohal, deze zijn nog in eigendom van de stichting. De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling heeft per 1 januari 2004 het beheer en onderhoud van de accomodaties al overgenomen. De overdracht zal definitief worden geregeld via een overeenkomst.


8. Meer kantoren bedrijfsterrein Oudenrijn.
Na advies van de Provinciaal Planologische Commissie (PPC) is het ontwerp-bestemmingsplan op een aantal onderdelen aangepast. Zo wordt bij het HOV-knooppunt Oudenrijn ruimte geboden voor de bouw van meer kantoren. Door een wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming bedrijfsdoeleinden, wordt in het hele plangebied de vestiging van kantoren mogelijk. Verder is archeologisch waardevol gebied volledig op de plankaart vastgelegd. Ook op detailniveau zijn enkele wijzigingen aangebracht. Het ontwerp-bestemmingsplan zal binnenkort gedurende vier weken ter inzage liggen.


9. Uitbreiding Grand Hotel Karel V
Op basis van nader locatieonderzoek is het college van burgemeester en wethouders bereid mee te werken aan de uitbreiding Grand Hotel Karel V. De uitbreiding moet een rendabele exploitatie mogelijk maken van dit voor de economie van de stad belangrijke vijfsterren hotel. Op nader onderzoek was aangedrongen door de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling, die niet overtuigd was van de mogelijkheden tot uitbreiding op deze monumentale locatie tussen de Springweg en het Geertebolwerk. Als alsnog in de raadscommissie overeenstemming wordt bereikt over de plek van de uitbreiding, dan kunnen de besprekingen over de door de gemeente te stellen randvoorwaarden worden afgerond. Het gaat daarbij onder meer om afspraken over de openbaarheid en kwaliteit van de tuin en om het parkeren.

Er zijn twee uitbreidingsmogelijkheden onderzocht die allebei voor zowel de Commissie Welstand en Monumenten, het hotel als de gemeente acceptabel zijn. Het college geeft de voorkeur aan het model dat voorziet in twee nieuwe paviljoens aan de oostzijde van de tuin bij de huidige nieuwbouw van het hotel. Het gaat om ruimte voor 22 extra kamers, fitnessruimte, sauna en personeelsvoorzieningen. Het college meent dat dit plan de hovenstructuur van de tuin versterkt en bovendien een lelijke muur aan het zicht onttrekt. Bovendien heeft dit model beperkte schaduw- en zichteffecten voor woningen aan de Zilvergeldstraat. Model twee is één gebouw in vier lagen op de parkeerplaats achter de huidige nieuwbouw. Voor het hotel is dit model uit oogpunt van exploitatie voordeliger, maar deze opzet mist volgens het college de meerwaarde van model 1 en heeft het nadeel van meer schaduw- en zichteffecten voor omwonenden.


10. Nieuwe regels woonboten en recreatievaartuigen Met het vaststellen van een woonboten- en vaartuigenbeleid en de vertaling van dit beleid in de Havenverordening en Havenatlas wil de gemeente geleidelijk aan het ruimtegebruik in en rond het water verbeteren. Nu is het soms zo dat aaneengesloten woonboten en massale oeverbebouwing het zicht op het water belemmeren, waardoor kades en groenstroken niet meer als zodanig worden beleefd.

Het voorstel voor een woonbotenbeleid geeft per locatie duidelijkheid over de maatvoering van de boot, de ruimte tussen de boten en het oevergebruik.

De regels sluiten aan bij het profiel van de waterloop, dat mede wordt bepaald door de bebouwing op de wal, parken en groenstrook. Zo wordt onder andere voorgesteld om op sommige plaatsen drie op andere plaatsen vijf meter tussenruimte tussen boten aan te houden. Dit om vanaf oever of kade beter zicht op het water te krijgen en ook om de brandveiligheid te verhogen. De nieuwe regels maken het mogelijk om in ruil voor inlevering van lengte de hoogte van woonboten te vergroten zodat een extra woonlaag mogelijk wordt. Alleen langs delen van de Leidsche Rijn en de Bilitonkade blijft de maximale hoogte gehandhaafd op 3,5 meter. De nieuwe regels gaan in bij vervanging of verbouwing van de woonboot. De gemeente streeft ernaar om in goed overleg met de eigenaren tot passende oplossingen te komen. Op een aantal monumentale plekken, zoals het sluizencomplex in het Merwedekanaal, is het voorstel om woonboten te verplaatsen naar vervangende locaties. Naast regelgeving voor ligplaatsen van woonboten worden ook de regels voor het afmeren van recreatievaartuigen aangescherpt. Zo wordt voorgesteld om in zones van de binnenstad en Vecht ruimte te bieden aan vaartuigen tot zeven meter en in de Vaartsche Rijn aan grotere recreatievaartuigen tot twaalf meter. In de overige Utrechtse wateren wordt het aanmeren van recreatievaartuigen niet wenselijk geacht.

Het college van burgemeester en wethouders heeft de voorstellen en de bijhorende verordening en atlas nu voor inspraak vrijgegeven. De inspraaktermijn loopt tot 19 mei. Na verwerking van de reacties zal het college de beleidsvoorstellen, de verordening en atlas ter behandeling doorsturen naar de gemeenteraad.


11. Werving nieuwe directeur Centraal Museum
De procedure voor de werving van een nieuwe directeur van het Centraal Museum ziet er globaal als volgt uit. Het college van b en w stelt een zogeheten pre-selectiecommissie in die zal bestaan uit de voorzitter van de Museumcommmissie, de secretaris van de Commissie Personeelszorg Diensthoofden (CPD) en drie externe deskundigen. De pre-selectiecommissie gaaat het functieprofiel ontwikkelen en een advertentietekst opstellen. Na vaststelling door het college start de werving. De pre-selectiecommissie voert orienterende gesprekken en draagt mogelijk geschikte kandidaten voor bij de selectiecommissie.

Wethouder Gispen stelt als apparaatswethouder van het Centraal Museum de selectiecommissie in. Deze commissie zal naast de apparaatswethouder en de secretaris CPD bestaan uit de voorzitter van de Museumcommissie, een vertegenwoordiger van het management en van de ondernemingsraad van het Centraal Museum en de directeur van de Stadsschouwburg. Na een gespreksronde komt deze commissie tot een nadere selectie en legt deze aan de CPD voor.

De CPD voert gesprekken met twee overgebleven kandidaten, voert arbeidsvoorwaardengesprekken, hoort de Ondernemingsraad en legt uiteindelijk aanstelling en benoeming van een nieuwe directeur voor aan het college.


12. Mortuaria Vleuten en De Meern naar kerkbestuur De gemeente Utrecht draagt twee mortuaria over aan kerkbesturen in Vleuten en De Meern. Dat sluit aan bij de wens van betrokken kerken. Voor bezoekers en gebruikers zal de situatie niet veranderen. Het gaat om het mortuarium aan de Pastor Ohllaan34A in Vleuten, dat zal worden overgedragen aan de Rooms-Katholieke Parochie Licht van Christus en het mortuarium aan de Zandweg 148 in De Meern, dat zal worden overgedragen aan de Hervormde gemeente in Vleuten - De Meern.

De Stichting Mortuaria Vleuten - De Meern die de mortuaria namens de kerken en de gemeente beheerde, zal worden ontbonden.


13. Bezwaren planwijzigingen Parkwijk-Noord
Bewoners van Parkwijk-Noord hebben een brief aan de gemeenteraad geschreven waarin zij aangeven dat zij het niet eens zijn met planwijzigingen in de nabij gelegen gebieden De Oeverwal (Parkwijk-Noord) en Rijnsche Hout (Het Zand). De gemeenteraad heeft besloten dat het college van b en w de brief moet beantwoorden, maar pas nadat het onderwerp is besproken in de raadscommissie voor stedelijke ontwikkeling. Het college heeft een concept-antwoordbrief aan de bewoners vastgesteld. In het concept-antwoord wordt uitgelegd waarom tot de wijzigingen in de plannen is besloten. Er wordt in mei een informatieavond over de uitwerking van de plannen georganiseerd. Ook wijst het college erop dat er nog formeel bezwaar gemaakt kan worden tegen de desbetreffende bouwvergunningen. Het concept-antwoord van het college wordt betrokken bij de behandeling in de raadscommissie, naar verwachting op 21 april.


14. Voorontwerp bestemmingsplan Lunetten.
Door de zeer vele en uitgebreide inspraakreacties op het voorontwerp bestemmingsplan Lunetten heeft zorgvuldige beantwoording en verwerking meer tijd gevraagd dan gepland.

Ook is nog gewacht op meer duidelijkheid rond enkele ontwikkelingen in het uitgbreide plangebied. Het gaat daarbij met name om de herontwikkeling van het winkelcentrum Lunetten, de verplaatsing van het station en de plannen voor het Furkaplateau bij het station.

Het huidige voorontwerpbestemmingsplan heeft een sterk conserverend karakter. Dat wil niet zeggen dat ruimte voor nieuwe ontwikkelingen ontbreekt. Om ruimte te geven voor opwaardering van het centrum is voor dit gebied in het voorontwerp een ruimer bebouwingspercentage opgenomen. Daarnaast heeft het gebied rond het Furkaplateau de bestemming " uit te werken gemengde doeleinden" gekregen. Om niet nog meer oponthoud te veroorzaken is de inspraak op de planidentificatie Furkaplateau nog niet in het voorontwerp bestemmingsplan verwerkt. Wijzigingen die uit dit inspraaktraject voortvloeien kunnen altijd nog tijdens de bestemmingsplanprocedure opgenomen worden. Verder staan nog een tweetal locaties aan de Stelviobaan ter discussie.

De verdere procedure is als volgt: eerst zal de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling spreken over de wijze waarop de inspraakreacties tot dusverre zijn verwerkt. Voor deze vergadering krijgen alle insprekers een uitnodiging. Daarna wordt het voorontwerp-bestemmingsplan voor advies naar de Provinciale Planologische Commissie gestuurd. Met inachtneming van dit advies en eventuele actuele wijzigingen wordt het bestemmingsplan ter vaststelling opnieuw ter inzage gelegd. Uiteindelijk zal de gemeenteraad dan het nieuwe bestemmingsplan vaststellen na bespreking van de ingediende zienswijzen door het het college van burgemeester en wethouders en behandeling daarvan in de raadscommissie S.O.