Commissariaat voor de Media

Hilversum, 13 april 2004

Beleidslijn zendtijdaanvraag 39f vastgesteld

Persbericht:
Het Commissariaat voor de Media heeft de "beleidslijn zendtijdaanvragen van kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag" vastgesteld. Aan de hand van deze beleidslijn wordt de zendtijd, op basis van artikel 39f uit de Mediawet, voor de periode 2005 - 2010 tussen de zeven hoofdstromingen in Nederland verdeeld. Nieuw is dat voor iedere aanvrager een vaste voet geldt waarvoor 25% van de totale zendtijd beschikbaar is. Voor televisie komt dat naar verwachting neer op een vaste voet van 13 uur en voor radio van 38 uur per jaar. De overige 75% zendtijd wordt toebedeeld op basis van de grootte van de desbetreffende stroming in Nederland. De zendtijdaanvragen moeten in september van dit jaar worden ingediend. Voor 1 januari wijst het Commissariaat zendtijd toe.

Vanaf 1 september 2000 is voor een periode van 5 jaar vastgelegd welke genootschappen over hoeveel zendtijd voor landelijke omroep beschikken. De nu vastgestelde beleidslijn is het nieuwe beoordelingskader aan de hand waarvan het Commissariaat de in september 2004 in te dienen zendtijdaanvragen voor de periode 2005-2010 zal behandelen. Zendtijd op basis van artikel 39f uit de Mediawet wordt toegewezen aan genootschappen die een van de zeven door het Commissariaat onderscheiden geestelijke hoofdstromingen in Nederland vertegenwoordigen. Per hoofdstroming kan aan één organisatie zendtijd worden toegewezen. Deze organisatie moet aantonen representatief te zijn voor de geestelijke stroming die wordt vertegenwoordigd. Bij de verdeling van de zendtijd wordt ervan uitgegaan dat ook kleinere genootschappen toch redelijk herkenbaar en vindbaar moeten zijn en dat de hoeveelheid zendtijd een afspiegeling vormt van de omvang van de geestelijke stroming in de Nederlandse samenleving.

Het Commissariaat voor de Media heeft, om de vindbaarheid en herkenbaarheid van de programma´s te bevorderen gekozen voor een per organisatie gelijk te verdelen vaste voet van 25% van de totaal beschikbare zendtijd voor Radio en TV. En een proportioneel, afhankelijk van de grootte van de achterban, te verdelen 75% van de beschikbare zendtijd. De omvang van de achterban is onderverdeeld in drie grootteklassen die het Commissariaat heeft bepaald om de onderlinge verhouding vast te stellen.

Om te komen tot de voorgenomen vernieuwde verdeling van de radio- en televisiezendtijd voor de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag, wordt een overgangsperiode van twee jaar in acht genomen.

Noot voor de redactie,