Ontbrekend belang bij hoger beroep; voor aanvang redelijke termijn is een standpunt bestuursorgaan vereist

Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 13-04-2004

Betrokkene komt in hoger beroep omdat de rechtbank naar zijn oordeel ten onrechte geen consequenties heeft verbonden aan het verzuim van het bestuursorgaan om alle gedingstukken in te zenden. De Raad is van oordeel dat een dergelijk verzuim, met toepassing van art. 8:31 Awb, leidt tot vernietiging van het bestreden besluit. Aangezien de rechtbank in de aangevallen uitspraak de vernietiging van het bestreden besluit reeds heeft uitgesproken, heeft betrokkene bij een beoordeling van zijn grief geen in rechte te honoreren belang meer. Daarnaast merkt de Raad op dat de rechtbank ten onrechte de lange behandelingsduur bij het uitvoeringsorgaan heeft geplaatst in de sleutel van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad is voor de aanvang van die termijn tenminste vereist een standpunt van het bestuursorgaan dat voldoende omlijnd is om te kunnen dienen als object voor aanvechting in rechte door de betrokkene, hetgeen zich hier niet voordoet. Met de lange afhandelingsduur heeft gedaagde evenwel in strijd gehandeld met het in art. 3:2 Awb neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AO6230

Zie het origineel