Vrije Universiteit Amsterdam

Overzicht | veb@dienst.vu.nl

---

Regulatiegenen herbergen meer dan het recept voor een eiwit Bloemkleurgenen spelen een dubbelrol

Naast pigmenten in de bloem van Petunia hybrida, bepalen ook de bloemcelvorm en de zuurgraad van de vacuole in die cellen de kleur van de bloemen. Dat blijkt uit het proefschrift van Arthur Kroon, waarop hij donderdag 8 april promoveert. Opvallend is de ontdekking dat genen die de aanmaak van de pigmenten reguleren, ook betrokken zijn bij die twee andere kleurbepalende factoren. De interactie tussen de eiwitten waarvoor de regulerende genen coderen, lijkt verantwoordelijk voor regulatie van de totaal verschillende kenmerken van de bloemcel.

Anthocyanen zijn een belangrijke groep pigmenten die behalve aan de bloem, ook kleur geven aan bladeren en voedselgewassen zoals maïs, rijst en aardappel. Kroons onderzoek naar (de regulatie van) het aan- en uitzetten van genen die coderen voor pigmenten is van belang voor kwekers van die gewassen, maar ook voor veredelaars van bloemen, een belangrijk Nederlands exportproduct.

De regulatiegenen (Anthocyaan-1, -2 & -11 en JAF-13) voor de aanmaak van anthocyaan spelen een dubbelrol. Enerzijds bezitten ze het "recept" voor eiwitten (zogeheten transcriptiefactoren) die pigmentproductie regelen via het aan- en uitzetten van anthocyaanproductie. Daarnaast beïnvloedt de interactie, of binding, tussen de verschillende transcriptiefactoren de vorm van de bloemcellen en de zuurgraad van hun vacuoles. Kroon wilde weten welke interactie de transcriptiefactoren aangaan waarna de juiste cellen op het juiste tijdstip de juiste genen voor pigmentproductie aanzetten. Het resultaat was een kaart van de eiwit-eiwitinteracties. Daarnaast ontdekte de promovendus vijf nieuwe transcriptiefactoren.

Een van die nieuwe transcriptiefactoren is PH4, genoemd naar het verzurende effect dat het aanzetten van dit gen heeft op de vacuoleïnhoud. PH4 lijkt invloed te hebben op kanalen die een poortfunctie hebben voor het doorlaten van stoffen door de membraan die de vacuole omgeeft. Het bezit van een vacuole is kenmerkend voor plantencellen. Behalve stevigheid bieden vacuolen ook opslagmogelijkheden; actief naar binnen gepompte stoffen kunnen er niet meer uit. Giftige bijproducten van de plantenstofwisseling bijvoorbeeld, worden opgeslagen in de vacuole en kunnen zo de rest van de plant niet meer schaden. Voordeel van het bewaren van dergelijke stoffen boven afbraak, is dat ze planteneters kunnen afschrikken omdat ze ook voor hen schadelijk zijn of smerig smaken. De kleur die de stoffen hebben, wijzen de predatoren hierop.

Anthocyaan is ook zo"n giftige stof. Plantencellen die anthocyaan produceren kunnen variëren van blauw tot rood. Dat komt omdat anthocyaan wordt opgeslagen in de vacuole, waarvan de inhoud een variërende zuurgraad heeft. Anthocyaan kleurt rood als de inhoud van de vacuole zuur is (pH kleiner dan 7). Een hogere pH-waarde zorgt voor een blauwe kleuring van dit pigment. Regulatie van het aan- en uitzetten van het PH4-gen bepaalt zo, naast de productie van de pigmenten zelf, de kleur van de bloemen.

Kroons resultaten kwamen naar voren uit DNA-experimenten met gistcellen. Om uit te vinden of verschillende
anthocyaantranscriptiefactoren met elkaar binding aangaan, worden telkens twee genen die hiervoor coderen in gistcel-DNA geïmplanteerd. Aan elk gen van zo"n paar is ook de helft van een verklikkergen (GAL4) gekoppeld. Daarnaast bevatten de petrischalen waarop de gist groeit, een gistdodend middel; GAL4-eiwit (het product van het verklikkergen) neutraliseert deze stof. Kroon: "Alleen wanneer een binding plaatsvindt tussen de transcriptiefactoren, wordt GAL4 actief en blijven de gistcellen in leven. Zo verklikken de overlevenden die interactie." Deze zogenaamd yeast-two-hybrid methode is een beproefde techniek om de interactie tussen genen (en tussen eiwitten waarvoor zij coderen) en de functie hiervan te achterhalen.