Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

AFSPRAAK MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, BESTUUR VAN HET INTERPROVINCIAAL OVERLEG EN BESTUUR VAN DE VERENIGING VAN NEDERLANDSE GEMEENTEN

Aanleiding
De ambtelijke werkgroep Cultuur en School heeft in het Bestuurlijk Overleg tussen OCW, IPO en VNG de opdracht meegekregen om (in aanvulling op de afspraken in het kader van het Actieplan Cultuurbereik 2005-2008) een aparte gezamenlijke afspraak van OCW, IPO en VNG voor te bereiden ter versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs.

Om de voortgang te waarborgen van reeds opgezette Cultuur-en-School activiteiten (bijvoorbeeld voor het vmbo) en om ruimte te bieden voor stedelijk en provinciaal maatwerk is er voor gekozen om in de nieuwe afspraken voor het Actieplan Cultuurbereik een open aanbeveling op te nemen om activiteiten in het kader van Cultuur en School voort te zetten en uit te breiden. De tekst hiervan luidt als volgt:


· Gemeenten en provincies wordt aanbevolen binnen hun plannen expliciet aandacht te besteden aan het voortzetten en uitbreiden van de activiteiten in het kader van Cultuur en School. Het gaat hier om activiteiten die gericht zijn op het leggen en onderhouden van duurzame relaties tussen scholen en culturele instellingen en het versterken van de aandacht voor cultuur binnen het onderwijsprogramma. De activiteiten zijn bedoeld om bij te dragen aan het realiseren van een doorgaande leerlijn voor cultuureducatie. Het is van groot belang dat op gemeentelijk en provinciaal niveau eenvoudig toegankelijke en complete informatie beschikbaar is over het aanbod van culturele instellingen voor leraren en leerlingen in zowel primair als voortgezet onderwijs (basisvorming, vmbo en studiehuis). Tevens is het van belang dat culturele instellingen worden aangemoedigd om een aantrekkelijk, goed op de vraag toegesneden educatief aanbod te verzorgen voor het primair en voortgezet onderwijs. Gezien de relatieve achterstand op het gebied van erfgoededucatie wil het actieplan bevorderen dat gemeenten en provincies zorgen voor een adequate infrastructuur voor erfgoededucatie, waar scholen en culturele instellingen gebruik van kunnen maken. Met name de provinciale erfgoedhuizen kunnen hierbij een rol spelen.

Naast deze open aanbeveling voor Cultuur en School in het Actieplan, die niet leidt tot een oormerking van middelen, is er gezien de specifieke doelstelling om te komen tot versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs behoefte aan een aanvullende bestuurlijke afspraak tussen rijk, gemeenten en provincies die zich richt zich op het bieden van een goede bemiddelings- en netwerkstructuur voor het primair onderwijs en op het vormgeven van een geleidelijke, cohortsgewijze aanpak waarlangs scholen in het primair onderwijs met behulp van extra middelen hun visie op cultuureducatie binnen hun school gaan ontwikkelen en verdiepen. Ter ondersteuning van de door gemeenten en provincie uit te voeren taken in dit kader stelt het rijk voor de schooljaren 2004-2005 en 2005-2006 ­ in aanvulling op de financiële afspraken over het Actieplan Cultuurbereik - een extra en wél geoormerkt budget beschikbaar van 1 per leerling in het primair onderwijs per convenantpartner. Voor het schooljaar 2006-2007 is een bedrag van 1,5 per leerling in het primair onderwijs per convenantpartner beschikbaar.

Achtergrond
Centrale doelstelling van Cultuur en School is het zodanig verankeren van cultuur in het onderwijs dat leerlingen in een doorgaande leerlijn vanaf de basisschool tot en met de afronding van hun schoolopleiding kennis opdoen van cultuur (kunst en erfgoed ). Om dit mogelijk te maken zullen de scholen voor primair en voortgezet onderwijs in de komende jaren van rijkswege extra financiële
---

ondersteuning ontvangen, oplopend tot een bedrag van 22 miljoen1 in 2007. Deze middelen die vanaf 2007 onderdeel uitmaken van de lumpsumbekostiging van de scholen, zijn bedoeld om hen in staat te stellen een eigen schoolbeleid op het gebied van cultuur te realiseren.

Voor het voortgezet onderwijs kan worden aangesloten bij een reeks van al ingezette ontwikkelingen, zoals invoering ckv, ontwikkeling cultuurprofielscholen en de voorziene aanpassing van de basisvorming (leergebied kunst en cultuur). In het primair onderwijs is deze situatie anders, zoals naar voren is gekomen in het rapport van de Taakgroep Wagemakers. Het grote aantal scholen (7500), zeer uiteenlopend in omvang en situatie, vraagt om een gecoördineerde, landelijk dekkende aanpak, waarbij het ook zaak is om goed aan te sluiten bij ontwikkelingen, zoals de invoering van nieuwe kerndoelen, de toenemende beleidsvrijheid voor scholen en de invoering van de lumpsumbekostiging.

Doelstelling

De doelstelling voor de versterking van de cultuureducatie in het primair onderwijs luidt als volgt:

Alle scholen in het primair onderwijs hebben in 2007 hun visie op de plaats van cultuureducatie in hun onderwijsprogramma geformuleerd. Ze zijn in staat om in samenwerking met hun culturele omgeving en met behulp van de extra financiële middelen deze visie te vertalen in een samenhangend geheel van cultuureducatieve activiteiten.

Bovenstaande doelstelling is zoveel mogelijk in operationele termen gesteld (output). Door gezamenlijk deze doelstelling te onderschrijven streven de overheden als outcome-doelstelling na dat alle jonge kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar in Nederland de kans krijgen om:
- in brede zin en in een doorgaande leerlijn kennis op te doen van kunst en erfgoed in hun omgeving;

- zich daardoor bewust te worden van de betekenis van kunst en erfgoed;
- hun eigen creatieve mogelijkheden te ontwikkelen.

Realisatie van deze doelstelling draagt bovendien bij:
- aan een toename van het beleidsvoerend vermogen van scholen
- aan een meer vraaggerichte wijze van werken in de cultuureducatie en
- aan een intensieve en structurele samenwerking tussen scholen, kunstenaars en culturele instellingen op gemeentelijk en provinciaal niveau.

Afspraken rijk, gemeenten en provincies

Realisatie van de doelstelling is vanzelfsprekend afhankelijk van vele factoren. Zo dient de autonomie van scholen gerespecteerd te worden. Er kan hen geen dwingend aanbod worden gedaan. Ook spelen ouders bij de culturele vorming vanzelfsprekend een zeer belangrijke rol. De mogelijkheden voor culturele vorming zijn bovendien per gemeente en provincie verschillend. Veel is afhankelijk van de motivatie van leraren en culturele instellingen. Dit in overweging genomen onderschrijven de drie overheden echter dat zij elk een belangrijke inspanning zullen leveren bij het realiseren van de genoemde doelstelling:


1 Hiervan is 18 miljoen bestemd voor het primair onderwijs en 4 miljoen voor het voortgezet onderwijs.
---


- door scholen toe te rusten met een schoolgebonden budget en hen aan te moedigen een visie en beleid te ontwikkelen
- door er voor te zorgen dat op stedelijk en regionaal niveau een gevarieerd en vraaggericht aanbod aan cultuureducatieve voorzieningen voor de basisschool beschikbaar is;

- door het proces van afstemming van vraag en aanbod te faciliteren door informatievoorziening en netwerkvorming

Rijk, gemeenten en provincies spreken met elkaar in dit kader de volgende rolverdeling af:

Gemeenten en provincies dragen in samenwerking met ondersteuningsinstellingen, erfgoedhuizen en/of provinciale bibliotheekcentrales en overige culturele instellingen ervoor zorg dat de scholen in het primair onderwijs in hun stad en regio worden aangemoedigd tót en ondersteund bíj het ontwikkelen van hun visie op cultuureducatie. Gemeenten en provincies stimuleren dat passende cultuureducatieve activiteiten beschikbaar komen en dat netwerken van scholen en culturele instellingen tot stand worden gebracht.

Provincies dragen daarnaast zorg voor de bovenlokale coördinatie en bemiddeling, en stimuleren de gemeenten tot 90.000 inwoners tot de ontwikkeling van een cultuureducatiebeleid; in regio's waar verhoudingsgewijs weinig culturele instellingen aanwezig zijn, dragen de provincies zorg voor de afstemming van vraag en aanbod.

Het rijk draagt zorg voor een landelijke coördinatie en informatie-uitwisseling. Het rijk start met de invoering van een schoolgebonden budget met ingang van het schooljaar 2004-2005. Tevens zorgt het rijk voor de afstemming tussen landelijk flankerend beleid en flankerend beleid op gemeentelijk en provinciaal niveau. Op landelijk niveau zal het rijk zorgdragen voor het ontwikkelen van handreikingen voor scholen en culturele instellingen. Het rijk zal zich ook inzetten voor het bereiken van commitment van landelijke organisaties voor onderwijs en cultuur bij het realiseren van de doelstelling. Ten slotte zal het rijk zorgen voor ondersteunend onderzoek, monitoring en evaluatie. Voor de coördinatie van het proces wordt tijdelijk een departementale projectorganisatie ingericht.

Ter ondersteuning van de door gemeenten en provincie uit te voeren taken stelt het rijk ten behoeve van de schooljaren 2004-2005 en 2005 -2006 een aanvullend geoormerkt budget beschikbaar van 1 per leerling in het primair onderwijs per convenantpartner. Dit komt neer op een inzet van ongeveer
1.650.000 in 2004 (ten behoeve van het schooljaar 2004-2005) en eveneens ongeveer 1.650.000 in 2005 (ten behoeve van het schooljaar 2005-2006). In het najaar van 2005 wordt op basis van een evaluatie van de ervaringen in het eerste schooljaar nadere afspraken gemaakt voor het derde schooljaar. Voor het schooljaar 2006-2007 is een bedrag van 1,5 per leerling in het primair onderwijs per convenantpartner beschikbaar. Dit komt neer op een inzet van ongeveer 2.475.000. Bij al deze bedragen geldt wel het algemene voorbehoud dat de bijdragen worden verleend onder de voorwaarde dat door de wetgever voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. In deze afspraak is gekozen voor een hoger bedrag in het derde schooljaar, aangezien te verwachten valt dat het aantal deelnemende scholen in dat jaar het grootst zal zijn.

Om een goede afstemming te waarborgen spreken de drie overheden spreken af dat de huidige ambtelijke werkgroep Cultuur en School de opdracht krijgt om als landelijke begeleidingscommissie te
---

fungeren. Het departementale projectbureau zal de commissie ondersteunen. Daarnaast komt er een landelijke klankbordgroep die zal worden samengesteld uit vertegenwoordigers van onderwijs- en cultuurorganisaties, mede in vervolg op de rondetafelgesprekken over het rapport Hard(t) voor Cultuur in het najaar van 2003.

Gemeenten en provincies zullen hun huidige financiële inzet op het gebied van aanbod, ondersteuning en bemiddeling op het gebied van cultuureducatie ten behoeve van het primair onderwijs ten minste handhaven en, waar mogelijk, uitbreiden.
De nadere financiële uitwerking van deze afspraak vindt plaats tussen de departementale projectorganisatie en de 42 convenantpartners.

Tijdpad

Begin april Een door de ambtelijke werkgroep ontwikkeld aanvraagformat wordt onder de contactambtenaren Cultuur en School verspreid.
1 mei 2004 Intentieverklaring van gemeenten en provincies om deel te nemen aan de afspraak (indien gewenst samen met verklaring Actieplan Cultuurbereik).
1 mei 2004 Tot dit moment kunnen scholen aanvragen indienen .
1 juni 2004 Bekendmaking selectie scholen.
1 juli 2004 Gemeenten en provincies dienen aanvraag in in het kader van de versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs.


---