Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuk, 26-4-2004

Reactie op brief CTG over voorgenomen aanwijzing beheersing groei AWBZ

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-CB-U-2476912

26 april 2004

1 Inleiding
Hiermee reageer ik, op uw verzoek, op de inhoud van de brief van het CTG aan mij van 19 februari jl. over de voorgenomen aanwijzing beheersing groei AWBZ. Ik heb met u over deze aanwijzing uitgebreid gesproken tijdens het plenaire debat van 7 april jl.

2 De CTG brief
In de brief merkt het CTG terecht op dat uit voorlopige informatie van het CTG over de gecontracteerde omzet voor 2004 in de AWBZ en uit ramingen van het CVZ over de ontwikkelingen in de persoonsgebonden budgetten, blijkt dat de in de begroting beschikbare middelen thans al volledig opgesoupeerd zijn.
Vervolgens wordt in de brief geconstateerd dat deze volledige benutting van de ruimte het gevolg is van een combinatie van 3 factoren, te weten:
1. een overschrijding van de beschikbare ruimte voor de productieafspraken in de geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg.
2. een onderschrijding van de beschikbare ruimte voor de productieafspraken in de sector verpleging en verzorging. 3. een verdubbeling van de uitgaven voor persoonsgebonden budgetten.

Bij deze constatering merk ik op dat in de cijfers - zoals door het CTG weergegeven - voor de raming van de rijksbegroting, de totale groeiruimte is toegerekend aan de sectoren waarvoor produktieafspraken zijn gemaakt. Bij de raming voor de persoonsgebonden budgetten is dus geen groeiruimte toegerekend.Uiteindelijke toedeling van de groeiruimte vindt pas na afloop van een jaar plaats. Als een deel van de groeiruimte aan de persoonsgebonden budgetten zou worden toegerekend, dan zou de overschrijding bij de sectoren ggz en gehandicaptenzorg hoger uitkomen en bij de persoonsgebonden budgetten lager.
Bij de sector verpleging en verzorging zou de onderschrijding kleiner zijn. Voor het totale saldo van - 20 miljoen maakt deze herverdeling tussen sectoren niets uit.

3 Uw specifieke vragen
In uw brief heeft u mij gevraagd hoe het verschil van het door mij in het AWBZ debat genoemde bedrag van EUR 19,7 miljard en de optelsom van CTG cijfers en CVZ cijfers van EUR 19,252 miljard kan worden verklaard. Het bedrag van EUR 19,7 miljard is door mij genoemd als het beschikbare kader voor 2004 voor AWBZ uitgaven. Bij confrontatie van dit kader met het door het CTG weergegeven cijfer van EUR 19,25 miljard lijkt er nog een ruimte te bestaan van circa EUR 450 miljoen. Deze ruimte is er echter niet.
Er is nog een bedrag van circa EUR 0,5 miljard noodzakelijk voor AWBZ uitgaven die niet in de door het CTG aangegeven cijfers zijn verwerkt. In de door het CTG genoemde cijfers zijn geen cijfers opgenomen voor de vrijgevestigde psychiaters, de TBS-klinieken en de sociaal pedagogische diensten. Voor deze drie sectoren zijn de uitgaven in 2004 naar verwachting EUR 0,3 miljard. Verder geven de CTG cijfers niet de uitgaven weer voor de met AWBZ middelen gefinancierde subsidieregelingen binnen de AWBZ sectoren. De uitgaven hiervoor bedragen naar verwachting voor 2004 EUR 0,2 miljard,

U heeft mij tevens gevraagd waarop de prognose van het CVZ voor de uitgaven van persoonsgebonden budgetten in 2004 is gebaseerd. Het CVZ heeft deze prognose gebaseerd op cijfers van de Sociale Verzekerings Bank voor zover het het pgb oude stijl betreft en op cijfers van de zorgkantoren voor zover het het pgb nieuwe stijl betreft. Het CVZ heeft de aangeleverde cijfers over het eerste kwartaal 2004 geëxtrapoleerd. Bij de extrapolatie van de cijfers van de SVB voor het pgb oude stijl is rekening gehouden met de afbouw van dit pgb. Bij de extrapolatie van de cijfers van de zorgkantoren is rekening gehouden met een autonome toename van het aantal pgb-houders. In het op 22 april 2004 aan mij door het CVZ uitgebrachte rapport "Lasten en financiering AWBZ 2003-2004" geeft het CVZ aan dat in de raming van de lasten voor 2004 de verwachte effecten van beleidsmaatregelen die begin dit jaar zijn ingegaan meegenomen zijn.

Het CTG schrijft in de brief dat verdere volumeoverschrijdingen mogelijk blijven door een verdere groei van de persoonsgebonden budgetten en via nieuwe - of verruimde toelatingen. Deze constatering van het CTG is juist en ik ben mij daarvan bewust. Ik zal de komende maanden de uitgaven ten gevolge van een verdere groei van de persoonsgebonden budgetten en van nieuwe toelatingen nauwlettend in de gaten houden.

Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp