TROS


Beste redactie,

Naar aanleiding van de persconferentie van het CDA vanmiddag, sturen wij u hierbij de reactie van TROS op het rapport van het wetenschappelijk instituut van het CDA.

TROS
Afdeling Communicatie

21 april 2004

Eerste reactie van TROS op rapport wetenschappelijk instituut CDA


1. TROS staat positief tegenover het rapport van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA inzake de publieke omroep omdat het de leden van de omroepverenigingen en de pluriformiteit van de publieke omroep als vertrekpunt heeft. Dat is een belangrijk verschil met de andere rapporten over de publieke omroep, zoals dat van de visitatiecommissie onder leiding van A. Rinnooy Kan. Die benadrukken vooral de eenheid van de publieke omroep en pleiten voor een sterke centrale autoriteit. In die visie worden omroepinstellingen min of meer beschouwd als uitvoeringsorganen van de Raad van Bestuur van de Publieke Omroep.


2. Het CDA signaleert dat de invloed van de overheid op de publieke omroep geleidelijk toeneemt en beschouwt dat als een ongewenste ontwikkeling die zich overigens ook in andere sectoren voordoet, zoals het onderwijs en de zorg. Het CDA spreekt over het verstatelijkte middenveld. Het gaat om publieke diensten waarvan het CDA vindt dat die niet door overheidsorganen, maar door organisaties van burgers dienen te worden uitgevoerd. TROS is het daarmee eens: de kern van de publieke omroep moet liggen in de omroepleden. De afgelopen vijftien jaar is het overheidsbeleid er echter vooral op gericht geweest om zeggenschap over programma's te centraliseren onder de Raad van Bestuur en de netcoördinatoren. De ervaring leert bovendien dat de Raad van Bestuur van de Publieke Omroep zich minder onafhankelijk kan opstellen van politiek Den Haag dan de omroepverenigingen, die daartoe ook een wettelijke verplichting hebben.


3. TROS is het eens met het CDA dat pluriformiteit een wezenskenmerk is voor de publieke omroep en dat de omroepverenigingen daarvan de belangrijkste dragers zijn. De publieke omroep moet zodanig worden ingericht dat omroepverenigingen deze rol kunnen en ook moeten waarmaken. Daartoe worden ruwweg drie beleidslijnen voorgesteld

a. Het CDA pleit voor vrijmakend beleid ten aanzien van de omroepverenigingen. Deze krijgen veel meer vrijheid om leden te werven en te behouden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk mensen in ons land lid zouden moeten worden van een omroep. Dit is belangrijk omdat pluriformiteit in de publieke omroep gebaseerd zou moeten zijn op de omroepkeuze van zoveel mogelijk burgers. TROS vindt de koppeling van zendtijd volume aan ledental een goed idee: elke burger weet dat hij door lid te worden van zijn favouriete omroep, deze meer zendtijd krijgt. En voor de omroepen geldt: luister goed naar je leden, want: hoe meer leden, des te meer zendtijd. Het CDA-rapport werkt ook uit dat de omroepverenigingen een structuur dienen te hebben die de invloed van leden moet waarborgen. Over de vraag of aan het omroeplidmaatschap drempels moeten worden opgeworpen is onduidelijkheid gerezen. TROS is voorstander van een zo laag mogelijke drempel: dus lage contributie en een herstel van de koppeling lidmaatschap en abonnement op een omroepblad. Lage drempels leiden tot hoge ledenaantallen en bijgevolg betere werking van de vraagsturing in de publieke omroep: hoe meer leden, des te meer zendtijd.

b. CDA pleit voor veel meer ruimte voor de omroepverenigingen om zich als een maatschappelijke onderneming te ontwikkelen. Dat wil zeggen: meer activiteiten te ontplooien en met de inkomsten die daaruit voortvloeien goede programma's te maken. TROS is het hiermee geheel eens.

c. CDA pleit voor de ontwikkeling van de Raad van Bestuur naar een toezichthoudend orgaan, die bevoegdheden krijgt om de pluriformiteit te toetsen. Dit orgaan verliest zijn operationele bevoegdheden, zoals coördinatie, zendtijd- en budgettoewijzing en programmaversterking. Bijgevolg is het een voorstel de Raad van Toezicht in zijn huidige samenstelling op te heffen. Het betekent in feite een decentralisatie volgens het beginsel dat bestuurlijke bevoegdheden zo laag mogelijk in een organisatie moeten worden gelegd. TROS is het eens met dit beginsel. Wel zal dit bestuurlijke model nader moeten worden uitgewerkt.