College Bescherming Persoonsgegevens


15 april 2004

CBP maakt naam handelsinformatiebureau terecht niet openbaar

De Raad van State heeft de Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus (NVH) in het ongelijk gesteld in zijn hoger beroepszaak tegen het College bescherming persoonsgegevens (CBP). De NVH verlangde van het CBP openbaarmaking van de naam van het handelsinformatiebureau dat zijn voorganger, de Registratiekamer, in september 2000 onderzocht en waarover deze een geanonimiseerd onderzoeksrapport publiceerde.

De Registratiekamer, de voorganger van het CBP, deed in 2000 een onderzoek naar de activiteiten van een handelsinformatiebureau en constateerde toen dat het betreffende bureau op grote schaal de privacywetgeving overtrad. In juli 2001 publiceerde de Registratiekamer hierover het onderzoeksrapport Onrechtmatige handelswijze van een handelsinformatiebureau, waarbij de naam van het betrokken bureau niet vermeld werd. De NVH verzocht het CBP de naam van het betreffende bureau openbaar te maken.

Tegen de beslissing van het CBP om de naam niet openbaar te maken, maakte de NVH in eerste instantie bezwaar en vervolgens beroep. Op grond van de Wet openbaarheid van bestuur weigerde het CBP gehoor te geven aan het verzoek tot openbaarmaking van de naam van het handelsinformatiebureau. Het CBP deed hierbij onder meer een beroep op het onevenredig nadeel dat het betreffende bureau zou lijden bij openbaarmaking van de naam. De continuïteit van de activiteiten van het bedrijf zou in gevaar kunnen komen.

Het Raad van State stelt dat het CBP een juiste belangenafweging heeft gemaakt. Het belang van de NVH is niet dermate zwaarwegend dat tot openbaarmaking over moet worden gegaan. Eveneens stelt de Raad van State dat de economische positie van het handelsinformatiebureau door openbaarmaking benadeeld zal worden. Het bureau opereert immers binnen een beperkte en concurrerende markt. Daarnaast speelt een rol dat het betrokken handelsinformatiebureau heeft aangegeven de aanbevelingen van de Registratiekamer over te nemen en de handelswijze aan te passen.

* Afwijzing bezwaar: op grond van WOB naam handelsinformatiebureau niet openbaar
9 april 2002, z2002-0157

Over het CBP
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) houdt -onder de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP)- toezicht op de naleving van wetten die het gebruik van persoonsgegevens regelen. Bij het CBP moet het gebruik van persoonsgegevens worden gemeld, tenzij hiervoor een vrijstelling geldt.

Het CBP adviseert de regering en organisaties over de bescherming van persoonsgegevens en onderwerpen die daarmee samenhangen. Het CBP toetst gedragscodes en bemiddelt in geschillen tussen burgers en gebruikers van persoonsgegevens. Op eigen initiatief of op verzoek van een belanghebbende kan het CBP onderzoeken of de manier waarop persoonsgegevens in een bepaalde situatie zijn gebruikt, in overeenstemming is met de wet en daaraan zonodig gevolgen verbinden. Voor in gebreke blijven bij de melding kan een boete worden opgelegd. Bij overtreding van de wet of daarop gebaseerde regelingen kan het CBP overgaan tot bestuursdwang of een dwangsom opleggen.