Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
d.d. 6 april 2004 A&G/W&O/2004/26386 Kenmerk: 2030412070

Onderwerp Datum
Regels aangaande het terugdringen van werken 23 april 2004
op ladders

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Aptroot (VVD) over regels aangaande het terugdringen van werken op ladders.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)

Beantwoording vragen van het lid Aptroot (VVD) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de regels aangaande het terugdringen van werken op ladders. (Ingezonden 5 april 2004)
2030412070
Vraag 1.
Is het waar dat per juli 2004 schilders-, bouw-, installatie- en glazenwasbedrijven verplicht worden andere arbeidsmiddelen dan een ladder te gebruiken bij het uitvoeren van hun dagelijkse werkzaamheden?
Antwoord 1.
Nee. De Europese richtlijn1 die Nederland verplicht nieuwe bepalingen met betrekking tot het "werken op hoogte" in te voeren, dient uiterlijk 19 juli 2004 in de nationale wetgeving te zijn geïmplementeerd. Met het betreffende ontwerpbesluit wordt voorgesteld de richtlijn één op één uit te voeren, dus zonder enige nationale toevoeging.
Op aandringen van onder meer Nederland is in de richtlijn opgenomen dat lidstaten de mogelijkheid hebben een overgangstermijn vast te stellen van maximaal 2 jaar. Nederland zal, zoals in het voorstel tot algemene maatregel van bestuur is aangegeven, de maximaal toegestane termijn van 2 jaar benutten waardoor uiterlijk in juli 2006 aan de nieuwe bepalingen moet worden voldaan. Overigens is er ook dan geen sprake van een verbod op het gebruik van ladders. Het gebruik van ladders als arbeidsplaats dient zo veel als mogelijk te worden teruggedrongen. Vraag 2.
Kunt u aangeven welk percentage van de ongevallen met ladders te wijten is aan het intrinsiek gebruik van een ladder? Welk percentage wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld ondeuglijk en onbevoegd gebruik of door het bewust niet nemen van de verplichte veiligheidsmaatregelen?
Antwoord 2.
Uit cijfers van de Arbeidsinspectie blijkt dat er tussen 1998 en heden circa 500 ernstige arbeidsongevallen hebben voorgedaan, waarvan ongeveer 3% met dodelijke afloop, die gerelateerd zijn aan het werken met een ladder.
Uit deze gegevens blijkt verder dat in circa 7% van deze gevallen er sprake was van ondeugdelijk materiaal en het niet of niet juist gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen. In circa 36% was sprake van het niet op de juiste wijze ( niet borgen, onjuist plaatsen etc.) gebruik van de ladder.
Op basis van de mij beschikbare gegevens kan ik geen uitspraak doen over het percentage dat te wijten is aan het intrinsiek gebruik van ladders dan wel indien een ander arbeidsmiddel zou zijn gebruikt bepaalde ongevallen niet zouden zijn gebeurd.
Vraag 3.
Kunt u aangeven op basis van welke passage in richtlijn 2001/45/EG besloten is dat het terugdringen van werken op ladders bevorderd dient te worden?
Antwoord 3.
In punt 4.1.2 van de bijlage bij de richtlijn is opgenomen dat "het gebruik van een ladder als


1 Richtlijn 2001/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 tot wijziging van Richtlijn 89/655/EEG van de Raad betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats.


2
werkplek op hoogte moet worden beperkt tot omstandigheden waarin, gelet op punt 4.1.1, het gebruik van andere, veiliger arbeidsmiddelen niet gerechtvaardigd is in verband met het geringe risico, en vanwege hetzij de korte gebruiksduur, hetzij de bestaande kenmerken van de locaties die de werkgever niet kan veranderen".
Vraag 4.
Hoe verhoudt zich eerder genoemd besluit tot passage 4.1.1 uit de richtlijn die vermeld dat "de afmetingen van de arbeidsmiddelen moeten afgestemd zijn op de aard van de te verrichten werkzaamheden en de voorzienbare belasting en zodanig zijn dat zonder gevaar doorgang mogelijk is."

Vraag 5.
Deelt u de mening dat juist een ladder aan de criteria als genoemd in passage 4.1.1. voldoet?

Antwoord 4 en 5.
In punt 4.1.1 van de bijlage bij de richtlijn is aangegeven dat in het geval tijdelijke werkzaamheden op hoogte niet veilig op een daartoe geschikte vloer kunnen worden uitgevoerd, de meest geschikte arbeidsmiddelen moeten worden gekozen. De afmetingen van die arbeidsmiddelen moeten afgestemd zijn op de aard van de te verrichten werkzaamheden en de voorzienbare belastingen en zodanig dat zonder gevaar doorgang mogelijk is.
In punt 4.1.2 is vervolgens aangegeven dat de inzet van een ladder daarbij zoveel mogelijk dient te worden beperkt. Indien het vanwege de risico's, de gebruiksduur of locatie niet mogelijk of redelijk is om een ander arbeidsmiddel dan een ladder in te zetten, kan de ladder gebruikt worden met inachtneming van de specifieke bepalingen als genoemd onder punt 4.2 van de bijlage bij de richtlijn.
De ladder is zeker niet voor alle werksituaties het meest geschikte arbeidsmiddel om veilige arbeidsomstandigheden te waarborgen.
Wellicht ten overvloede wijs ik er op dat de richtlijn een wijziging inhoud van de richtlijn betreffende Arbeidsmiddelen en bij het werken op hoogte derhalve ook de bepalingen van laatst genoemde van toepassing zijn.
Vraag 6.
Deelt u de mening dat deze uitgebreide regelgeving het zelf klussen en het zwartwerken, waarbij deze regels niet hoeven te worden nageleefd, in de hand werkt en er zich per saldo meer ongelukken zouden kunnen voordoen, werkgelegenheid wordt vernietigd en belastingen en socialepremies niet worden geïnd?
Antwoord 6.
Nee. Het betreft hier een Europese richtlijn die enerzijds de verbetering van de veiligheid, de hygiene en de gezondheid van werknemers op het werk beoogt, en anderzijds concurrentie ten laste van de veiligheid en gezondheid van werknemers op Europees niveau dient te voorkomen.

Effecten waar de VVD-fractie voor vreest kunnen over de volle breedte van beschermende maatregelen aan de orde zijn, maar mogen mijn inziens er niet toe leiden dat zelfklussen en zwartwerken bepalend worden voor het niveau van arbeidsomstandigheden van werknemers in Nederland. Overigens zijn sociale partners in een vroeg stadium uitgebreid geïnformeerd en geconsulteerd over de invoering van de implementatie van de Richtlijn op hoogte. Dit heeft er inmiddels toe geleid dat de sociale partners een studie hebben uitgevoerd op welke wijze de nieuwe regels uitgevoerd zouden kunnen worden. Hierover is inmiddels overeenstemming bereikt tussen de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties.
Vraag 7.
Bent u bereid het verbod op het werken op ladders niet uit te vaardigen? Antwoord 7.
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven komt er geen verbod op het werken op ladders. In overeenstemming met de Europese richtlijn dient het gebruik van ladders op de arbeidsplaats zo veel als mogelijk te worden teruggedrongen.