Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 13 april 2004

Behandeld


- M.J. van Deelen


Kenmerk


- DAM-160/04

Telefoon


- 070-3485185


Blad


- 1/4

Fax


- 070-3486639


Bijlage(n)


- ---


- DAM@minbuza.nl


Betreft


- Motie Wilders inzake EU-hulp aan de Palestijnse Autoriteit-

Graag - bied iku hierbij- , mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking,de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van - 12 maart 2004met kenmerk - 04-BuZa-13om nader te reageren op de motie Wilders (29 200 V, nr. 42) inzake - EU-hulp aan de Palestijnse Autoriteit.

Palestijnse investeringen 1995 - 2000-

Tot april 2000 werden accijnzen en investeringen in en inkomsten uit commerciële activiteiten van de Palestijnse Autoriteit (PA) buiten de begroting gehouden. Het betreft hier voor meer dan de helft accijnzen op tabak, benzine en alcohol, en voor het overige winst uit investeringen in commerciële activiteiten. Deze inkomsten ­ volgens het IMF-rapport van 15 september 2003 met een totale waarde van $ 898 mln ­ werden op rekeningen gezet, en bestonden voor een groot deel uit afdrachten van Israël dat de accijnzen inde.

Toen Israël in 2000 het overmaken van afdrachten stopzette, compenseerde de internationale gemeenschap deze inkomsten gedeeltelijk middels begrotingssteun aan de PA. De EU hanteerde hierbij een aantal voorwaarden, waaronder het onderbrengen van alle commerciële activiteiten van de PA in het Palestinian Investment Fund (PIF), dat onder de controle van het ministerie van Financiën werd gebracht. Ook eiste de EU de instelling van een single treasury account opdat alle inkomsten van de PA via dezelfde rekening van het ministerie van Financiën zouden lopen. Aan beide voorwaarden is voldaan. Dat een einde is gekomen aan het buiten de begroting houden van accijnzen en inkomsten uit commerciële activiteiten is dus voor een belangrijk deel een direct resultaat van de EU-inzet.

De middelen die in het PIF zijn ondergebracht betreffen 79 ondernemingen waarvan er thans 20 in feite niet meer bestaan. Hierin was opgenomen het belang van de PA in de mobiele telefonie, dat onlangs ­ tegen een lage koers- is verkocht als gevolg van de slechte financiële omstandigheden. De middelen in het PIF worden momenteel gewaardeerd door de internationale accountantsfirma Standard and Poor's, met financiële steun van de VS. De voorlopige uitkomst van de waardering beloopt circa

$ 650 ­ 700 mln. Het verschil met de door de IMF berekende waarde van $ 898 mln betreft grotendeels het verlies aan marktwaarde van bedrijven als gevolg van de verslechtering van de internationale financiële markten, maar ook de winsten die door de commerciële activiteiten zijn gemaakt. Het IMF en de Palestijnse minister van Financiën Fayyad stellen dat de huidige marktwaarde van de $ 898 mln die in de periode 1995-2000 buiten de begroting zijn gehouden grotendeels overeenkomt met de grootte van het PIF.

Uit bovenstaande kan de conclusie worden getrokken dat de middelen grotendeels zijn verantwoord en dat laakbare financiële praktijken zoals het buiten de begroting houden van overheidstransacties ­ mede onder druk van de EU ­ zijn gecorrigeerd. Aangezien de buiten de begroting gehouden middelen niet voor de volle 100% kunnen worden verantwoord, is het niet uit te sluiten dat een klein deel van de middelen is misbruikt. Echter, de EU gaf in deze periode tot 2000 geen begrotingssteun en het gaat hier dus niet om EU-fondsen.

Andere onderzoeken-

Beschuldigingen van misbruik van fondsen door de PA worden zeer serieus genomen. Naast het bovengenoemde IMF onderzoek wordt nog een aantal andere onderzoeken naar de financiën van de PA uitgevoerd. Zo is de Wereldbank bezig met een Country Financial Accountability Assessment (CFAA), waarbij het beheer van de openbare financiën wordt geïnventariseerd. Het rapport wordt deze maand verwacht.

Tevens heeft het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) op verzoek van de Europese Commissie een onderzoek gedaan naar de besteding van de sinds 2000 verstrekte EU-begrotingssteun aan de PA. OLAF heeft de Israëlische autoriteiten om nadere informatie verzocht, in aanvulling op de reeds door de Israëlische autoriteiten aangedragen informatie. Het onderzoek is derhalve nog niet afgerond; een voorlopige bevinding is dat er geen directe bewijzen zijn dat EU fondsen zijn aangewend voor illegale activiteiten, waaronder terrorisme.

Naast deze onderzoeken zal een werkgroep van het Europees Parlement over enkele weken een eigen rapport presenteren.

Huidig financieel beheer door de Palestijnse Autoriteit-

Twee factoren hebben een positieve uitwerking gehad op de kwaliteit van het beheer van de Palestijnse financiën. Ten eerste het in 2002 ingezette Palestijnse interne hervormingsproces, dat in een latere fase door de internationale gemeenschap werd opgenomen als één van de bepalingen van de Road Map. Ten tweede de voorwaarden die sinds 2000 werden verbonden aan Europese begrotingssteun. Zo is de reeds eerder genoemde single treasury account ingesteld en zijn alle inkomsten en uitgaven centraal ondergebracht bij het ministerie van Financiën, die een goede controle kan uitoefenen. Ook de inkomsten uit het PIF worden overgemaakt naar de single treasury account. Voorts werd een systeem van interne accountantsonderzoeken ontwikkeld en werd een begroting opgesteld die door het Palestijnse parlement werd goedgekeurd en op internet gepubliceerd. Bovendien wordt maandelijks een voortgangsrapportage via internet openbaar gemaakt. Deze en een reeks andere maatregelen hebben ertoe geleid dat de internationale gemeenschap in verschillende fora (waaronder de Task Force on Palestinian Reform en de Ad Hoc Liaison Committee) de PA hebben gecomplimenteerd met de financiële hervormingen. Volgens het IMF is het financiële beheer van de PA thans één van de beste in de regio. De hervatting van de Israëlische afdrachten in 2003 via de single treasury account is een aanwijzing dat het gewijzigde Palestijnse financiële beheer ook op Israëlische instemming kan rekenen. Zoals reeds eerder in de beantwoording van Kamervragen (aanhangsel van de Handelingen 2003-2004, nr. 168) gesteld is ook de Nederlandse beoordeling van de financiële hervormingen positief. Uiteraard is het proces van hervormingen nog niet afgerond; blijvende aandacht van de PA en de internationale (donor-)gemeenschap is vanzelfsprekend geboden.

EU-begrotingssteun-

De EU-begrotingssteun aan de PA in de periode 2000 ­ 2003 had tot doel basisvoorzieningen in stand te houden, een dreigende humanitaire noodsituatie te voorkomen en het behoud van de PA, als functionerend bestuursorgaan en tevens onderhandelingspartner van Israël, zeker te stellen. Door het instellen van controles werden risico's tot een minimum beperkt. Thans verzoeken niet alleen de Palestijnen, maar ook Israël en de VS, de EU bij herhaling de begrotingssteun voort te zetten. Ook prees de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Shalom bij zijn bezoek op 27 februari jl. aan de Ierse minister van Buitenlandse Zaken Cowen de EU-hulp en stelde dat deze essentieel was.

De laatste tranche van de EU-begrotingssteun werd in 2003 niet uitbetaald omdat niet aan de eis van de ontwikkeling van een systeem voor externe accountantsonderzoeken was voldaan. De Europese Commissie heeft nog niet besloten welk voorstel het wil doen ten aanzien van de besteding van de voor de Palestijnse Gebieden bestemde fondsen in 2004. Van belang hierbij is de harde eis van de internationale gemeenschap dat alle salarisbetalingen aan de veiligheidsdiensten controleerbaar via bankrekeningen geschieden. Naar het zich laat aanzien zal binnenkort aan deze eis zijn voldaan. Volgens eerste indicaties steunen EU-lidstaten de voortzetting van (een nader te bepalen vorm van) begrotingssteun, gezien de voortgang van de hervormingen en de precaire financiële situatie van de PA die zonder buitenlandse financiële steun geen basisvoorzieningen zal kunnen blijven betalen en leveren. Een verdere afkalving van de positie van de PA is een reële dreiging die in alle opzichten zeer negatieve gevolgen zou hebben voor de stabiliteit in de Palestijnse Gebieden.

Nederlandse inzet-

In deze context zal een Nederlands voorstel om de EU-hulp aan de PA te verlagen niet op steun kunnen rekenen. Een dergelijke benadering staat op gespannen voet met de vele verzoeken (waaronder, zoals gezegd, van de VS en Israël) de hulp juist te verhogen teneinde de humanitaire noden te lenigen, en staat ook haaks op de alom onderschreven noodzaak de PA als bestuursorgaan en als gesprekspartner in het vredesproces te laten voortbestaan, en de invloed van extremistische organisaties te mitigeren. Het is eerder zaak de doorgevoerde hervormingen op financieel gebied aan te moedigen in plaats van deze te ondermijnen. Van het verlagen van de EU-steun zou ook een zeer negatieve signaalwerking uitgaan die door de regering niet wenselijk wordt geacht.

De regering zal nauw betrokken blijven bij het proces van Palestijnse hervormingen, onder andere in het kader van de Task Force on Palestinian Reform, en dit waar mogelijk steunen. In bilaterale contacten wordt de PA hier op aangesproken, zoals in mijn gesprek met de Palestijnse minister van Buitenlandse Zaken Shaath in januari 2004. Ook zal Nederland, net als in het verleden, zich inspannen de EU-hulp aan de Palestijnen te voorzien van stevige voorwaarden ten aanzien van het beheer van de openbare financiën, waarbij de risico's van misbruik tot een minimum worden beperkt. Tot slot wil ik benadrukken dat de regering, zoals ook toegezegd in mijn brief van 30 januari jl., zich er voor zal inzetten dat in EU-verband passende maatregelen worden genomen indien mocht blijken dat sprake is van onregelmatigheden in de aanwending van Europese hulpgelden.


- De minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

===