Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 90801 2509 LV Den Haag Binnenhof 1a Anna van Hannoverstraat 4 2513 AA Den Haag Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk AV/WTZ/2004/26044

Onderwerp Datum Kabinetsreactie op Mededeling Europese Commissie over de herziening van de Richtlijn 93/104/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeid en de gevolgen van het arrest Jaeger

Met deze brief wil ik u mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister van Defensie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informeren over het Nederlandse kabinetsreactie inzake de mededeling van de Europese Commissie over de herziening van de richtlijn 93/104/EG betreffende een aantal aspecten ./. van de organisatie van de arbeidstijd (zie bijlage).
In deze brief wordt ook kort ingegaan op de mogelijke gevolgen van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak Jaeger1 en de huidige inzichten met betrekking tot de voorgenomen aanpassing in de regelgeving over arbeids- en rustijden.

Mededeling Europese Commissie inzake de evaluatie van richtlijn 93/104/EG De Europese Commissie heeft in haar mededeling aangaande een aantal aspecten van de organisatie van arbeidstijden van 30 december 2003 een eerste aanzet gegeven om
1) de toepassing van twee specifieke bepalingen uit de Richtlijn 93/104/EG te evalueren (afwijkingen van de referentieperiode, artikel 17, lid 4 en de opt-out, artikel 18, lid 1, onder b), i).;

2) de impact van de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie over de definitie van "arbeidstijd" en de kwalificatie van wachtdiensturen te inventariseren.

De Commissie wil voor 1 april 2004 vernemen wat de standpunten zijn over een mogelijke herziening van de bestaande tekst van de richtlijn of over de invoering van andere initiatieven, - niet noodzakelijk van wetgevende aard.


1 C-151/02


---

Arrest Jaeger van het Europese Hof van Justitie
In de mededeling en de kabinetsreactie daarop wordt uitvoerig ingegaan op de recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak Jaeger van 9 september 2003. Vanuit uw Kamer zijn vorig jaar al vragen gesteld over deze kwestie2. De richtlijn definieert arbeidstijd als de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking staat van de werkgever en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en gebruiken. Rusttijd is gedefinieerd als de tijd die geen arbeidstijd is. Het Hof van Justitie heeft in het arrest Jaeger bepaald dat de tijd, die een Duitse arts rustend tijdens een beschikbaarheidsdienst (vergelijkbaar met Nederlandse aanwezigheidsdienst) doorbrengt, moet worden aangemerkt als arbeidstijd in de zin van de desbetreffende Richtlijn 93/104/EG. Verder gaat het Hof van Justitie in op de uitleg die aan artikel 17, lid 2 van de Richtlijn dient te worden gegeven en heeft zij in dit verband onder andere bepaald dat de compenserende rusttijd onmiddellijk na de beschikbaarheidsdienst moet worden toegerekend.

Consequenties voor de Nederlandse regelgeving
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betekent dat ook rekening moet worden gehouden met de uren in een aanwezigheidsdienst of piketdienst waarin feitelijk geen werkzaamheden worden verricht. Het gaat hierbij om de uren dat aanwezigheid op een door de werkgever aangewezen werkplek vereist is om zo spoedig mogelijk op oproep werkzaamheden te kunnen verrichten.
Het Hof heeft bepaald dat de richtlijn zich verzet tegen een nationale regeling die de perioden tijdens welke de werknemer gedurende een aanwezigheidsdienst geen werkzaamheden verricht, als rusttijd aanmerkt. Het Arbeidstijdenbesluit (artikel 1:3) voorziet nu wel in dergelijke gelijkstelling.
Het arrest betekent dus een inperking van het werken in aanwezigheidsdiensten en piketdiensten, omdat nu ook de zogenaamde "wacht- of slaapuren" tijdens deze diensten dienen te worden meegerekend voor de maximaal toegestane arbeidstijd per week. Dit betekent dat werknemers die in aanwezigheidsdiensten werken veel sneller dan voorheen hun maximaal toegestane arbeidstijd bereiken.

Korte inhoud Nederlands kabinetsstandpunt
Wat betreft de gevolgen van de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie dringt Nederland aan op een snelle herziening van de huidige richtlijn om de problematiek van aanwezigheidsdiensten op te lossen.
Het kabinet is van oordeel dat de EU-richtlijn in zijn huidige formulering onvoldoende ruimte biedt om rekening te houden met het verschil tussen "wachten" en "werkzaamheden verrichten". Om rekening te kunnen houden met de nationale omstandigheden is het kabinet er voorstander van dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen om zelf te bepalen in welke mate deze `wachttijd' in aanmerking wordt genomen als arbeidstijd. Hiervoor worden in de kabinetsreactie (zie bijlage) naar aanleiding van de mededeling van de Europese Commissie verschillende mogelijkheden genoemd. Het doel is om een duurzame oplossing te creëren voor de problemen die ontstaan zijn door het arrest Jaeger met betrekking tot aanwezigheidsdiensten, zonder toepassing van de opt-out. Nederland ziet hiertoe verscheidene mogelijkheden, die verder worden uitgewerkt in de kabinetsreactie. Nederland is daarbij voorstander van een afwijkingsmogelijkheid in de richtlijn voor aanwezigheidsdiensten, maar sluit andere oplossingen niet op voorhand uit.

2 17-10-2003 nr. 156, vragen van de leden Stuurman en Timmer en 22-10-2003 nr. 150, vragen van het lid Van Gent.


3

Personele, financiële en andere gevolgen
Zoals in de mededeling van de Europese Commissie aangegeven dreigen door de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Jaeger grote financiële en personele consequenties voor diverse Lid-Staten te ontstaan. In die sectoren waar met regelmaat in aanwezigheidsdiensten gewerkt wordt om de continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening te borgen, zijn de gevolgen aanzienlijk. Dit is in Nederland vooral het geval in de zorg- en welzijnssectoren, bij de brandweer en bij defensie.
Reeds eerder is er bij de Europese Commissie op aangedrongen om snel met een voortvarende reactie op het arrest Jaeger te komen en om de argumentatie daarvoor kracht bij te zetten is een overzicht gemaakt van de mogelijke financiële gevolgen. Deze financiële gevolgen voor Nederland zijn geraamd op 450 mln euro. Deze raming betreft een inschatting van het extra benodigde personeel, exclusief opleidings- en wervingskosten, bij ongewijzigde regelgeving. Het grootste deel hiervan heeft betrekking op de zorg- en welzijnsectoren. Momenteel spelen de financiële en personele consequenties nog niet, omdat de nationale regelgeving feitelijk nog wordt nageleefd.
Naast de financiële implicaties, is ook het werven en/of opleiden van het extra benodigd (gekwalificeerd) personeel een probleem vanwege de krapte op de arbeidsmarkt. Mede daardoor zou ook het voorzieningenniveau van de gezondheidszorg en de veiligheid onder druk kunnen komen te staan.
De raming betreft de effecten zonder eventuele herziening van de Richtlijn of zonder aanpassing van de nationale regelgeving. De uiteindelijke effecten zijn in eerste instantie afhankelijk van de vraag hoe en binnen welke termijn een eventuele wijziging van de Richtlijn zal kunnen plaatsvinden zoals door Nederland bepleit. Indien op korte termijn een herziening van de Richtlijn niet tot stand komt, zal getracht worden om binnen de grenzen van de huidige Richtlijn de Nederlandse regelgeving zo aan te passen dat daardoor de effecten zo veel mogelijk worden gemitigeerd.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

Bijlage: kabinetsreactie op de mededeling van de Commissie over de herziening van de arbeidstijden richtlijn 93/104/EG.