Stankregelgeving: oude richtlijnen blijven voorlopig gelden
Op 1 mei 2003 is de nieuwe stankwet voor reconstructiegebieden
(officieel: `Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings-
en verwevingsgebieden') in werking getreden. Hierin staan de regels
voor de maximale toegestane geurbelasting door veehouderijen in
reconstructiegebieden.
Op dit moment is deze wet alleen nog maar van betekenis voor de
voorbereiding van de reconstructieplannen. Voor de vergunningverlening
in het kader van de Wet milieubeheer is de nieuwe stankwet pas van
kracht op het moment dat de reconstructieplannen bekendgemaakt zijn
(naar verwachting vóór de zomer van 2005).
Tussen 1 mei 2003 en 11 november 2003 heeft de gemeente Oirschot
gerekend met de omrekeningsfactoren die horen bij de nieuwe stankwet.
Dit op advies van het ministerie van VROM, dat had laten weten dat de
nieuwe factoren direct moesten worden toegepast. Op 11 november heeft
het Oirschotse college echter besloten om weer de oude
omrekeningsfactoren toe te passen, omdat de in de nieuwe stankwet
genoemde gebieden nog niet zijn vastgesteld en de stankwet en de
bijbehorende stankregeling nog niet mogen worden toegepast. Dat het
college hier juist heeft gehandeld blijkt uit een recente uitspraak
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een zaak
tegen de gemeente Houten. De Afdeling oordeelde in deze zaak dat
terecht de omrekeningsfactoren van de "oude" Richtlijn veehouderij en
stankhinder 1996 zijn gehanteerd.
Kortom: op dit moment zijn de oude omrekeningsfactoren van toepassing.
Pas op het moment dat het reconstructieplan bekendgemaakt is, zijn de
nieuwe omrekeningsfactoren uit de stankregeling geldig.
Gemeente Oirschot