Ministerie van Algemene Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postadres der Staten-Generaal Postbus 20001 Plein 2 2500 EA Den Haag 2511 CR Den Haag Bezoekadres
Binnenhof 19, Den Haag

Datum Kenmerk Onderwerp 21 april 2004 04M465330 Kamervragen lid Vos (Groen-Links)

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid van uw Kamer mevrouw Vos (Groen Links), mij toegezonden op 8 april 2004.

De MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,

Mr.dr. J.P. Balkenende

Vragen van het lid Vos (GroenLinks) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over mogelijke betrokkenheid van de echtgenoot van de minister van Verkeer en Waterstaat in het verleden bij de `bouwfraude'. (Ingezonden 8 april 2004)


1
Is het waar dat de echtgenoot van de minister van Verkeer en Waterstaat zijn commissariaat bij de BAM-groep heeft opgegeven bij de benoeming van mevrouw Peijs tot minister in 2003, teneinde elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen?


2
Bent u op de hoogte van de betrokkenheid van de echtgenoot van de minister van Verkeer en Waterstaat in het verleden bij de `bouwfraude', waaronder aanwezigheid bij vooroverleg ter verdeling van de markt en voorkoming van concurrentie?


3
Was u van deze feiten op de hoogte bij de gesprekken die u hebt gevoerd ter voorbereiding van de vorming van het kabinet? Heeft de minister van Verkeer en Waterstaat deze informatie verschaft? Wat wist u precies?


4
Indien u deze informatie toen reeds bezat, achtte u toen een mogelijke schijn van belangenverstrengeling aan de orde, gezien de vereiste aanpak van de bouwfraude en het verleden van de echtgenoot van de minister van Verkeer en Waterstaat?


5
Zijn er sindsdien nieuwe feiten gebleken, bijvoorbeeld nu door de stukken van de Europese Commissie en het Europese Hof van Justitie? Zo ja, welke? Hoe beoordeelt u dit?


6
Heeft de echtgenoot van de minister al zijn bouwgerelateerde commissariaten en adviesfuncties opgegeven bij de benoeming van mevrouw Peijs tot minister van Verkeer en Waterstaat? Zo neen, welke commissariaten en adviesfuncties bezit de echtgenoot van de minister op dit moment? Acht u op dit moment een mogelijke schijn van belangenverstrengeling aan de orde? Zo neen, waarom niet?

Pagina
2/4

Antwoorden


1.
Ja


2, 3, 4, 6.
De regels omtrent de "Beoordeling van kandidaat-ministers en staatssecretarissen" (brief van 20 december 2002, TK 28 754, nr. 1) zijn voor mij het enig relevante kader met betrekking tot de in de vragen genoemde feiten over de heer Platschorre; ik treed uiteraard voorts niet in de beoordeling van individuele burgers en bedrijven resp. van rechterlijke uitspraken.
De kern van bedoelde regels luidt aldus, ik citeer: "Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat financiële en zakelijke belangen van een partner, meerderjarige kinderen en andere familieleden in de regel niet relevant worden geacht. De motivering hiervoor is dat in de huidige maatschappij mensen als zelfstandige individuen worden beschouwd die geacht worden economisch onafhankelijk te zijn. Het past daarbij niet om van de partner of familieleden van een kandidaat- bewindspersoon te eisen dat zij ingrijpende financiële of zakelijke veranderingen aanbrengen in hun leven om de kandidatuur van betrokkene mogelijk te maken. Het is ook ongewenst dat het ambt van bewindspersoon voor een belangrijke groep geschikte kandidaten enkel en alleen vanwege de maatschappelijke positie van partner of verwanten onbereikbaar zou zijn. De grens van relevante financiële en zakelijke belangen die tijdens de formatie aan de orde zijn wordt daarom gelegd bij die belangen waarover de kandidaat-bewindspersoon persoonlijk (mede-) zeggenschap heeft."
De onderwerpen waarmee de heer Platschorre in de door het lid Vos gestelde vragen in verband wordt gebracht zijn gedateerd in de jaren '80. Mevrouw Peijs, die sinds 27 mei 2003 minister van Verkeer en Waterstaat is, heeft over deze zaken geen enkele (mede-)zeggenschap gehad.
Voornoemde regels geven tevens aan dat de formateur "ter afsluiting van het gesprek de vraag stelt of er overigens nog feiten zijn uit heden of verleden van de kandidaat die hij moet kennen omdat ze op enig moment van negatieve invloed kunnen worden op het functioneren van de kandidaat als bewindspersoon, dan wel het kabinet in een moeilijke situatie kunnen brengen." En "Het spreekt voor zich dat het gewisselde tussen formateur en kandidaat-bewindspersoon strikt vertrouwelijk is. Over de inhoud van het gesprek worden dan ook geen mededelingen naar buiten gedaan. De enige uitzondering daarop is de brief aan het begin van een kabinetsperiode waarin de minister-president aangeeft welke regelingen bewindspersonen hebben getroffen ten aanzien van onverenigbare financiële en zakelijke belangen en welke nevenfuncties behouden blijven." Dienovereenkomstig heb ik met mijn brief aan de Tweede Kamer van 30 juni 2003 op grond van genoemde regels, en dus ook van voornoemde slotvraag, aan uw Kamer gemeld welke maatregelen bewindspersonen van het toen nieuw aangetreden kabinet hebben getrokken ten aanzien van onverenigbare financiële en zakelijke belangen en ten aanzien van nevenfuncties. Uit dit vorig jaar gegeven antwoord kunt Pagina

3/4

u opmaken dat ik in relatie tot mevrouw Peijs geen beletselen heb vastgesteld om tot haar voordracht tot benoeming als minister over te gaan.

5.
Het kabinet treedt niet in feiten tussen de Europese Commissie en het Europees Hof enerzijds en burgers en bedrijven anderzijds.

Pagina

4/4