Praktijkonderzoek Veehouderij

Elektronische oormerken voor I&R bij schapen en geiten

PraktijkRapport schapen 2

Auteurs: E. Schuiling, J. Verkaik, G. Binnendijk, P. Hogewerf, D. Smits, B. van der Fels

Een systeem voor elektronische identificatie voor schapen en geiten is beoordeeld op diervriendelijkheid, oormerkverlies en de mogelijkheden voor identificatie bij transport en slacht. In twee pilot studies zijn verschillende oormerken getest op geschiktheid. Vervolgens is een praktijkproef uitgevoerd met vier types elektronische oormerken, aangebracht bij 13585 dieren op 21 praktijkbedrijven. Aanvullend zijn testen met stationaire readers voor doorloopherkenning uitgevoerd. De elektronische oormerken konden gemakkelijk worden aangebracht door de veehouders, zonder problemen met bloedingen of scheuren van oren. Het uitlezen van de oormerken met de handreader ging voldoende snel en zonder technische mislezingen. De visuele leesbaarheid van de oormerken was goed, hoewel bij sommige types de printkwaliteit verbeterd kan worden. Het herstel van de oorwonden was erg traag (maar niet trager dan met een gangbaar huidig oormerk) en het verlies was groter dan verwacht. Het lezen van de oormerken in doorloopherkenning was onvoldoende.
Verbeteringen zijn nodig voor de oormerken (met en zonder transponder) ten aanzien van wondherstel en verlies. De combinatie van elektronische oormerken en doorloopherkenning moet verder ontwikkeld worden.
We bevelen aan om oormerken en uitleesapparatuur te testen voor marktintroductie. Belangrijke items daarbij zijn voor alle oormerken dierwelzijn, verlies en duurzaamheid. Voor het complete systeem van elektronische identificatie is het noodzakelijk transponders en readers in combinatie te testen op betrouwbaarheid en geschiktheid in praktijkomstandigheden.

Identificatie en registratie is van essentieel belang voor de schapen- en geitenhouderij in het kader van dierziektebestrijding en voedselveiligheid. Met het huidige systeem, gebaseerd op visueel afleesbare oormerken en vastleggen van mutaties in bedrijfsregisters, is een volledige 'tracking en tracing' niet mogelijk. Elektronische identificatie kan de basis zijn voor een systeem, waarmee dit wel mogelijk wordt. Op verzoek van het PVE en LTO en in opdracht van het Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft het Praktijkonderzoek van de Animal Scienes Group van Wageningen UR (voorheen: Praktijkonderzoek Veehouderij) in samenwerking met Agrotechnology and Food Innovations van Wageningen UR (voorheen: IMAG) een onderzoek uitgevoerd naar de gebruikswaarde van oormerken met transponder voor de schapen- en geitenhouderij.

Om te komen tot een keuze voor de elektronische oormerken zijn alle ICAR-geregistreerde fabrikanten benaderd. Zes fabrikanten hebben 13 typen oormerken aangeboden, waarvan zes typen op basis van met name uitvoering en technische eisen zijn geselecteerd voor een eerste pilot. Deze pilot was bedoeld om bij een beperkt aantal dieren de gebruikseigenschappen en de diervriendelijkheid te testen en te komen tot een selectie van oormerken voor de grote praktijkproef. In deze pilot zijn de oormerken ingebracht bij 581 geiten en 519 schapen, zowel lammeren als volwassen dieren. Gedurende 4 weken is het herstel van de oorwond en het verlies van de oormerken gevolgd. Na 4 weken bleek slechts 16 % van de oorwonden volledig hersteld. Het verlies bleef beperkt tot vier stuks (0,4 %). De resultaten voor wat betreft wondherstel waren dermate teleurstellend, dat besloten is om de fabrikanten de gelegenheid te bieden om verbeteringen aan te brengen. Hiervoor zijn met de fabrikanten gesprekken gevoerd en suggesties aangereikt. Vervolgens is een tweede pilot met de verbeterde oormerken uitgevoerd.

In de tweede pilot is als referentie een momenteel zeer gangbaar oormerk (zonder transponder) meegenomen, naast de vijf verbeterde oormerken met transponder die de fabrikanten hebben aangeboden. Deze pilot is uitgevoerd met alleen schapen en schapenlammeren, omdat in deze periode onvoldoende geitenlammeren geboren worden. Ook deze test heeft 4 weken geduurd. De resultaten waren voor de lammeren nauwelijks beter dan in de eerste pilot (van 31,0 naar 28,8 % ernstig ontstoken oorwonden), voor de volwassen ooien was er wel sneller oorherstel (ernstige ontstekingen van 78,9 naar 32,6 %). Het referentie-oormerk scoorde minder goed dan een aantal proefoormerken. Er is gekozen om de vier oormerken die beter dan of vergelijkbaar met het referentie-oormerk scoorden in te zetten in de praktijkproef. Voor een van de vier oormerken is besloten deze niet bij de volwassen schapen aan te brengen, omdat dit oormerk in de pilot bij de ooien veel schaaf- en schuurplekken veroorzaakte.

In de praktijkproef zijn bij 13585 dieren op 21 praktijkbedrijven de oormerken met transponder door de veehouder ingebracht. Bij al deze dieren is fysiek en functioneel verlies vastgelegd en bij 6652 dieren is het wondherstel gevolgd. De proef heeft gelopen van december 2002 tot medio november 2003. Gedurende 4 maanden na aanbrengen is het herstel van de oorwond gevolgd, alsmede het ontstaan van nieuwe drukwonden. Aan het eind van de proefperiode of bij tussentijdse afvoer (levend of dood) zijn de oormerken gecontroleerd op werking en vervolgens verwijderd. De oormerken hebben gemiddeld 8 maanden in de oren gezeten, met een spreiding van 10 tot 47 weken. Het inbrengen van de oormerken door de veehouder ging eenvoudig en gemakkelijk. Slechts in een paar gevallen trad een lichte bloeding op. In geen enkel geval was veterinaire assistentie nodig.
Ook nu weer bleek dat de oorwond traag herstelt: 41 % is hersteld na 1 maand, 80 % na 2 maanden, 93 % na 3 maanden, 95 % na 4 maanden en aan het eind van de proef op gemiddeld 8 maanden is 99 % hersteld. Het aanvankelijk grote verschil tussen de diercategorieën neemt in de loop van de tijd af. Het verschil tussen de oormerken is klein. Wel zijn er verschillen tussen bedrijven gevonden. Schuur- en schaafplekken, ontstaan door druk op het weefsel, nemen in de loop van het onderzoek wel af (van 16 % op maand 1 tot 6,6 % aan het eind), maar verdwijnen niet. Ook is geconstateerd dat deze plekken na genezing weer terug kunnen komen.
Het fysiek verlies van de oormerken was 3,0 % in 8 maanden (overeenkomend met 4,5% per jaar). Functioneel verlies (elektronisch nummer niet meer uit te lezen) bedroeg 0,7 % (= 1,1 %/jaar). De visuele afleesbaarheid was voldoende: 97 % van de mannelijke merkdelen (buitenzijde oor) was goed afleesbaar en 1 % slecht. Het vrouwelijk deel (aan de binnenzijde van het oor) was minder goed afleesbaar (91 % goed), voornamelijk doordat bij een paar oormerken de printkwaliteit minder was. Een deel van de oormerken was ook aangevreten, zowel op geiten- als schapenbedrijven.

De gebruikte handreader, met speciaal voor het project geschreven software, bleek onvoldoende ontwikkeld en getest te zijn. Door zowel technisch falen als softwareproblemen konden soms waarnemingen niet tijdig worden uitgevoerd, zijn waarnemingen verloren gegaan en/of moesten opnieuw worden uitgevoerd. Het uitlezen van de transponders op zich heeft geen problemen opgeleverd, dit gebeurde goed en voldoende snel. Opgemerkt moet worden dat er maar één fabrikant van handreaders bereid was om hard- en software voor dit project te leveren. Het testen van stationaire readers voor doorloopherkenning heeft veel problemen opgeleverd omdat de apparatuur in eerste instantie niet voldeed aan de eisen en geschikte apparatuur laat beschikbaar kwam. De technisch meest belovende reader konden we door het laat beschikbaar komen niet meer testen in de praktijk. Twee andere stationaire readers zijn wel getest op een schapenverzamelplaats en op een geitenbedrijf, maar hebben matige resultaten opgeleverd. Afhankelijk van het type oormerk, van de stationaire reader en van de doorlooprichting werd tussen 0 en 100 % van de oormerken herkend. Doordat voor diervriendelijkheid wordt gestreefd naar een klein en licht oormerk, is de uitleesafstand gering. Dit levert grote problemen op bij doorloopherkenning.

Gezien de gestelde randvoorwaarden (met name diervriendelijkheid en efficiënt gebruik in de keten) kunnen we concluderen dat het systeem nog niet praktijkrijp is. Gelet op het trage herstel van de wond in het oor en de daarbij optredende ontstekingen, is een verdere ontwikkeling van de oormerken en/of de wijze van aanbrengen noodzakelijk. We merken op dat de in de praktijkproef geteste oormerken met transponder op dit punt niet onderdoen voor een zeer gangbaar regulier oormerk, zoals in de tweede pilot is aangetoond. Het fysieke verlies van oormerken is groter dan in het programma van eisen is genoemd. Het gevonden verschil tussen oormerken is wel een indicatie dat verbeteringen mogelijk zijn. Ook voor het functionele verlies zijn verbeteringen mogelijk, omdat ook hier technisch falen in het spel is. In de praktijkproef zijn de oormerken maximaal 11 maanden getest, waarin al problemen met duurzaamheid naar voren komen. Ook op dit punt zijn dus verbeteringen nodig. Gestreefd moet worden naar een gebruiksduur van minimaal 5 jaar. Het uitlezen van de oormerken met een handreader bleek goed en voldoende snel mogelijk. Voor doorloopherkenning middels stationaire readers is een verdere ontwikkeling nodig, in combinatie met de transponderoormerken. Aanbevolen wordt om oormerken met transponder en randapparatuur, per onderdeel en in combinatie, te testen voordat deze op de markt komen. Belangrijke aandachtspunten voor alle oormerken (met of zonder transponders) zijn diervriendelijkheid, verlies en duurzaamheid. Voor het gehele elektronische I&R-systeem is het van belang dat de combinatie van oormerktransponders en randapparatuur technisch goed op elkaar zijn afgestemd en onder praktijkomstandigheden goed en betrouwbaar functioneert.

Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel praktijkrapport 2 hier voor de prijs van EUR 16.51 (excl BTW) .

Algemeen praktijkrapport 2: Elektronische oormerken voor I&R bij schapen en geiten - 2004 - 51 pagina's

Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle praktijkrapporten

---

© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst bijgewerkt: 19-04-2004 11:49.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar: webmaster.po.asg@wur.nl