Partij van de Arbeid


Den Haag, 15 april 2004


Bijdrage van Hannie Stuurman (PvdA) aan het Algemeen Overleg Arbeidstijdenwet


Toen ik deze week dit Algemeen Overleg aan het voorbereiden was, kwam er bij mij eigenlijk al direct een vraag naar voren die ik allereerst aan de Minister wil voorleggen, voordat ik verder inga op hetgeen voorligt. Als we weten dat de huidige arbeidstijdenwet eigenlijk pas sinds 1996 in werking is getreden en in 2001 is geëvalueerd, met daarop aansluitend een kabinetsstandpunt gevolgd door een SER advies, waaruit blijkt dat de atw op zich goed werkt, met een aantal kanttekeningen, dan verbaasd mij deze omslag van de minister zeer. Waarop is deze omslag nu in werkelijkheid gebaseerd? Een uitleg over vereenvoudiging, dan wel aansluiting bij de EU-regels zijn voor de PvdA niet voldoende.


Ik erken dat de huidige wet soms als complex wordt ervaren, waardoor er ook niet altijd optimaal gebruikt van wordt gemaakt. De hoofdpunten uit het reeds genoemde SER advies proberen iets aan deze complexiteit te doen, door de uitbreiding van de overlegregeling naar personeelsvertegenwoordiging en ondernemingsraad en het verbeteren van de kennis over de Arbeidstijdenwet. De PvdA kan zich hierdoor goed vinden in deze voorstellen en zou ook graag gezien hebben als de minister het daarbij zou hebben gelaten en zijn wijzigingen daarop zou hebben gebaseerd. Helaas hebt u besloten genoemde omslag te plegen waarbij u nieuwe voorstellen hebt gedaan, die nu bij ons voorliggen. Volgens de PvdA zijn de voorstellen echter geen vereenvoudiging maar een verslechtering voor gezondheid en veiligheid van werknemers. Bovendien is het de vraag of de voorstellen zullen leiden tot minder bureaucratie. De verwachting is namelijk dat het juist zal leiden tot meer bureaucratie. In dat kader wenst de PvdA dan ook dat Actal wordt ingeschakeld om te beoordelen in hoeverre de voorstellen van de Minister leiden tot lastenverlichting, hetgeen naast vereenvoudiging van regelgeving ook een andere doelstelling is van dit kabinet.


De genoemde voorstellen zijn door het kabinet in concrete voorstellen per artikel (onderwerp) nader uitgewerkt. Per artikel is absoluut één en ander te zeggen Het is echter in dit stadium van belang dat in algemene zin een reactie wordt gegeven, waarbij de wijziging per artikel (onderwerp) niet uit het oog mag worden verloren.


De PvdA is niet bij voorbaat negatief ten opzichte van vereenvoudiging, het SER advies moet ook in dat licht gezien worden, echter dit kan en mag nimmer ten koste te gaan van zorgvuldigheid, rechtmatigheid, handhaafbaarheid, doelmatigheid van de regelgeving en bescherming van werknemers. De voorstellen van de Minister voldoen in ieder geval niet aan deze elementen. Daarnaast moet mij van het hart dat de SER wel maar de Minister niet bereid is de huidige doelstellingen van de wet te handhaven. Wij zien echter zeer graag deze doelstellingen gehandhaafd: uitgangspunt van de wet is en moet blijven: bescherming van werknemers om redenen van veiligheid, gezondheid en welzijn bij de arbeid alsmede bevordering van de combineerbaarheid van arbeid en zorgtaken, evenals andere verantwoordelijkheden van werknemers buiten de arbeid. Vooral het laatste gedeelte, wat toch ook van uit emancipatie oogpunt zeer belangrijk is, zien wij weinig tot niets meer terug in de voorstellen en doelstellingen van de minister.


De huidige wet biedt ruime mogelijkheden om werkroosters te ontwerpen die flexibel zijn, de arbeidskosten verlagen en (dus) een positief effect hebben op de arbeidsproductiviteit en tegemoet komen aan de wensen van werknemers voor het combineren van werk en privé. Volgens de PvdA is het ontbreken van competentie en kennis om binnen de huidige normen van de ATW zulke moderne arbeidstijdpatronen te ontwikkelen een centraal probleem, dat niet wordt opgelost door de wettelijke normen te verruimen, zoals nu door de minister wordt voorgesteld.


Het voorstel is daar onduidelijk over, maar we gaan er van uit dat de huidige beleidsregels voor werkgevers, t.a.v. de koppeling aan Arbobeleid, mededelingstermijn van de roosters, registratie e.d. blijven bestaan. De PvdA is van mening dat de ATW, hoewel wat ingewikkeld, qua niveau van regelgeving voldoet. De wet beschermt op essentiële punten de veiligheid en gezondheid van werknemers, en biedt voldoende ruimte voor invulling op bedrijfsniveau, en voor het individu. De nieuwe voorstellen tasten vooral de ergonomische normen van de huidige arbeidstijdenwet aan. De PvdA vindt dit ongewenst en onnodig, en tegenstrijdig met het beleid om ziekteverzuim en instroom in de WAO te verlagen.


Standaardregeling/overlegregeling


Voor een groot aantal onderdelen bestaat op dit moment een dubbele normstelling in de vorm van een standaard- en een overlegregeling. Van de standaardregeling kan op dit moment alleen in collectief overleg (via de vakbond) worden afgeweken. De standaardnormen zijn die normen die in de wet zijn neergelegd. De overlegregeling geeft een ruimere toepassing van de wet. Het kabinet wil dat er naast een overlegregeling via de CAO, pvt en or ook op individueel niveau kan worden afgeweken van de standaardregeling. De PvdA is hier een felle tegenstander van. De individuele werknemer heeft een afhankelijke positie ten opzichte van de werkgever. Daarnaast blijkt dat in sommige ondernemingen de arbeidsverhoudingen überhaupt niet goed genoeg zijn voor individuele afwijkingen, in die situatie is er geen sprake van overleg, maar van eenzijdige vaststelling door de werkgever. Dit is absoluut ongewenst. Als we nu eens in de praktijk kijken, dan zijn er toch voorbeelden te over, waaruit blijkt dat het raamwerk van de wet met betrekking tot overlegsituaties goed is, maar dat daarnaast er volop mogelijkheden zijn om tot nadere invulling per situatie te komen. Deze voorbeelden moeten vooral toch voor de Minister een bewijs zijn dat de huidige wet met indien gewenst de aanvulling vanuit de SER nog steeds voldoet. Kent de minister het voorbeeld van Transavia? Hieruit blijkt waar goed overleg, zoals dat nu in de huidige wet staat omschreven toe kan leiden. In het Verenigd Koninkrijk heeft men wel de mogelijkheid om op individueel niveau af te wijken van de wet. Heeft dit gezorgd voor een betere concurrentiepositie? Wij kunnen ons wel vinden in de uitbreiding naar een overlegregeling met personeelsvertegenwoordiging en ondernemingsraad zoals de SER voorstelt. Bovendien stelt het kabinet voor om de standaardnormen op veel terreinen terug te brengen tot het absolute minimum, op het niveau van de Europese Richtlijnen t.a.v. arbeidstijden. De PvdA wil echter de standaardregeling handhaven, maar is wel bereid over te gaan tot verruiming van de overlegregeling tot het niveau van de EU-regels. Dit laatste en de uitbreiding tot pvt en or biedt ondernemers veel mogelijkheden tot flexibiliteit.


EU richtlijn


Het kabinet wil de arbeidstijdenwet bijstellen tot het niveau van de Europese Richtlijnen t.a.v. de arbeidstijden om zo de internationale arbeidsmarktpositie van de Nederlandse bedrijven te versterken. Dit betekent een minimalisering van de regels en dus een achteruitgang. Naar welke landen kijkt het kabinet wanneer ze het heeft over de versterking van de internationale arbeidsmarktpositie? Naar Frankrijk met zijn 35-urige werkweek, of Duitsland of Scandinavië? Of toch meer naar Oost-Europa. We vermoeden dat laatste, gezien de voorstellen. Zijn de regels in Nederland zoveel strenger dan de ons omringende landen? Zijn er aanwijzingen of onderzoeken die aantonen dat de ATW onze concurrentiepositie verslechtert?


Bovendien is het de vraag of het is toegestaan onze wet terug te brengen naar het voorgesteld niveau. De EU-richtlijn kent namelijk een non-regressiebepaling die zich ertegen verzet dat een lidstaat zijn wetgeving terugbrengt tot het (minimum)niveau op de enkele grond dat de richtlijn niet tot meer verplicht of dat ander lidstaten niet verder gaan dan wat de richtlijn voorschrijft. Een lidstaat moet hiervoor voldoende inhoudelijke en beleidsmatige redenen voor aanvoeren. Het niet onderbouwde arbeidsmarktargument van het kabinet zal hoogst waarschijnlijk niet voldoen. Zeer graag een goed en gemotiveerde uitleg over de reden van deze koerswijziging van de Minister. Aangaande toepassing van de EU-richtlijnen verwijs ik ook nog even naar hetgeen ik hiervoor het aangegeven. Het kan zo zijn dat de Minister mij er op zou willen attenderen dat ik tegenstrijdigheden naar voren breng. Dat zeker niet. Ik ben eigenlijk zelfs bereid een handreiking te doen, echter dit laat onverlet dat ik de Minister toch graag op de non-regressiebepaling wil wijzen, gelet ook op de mogelijke toekomstige wijzigingen die de Minister in de ATW zou willen doorvoeren, denk daarbij aan de slaapdiensten en arbeidstijd in het kader van de jurisprudentie waarop we in de toekomst ook nog te spreken komen.


Ik heb geconstateerd dat de Minister geen woord rept over mogelijke uitbreiding van de werkingssfeer van de ATW. Ik doel daarbij op o.a. de leidinggevenden, die nu niet onder de wet vallen. Is de minister bereid hier iets aan te doen, waardoor er gelijkheid voor alle werknemers ontstaat?


Tot slot;:


Mogelijk herhaal ik een en ander echter ik wil het toch als conclusie nogmaals naar voren brengen. De dereguleringsvoorstellen van de Minister leiden tot enorme verslechtering van het niveau van bescherming van de veiligheid, gezondheid en welzijn op het werk. We zien niets meer terug met betrekking tot combinatie arbeid en zorg. De voorstellen van het kabinet zijn geen vereenvoudiging maar een verslechtering. Het bevat een aantal zeer vergaande voorstellen op het gebied van de wekelijkse rusttijd, de pauzes, de maximale arbeidstijd, de nachtarbeid en de consignatie en niet te vergeten de zondagsarbeid, waarvan ik bij voorbaat wens te stellen dat hetgeen door collega Bussemaker/van Dijken hierover hebben weten te bereiken gehandhaafd moet blijven. Daardoor ontstaat een minimaal stelsel waar nog nauwelijks enige bescherming van uit gaat. Dit is in strijd met het streven naar beperking van het ziekteverzuim en instroom in de WAO. Het Kabinet ontkent daarmee zijn verantwoordelijkheid om goede inhoudelijke regels te stellen die gezonde en sociale werktijden bevorderen. De verwijzing naar de noodzaak tot meer ruimte voor overleg op collectief en individueel niveau is onterecht: de huidige ATW biedt voldoende ruimte voor flexibiliteit voor werkgever en werknemer. De standaardregeling moet blijven met daarbij de aanvulling dat er verruiming van de overlegregeling mogelijk is tot het niveau van de EU-regels. Hierdoor ontstaan zeker meer kansen voor zowel werknemers (en diens vertegenwoordigers) als werkgevers.


Alles gezegd hebbende wil ik de Minister verzoeken om tot een nieuw standpunt te komen wat meer overeenkomt met het SER advies en voorstellen van onze kant. Graag zijn reactie hieromtrent.


Mogelijke moties:


· Regering vragen te komen met een nieuw standpunt wat meer overeenkomt met het SER advies.


· Mogelijkheid bieden in de overlegregeling een minimum aan te houden van de EU richtlijn.