Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van de fracties van de PvdA en GroenLinks naar aanleiding van mijn brief van 10 februari jl. inzake de motie Tonkens/Arib ( 29 247, nr. 3) over splitsing in het ambulancevervoer (29 247, nr. 8).

Vragen PvdA-fractie

1. Door de ontbrekende uniformiteit in de indicatiestelling en de registratie van het huidige, al dan niet spoedeisende, is ziekenvervoer problematisch. Als gevolg daarvan is het niet eenvoudig aan te geven of moet worden overgegaan tot scheiding van het spoedeisende en niet-spoedeisende ziekenvervoer. Bent u voornemens deze uniformiteit en indicatiestelling te verbeteren, en met een onderzoek te komen naar de diverse vormen van ziekenvervoer, om vervolgens opnieuw een afweging te maken of splitsing naar urgentie bij draagt aan de efficiëntie?

Antwoord vraag 1
De Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ) heeft certificatieschema's ontwikkeld voor ambulancezorg en voor CPA's. In 2003 zijn deze certificatieschema's aangepast. Bij de actualisatie van de certificatieschema's is gestreefd naar één certificatieschema voor de Regionale Ambulancevoorziening (RAV). Tot op heden wordt binnen de ambulancesector op niet uniforme wijze gegevens verzameld en geregistreerd terwijl hier wel vanuit alle partijen behoefte aan is. Om dit te bewerkstelligen is in 2003 het "begrippenkader ambulancezorg" als startdocument vastgesteld. Het begrippenkader is de eerste stap op weg naar het totstandkomen van een systeem voor het op uniforme wijze landelijk registreren en beheren van gegevens. Daarnaast ga ik ter overbrugging zelf gegevens verzamelen over 2003 middels een enquete die de RAV's ontvangen. Halverwege 2004 sluiten de regio's aan op Ambunet. Als Ambunet is geïmplementeerd, de nieuwe wet van kracht is en de RAV's operationeel zijn geworden dan moet de informatieverzameling structureel worden ingebed. Ik wil partijen allereerst de ruimte geven om binnen de RAV's de doelmatigheid te verbeteren. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan hulpambulances, motorambulances en optimalisatie van het interregionaal vervoer.

2. Gesteld wordt dat indien de capaciteit ten behoeve van B-vervoer aan de huidige capaciteit wordt onttrokken, er dan minder ambulances beschikbaar zullen zijn voor het spoedvervoer. Kunt u toelichten waar u deze aanname op baseert? Is het waar dat in geval van splitsing het aantal ambulances voor het spoedeisende en niet spoedeisende vervoer gelijk blijft, maar dat alleen de wijze waarop wordt vervoerd (in termen van uitrusting en personeel) hierdoor wijzigt?

3. Bent u bereid om, refererend aan de projecten met planbaar low-care vervoer in Den Haag, te onderzoeken waar in Nederland mogelijkheden zijn voor de inzet van dit type vervoer en tot welke kostenbesparingen dit leidt?

Antwoord vragen 2 en 3
De aannames zijn gebaseerd op de gegevens uit het rapport "Ambulances binnen bereik" Dit rapport is op 3 april aan de Tweede Kamer toegezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002- 2003, 28 600 XVI, nr.119).
Op dit moment wordt voor zowel spoed als besteld vervoer gebruik gemaakt van eenzelfde type ambulance en personeel. Hierdoor is het mogelijk om (acuut) ambulances zowel voor de ene taak als de andere taak in te zetten. Het zogenaamd opvangen van de piekdrukte. Wanneer beide systemen qua aansturing, financiering en organisatie worden gesplitst zullen ter afdekking van het werkgebied meer ambulances noodzakelijk zijn. De bezettingsgraad van deze ambulances zal fors afnemen. Aan de andere kant zal enige efficiencywinst ontstaan doordat besteld vervoer zich beter laat plannen dan acuut vervoer.

2

De verwachting van zowel zorgverzekeraars Nederland als de brancheorganisatie (AZN) is dat hierdoor meer ambulances noodzakelijk zijn en de prestaties niet zullen verbeteren. In de toekomstige Wet op de Ambulancezorg bestaat de mogelijkheid dat differentiatie van vervoer door middel van hulpambulances plaatsvindt. De vraag naar dergelijke ritten moet van substantiële omvang zijn omdat hiervoor gebruik wordt gemaakt van speciale ambulancewagens en personeel die voor differentiatie gebruikt worden. Of dit ook daadwerkelijk zal gebeuren wordt bepaald door de regionale zorgaanbieder en zorgverzekeraars.

4. Kunt u toelichten waarop de stelling is gebaseerd dat ritverdunning kan leiden tot een verlies aan ervaring van ambulancepersoneel?

Antwoord vraag 4.
Een splitsing van acuut en besteld vervoer heeft tot gevolg dat er meer ambulances nodig zijn om de acute vraag naar ambulancezorg af te handelen. Meer ambulances bij gelijkblijvende zorg betekent dat het personeel minder frequent contact heeft met patiënten die acute zorg behoeven. Het is juist deze hoge frequentie die met name de ambulanceverpleegkundige ervaren houdt.

5. In uw brief wordt gesteld dat de redenering, dat de overheid de acute medische hulpverlening moet sturen met het oog op de diffuse verantwoordelijkheidsverdeling, op een misverstand berust. Dit omdat deze stelling impliceert dat de overheid de uitvoering ter hand moet nemen, waarbij u wijst op de eigen verantwoordelijkheid van zowel publieke als private partijen in de ambulancezorg. Kunt u mededelen welke rol u de overheid toedicht?
5a. Deelt u de mening dat als gevolg van de diffuse verantwoordelijkheidsverdeling en de ontbrekende uniformiteit in de indicatiestelling de sturing van de ambulancezorg evenals de monitoring van prestaties belemmert? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken hoe de overheid meer grip kan krijgen op de aansturing, zonder dat nadrukkelijk de uitvoering ter hand wordt genomen? Bent u bereid om een plan van aanpak voor de ambulancezorg op te stellen met heldere indicatoren en prestatieafspraken opdat de bereikbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid optimaal worden gewaarborgd en er meer mogelijkheden zijn voor de overheid toe te zien op gemaakte afspraken?

Antwoord vraag 5
De nieuwe besturingssystematiek zorgt ervoor dat de verantwoordelijkheid voor de ambulancezorg komt te liggen waar hij hoort: voor de toegankelijkheid bij de rijksoverheid, voor de kwaliteit bij de ambulancesector zelf en voor de doelmatigheid van de RAV's (ambulancemeldkamer en ambulancevervoerder) bij de zorgverzekeraars. Voor grootschalige ongevallen en rampen ligt een aanvullende rol bij gemeenten conform wetgeving op het terrein van rampen en grote ongevallen. Deze maatregelen worden vastgelegd in de nieuwe Wet op de Ambulancezorg.

Antwoord vraag 5a
Nee, deze mening deel ik niet; diffuse verantwoordelijkheidsverdeling staat in geen relatie met uniformiteit. Ook monitoring staat daar los van. Binnenkort stuur ik het landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid naar de Tweede Kamer.

6. Hoe beoordeelt u het advies van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) `Advies Acute Zorg' dat de verantwoordelijkheid van de aansturing van de spoedeisende ambulancezorg en van de meldkamers van acute zorg door de overheid moet gebeuren? Bent u bereid, zoals door de RVZ wordt geadviseerd, dit door middel van de herziene Wet Ambulancevervoer te regelen? Zo ja, op welke termijn wordt dit voorstel aan de Kamer gezonden? Zo neen, kunt u toelichten waarom dit advies niet wordt overgenomen?

3

Antwoord vraag 6
Centrale sturing van de (acute-)zorg is problematisch. Dit vereist veel bureaucratie. De centrale regels kunnen bovendien zelden tijdig worden aangepast aan de dynamische ontwikkelingen in de zorg. De centrale aanbodsturing zal waar mogelijk worden vervangen door gereguleerde marktwerking; niet als doel op zich, maar als middel om te komen tot betere prestaties in de zorg. De overheid ontdoet de zorg van onnodige bureaucratie en administratieve lasten en biedt ruimte aan partijen ten aanzien van het contracteren van aanbieders en prijsvorming.
Overheidsregulering op het terrein van de acute zorg is nodig, overheidsregulering die verder gaat dan het opleggen van een zorgplicht aan verzekeraars en het opleggen van bepaalde kwaliteitsnormen. Gereguleerde concurrentie zie ik als het uitgangspunt voor de sturing van deze zorg. Daarin hebben zorgverzekeraars een centrale rol. Gezien de specifieke kenmerken van de acute zorg is deze rol echter beperkter dan bij veel andere deelmarkten, zoals o.a. de electieve zorg. Voor de wijze waarop de onderscheidene partijen hun verantwoordelijkheid in deze dienen op te nemen en het hun daartoe beschikbare instrumentarium, verwijs ik u naar eerdergenoemde beleidsbrief acute zorg.
Van de overheid mag worden verwacht dat zij de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de zorg waarborgt en verantwoordelijkheid neemt voor een goede werking van het gezondheidszorgsysteem. Het Kabinet beoogt een aanpak, waarin zorgvuldig wordt gekeken naar de specifieke situatie op de diverse deelmarkten van de zorg. De spoedeisende zorg leent zich bijvoorbeeld veel minder voor concurrentie op de markt dan zorg die goed te plannen is en stelt daarmee andere eisen aan overheidsregulering. Mijn standpunt op het advies "Acute Zorg" dat de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) aan mij uitbracht is op 5 april jl. naar de Tweede Kamer toegezonden.

7. Op welke termijn zal productdifferentiatie op regionaal niveau worden gerealiseerd, en welke criteria worden hierbij gehanteerd? In hoeverre zal de overheid toezien op de realisatie van meer doelmatigheid?

Antwoord vraag 7
In de nieuwe wet Ambulancezorg houd ik de mogelijkheid open dat er gedifferentieerde vormen van zorg worden geleverd door de RAV. Ik verwacht dat het overleg tussen zorgverzekeraars en RAV leidt tot de keuze van de meest doelmatige vorm van zorg (binnen gestelde kwaliteitseisen) voor elk deel binnen het gebied. Met name in dun- en dichtbevolkte gebieden kan dit leiden tot de keuze voor alternatieve werkwijzen als bijvoorbeeld inzet van motorambulances.
Het uitwerken van kwaliteitscriteria is conform de Kwaliteitswet zorginstellingen een verantwoordelijkheid van de sector en deze zal dit naar mijn verwachting ter hand nemen.

Vragen GroenLinks-fractie

8. Is bekend hoeveel bespaard wordt door het splitsen van ambulancevervoer, zoals bij het experiment in Den Haag?

Antwoord vraag 8
Nee, het is niet bekend hoeveel wordt bespaard bij een splitsing tussen spoedeisende en niet-spoedeisende ambulancezorg want een dergelijke splitsing bestaat niet op landelijk niveau.
In de pilot hulpambulances (experiment Den Haag) is het ambulancevervoer gedifferentieerd naar de behoefte van de patiënt en de overige ketenpartners zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen, revalidatiecentra en huisartsen. De basis- en randvoorwaarden voor de pilot zijn omschreven in een protocol. Bij het vervoer door middel van hulpambulance is geen specifieke medische en/of verpleegkundige behandeling of verzorging nodig. Ieder vervoer met een hulpambulance dient door de behandelend arts aangevraagd dan wel voorgeschreven te worden.

4

9. Waarom wordt er geen onderscheid gemaakt in de soorten B-ritten? Is de registratie van een dergelijk onderscheid wel onderdeel van het plan ter verbetering van de informatievoorziening?

Antwoord vraag 9
Zoals ik in mijn brief heb aangegeven sta ik positief ten opzichte van het idee voor een verdere functie- en productdifferentiatie binnen de ambulancezorg. Zowel aan de onderkant als aan de bovenkant.
Momenteel worden gegevens verzameld over 2003 middels een enquete die de RAV's ontvangen. In deze enquete worden gegevens opgevraagd over het aantal A1-ritten, A-2 ritten, B-ritten, loze ritten, voorwaardenscheppende ritten, EHBO-ritten en hulpambulanceritten.

10. Productdifferentiatie is een kwestie van regionale afspraken. Wat gaat u doen om productdifferentiatie te stimuleren?

Antwoord vraag 10
Het realiseren van verfijningen binnen de ambulancezorg is in de eerste plaats een kwestie van regionale afspraken tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar omdat de verschillen tussen regio's te groot zijn voor een landelijk uniforme uitspraak. Tevens zorgt de nieuwe besturingssystematiek ervoor dat de verantwoordelijkheden liggen waar ze thuis horen. De ambulancesector is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de doelmatigheid van de RAV's.

11. Deelt u de mening van Jan de Nooij, auteur van het artikel Ligtaxi of gillende sirene in Medisch Contact (oktober 2003), dat zorgverzekeraars minder belang hebben bij het optimaliseren van de niet planbare acute medische hulpverlening door de ambulancesector? Zo ja, waarom deelt u de mening? Zo neen, kunt u toelichten waarom niet? Welke prikkels zijn er (nodig) om er belang bij te hebben?

Antwoord vraag 11

Acute zorg is een belangrijk onderdeel van de gezondheidszorg. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en zijn gebaat bij een optimale organisatie van de acute zorg. Verder verwijs ik u naar mijn beleidsbrief over de acute zorg van 10 oktober 2003 (brief Tweede Kamer vergaderjaar 2003-2004, 29247) en mijn reactie op het RVZ advies (d.d. 5 april 2004, kenmerk CZ/EZ 2465038).

12. Zal de nieuwe Wet Ambulancezorg ruimte bieden aan nieuwe experimenten of wordt expliciet geregeld dat Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV) is toegestaan om te differentiëren?

Antwoord vraag 12
Zie antwoord vraag 7.

13. Hoe beoordeelt de minister de suggestie om het zorgvervoer op bovenregionaal niveau te organiseren en de acute medische hulpverlening aan individuen, en in het geval van rampen op het niveau van de veiligheidsregio?

Antwoord vraag 13
Nederland kent geen aparte organisaties voor de acute medische zorg bij grote ongevallen en rampen. Deze taak is toebedeeld aan de reguliere zorgorganisaties. Ambulancezorg moet gezien worden als een totaalproduct. De functie van ambulancezorg verandert niet wezenlijk in het geval van een ramp, het verschil zit in de omvang van de vereiste zorg en de intensievere afstemming met andere hulpverleners. Om de afstemming met het openbaar

5

bestuur te waarborgen wil ik de RAV's organiseren op de schaal van de politieregio's. Binnenkort zult u middels het kabinetsstandpunt op het ROB-advies nader worden geïnformeerd.

B-vervoer betreft zorg en vervoer op afspraak van (ernstig) zieke patiënten tussen ziekenhuizen en vanaf het woonadres naar het ziekenhuis (en vice versa) voor een bepaalde diagnostiek of therapie die vaak met high care vervoerd moeten worden. Met de sector en zorgverzekeraars ben ik momenteel in gesprek om te bezien of en op welke wijze het interregionale vervoer nog doelmatiger kan worden georganiseerd.


---- --