LJN-nummer: AO8431 Zaaknr: 04/597 VTELEC
Bron: Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak: 20-04-2004
Datum publicatie: 27-04-2004
Soort zaak: bestuursrecht - bestuursrecht overig
Soort procedure: voorlopige voorzieningen
RECHTBANK TE ROTTERDAM
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: VTELEC 04/597-MESK
TELEC 03/3759-MESK (hoofdzaak)
Uitspraak
naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld
in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, tevens uitspraak in
de hoofdzaak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht in verband met het geding tussen
Versatel Nederland B.V., gevestigd te Amsterdam-Zuidoost, verzoekster,
tevens eiseres (hierna: verzoekster),
gemachtigden mrs. J.R. van Angeren en P. Burger, beide advocaat te
Amsterdam,
en
de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, verweerder,
gemachtigde mr. E.J. Daalder, advocaat te Den Haag,
met als derde-partij:
K.P.N. Telecom B.V. (verder: KPN), gevestigd te Den Haag,
gemachtigden mrs. P.V. Eijsvoogel en F.P.D. Neeb, beide advocaat te
Amsterdam.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 1 juli 2003 (verder: het primaire besluit) heeft
verweerder naar aanleiding van het verzoek van KPN om zich uit te
spreken over de terminating tarieven die Versatel aan haar in rekening
brengt voor het gebruik van haar vaste netwerk (FTA tarieven) op grond
van artikel 6.3 van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) als volgt
beslist:
· Verweerder acht de huidige FTA tarieven van Versatel onredelijk.
· Verweerder stelt bovengrenzen vast voor de FTA tarieven van
Versatel, als aanvulling van de redelijkheid. Deze voor Versatel
geldende bovengrenzen worden bepaald volgens het principe van
vertraagde reciprociteit, zoals beschreven in de beleidsregels.
Hierbij geldt dat Versatel vertraagde reciprociteit niet behoeft toe
te passen op één gemiddeld tarief van KPN, maar op ieder van de
afzonderlijke tariefelementen die KPN hanteert (setup-piek, setup-dal,
setup-weekend/nacht, conveyanxe-piek, conveyance-dal,
conveyance-weekend/nacht).
· De tarieven van Versatel mogen deze bovengrenzen niet overschrijden.
· De datum waarop de FTA tarieven van Versatel moeten voldoen aan de
bovengrenzen is gesteld op twee maanden vanaf de datum van
bekendmaking van de FTA tarieven van KPN die vanaf 1 september 2003
hebben te gelden.
· De overige vorderingen van KPN wijst het college af.
Tegen dit besluit hebben zowel de gemachtigde van verzoekster als de
gemachtigde van KPN bij brieven van 11 augustus 2003 bezwaar gemaakt.
Bij ongedateerd besluit, verzonden op 17 november 2003, heeft
verweerder het primaire besluit van 1 juli 2003 in die zin gewijzigd
dat het (in bijlage 2 vermelde) weekend set-up tarief van KPN wordt
gecorrigeerd. Voor het overige heeft verweerder de bezwaren van
Versatel ongegrond verklaard. Daarnaast heeft verweerder de bezwaren
van KPN ongegrond verklaard en de verzoeken van zowel KPN als Versatel
om vergoeding van de gemaakte kosten afgewezen.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoekster
bij brief van 22 december 2003 beroep ingesteld, bij de rechtbank
geregistreerd onder het nummer TELEC 03/3759.
KPN heeft bij brief van 30 december 2003 eveneens beroep ingesteld
tegen het bestreden besluit, bij de rechtbank geregistreerd onder het
nummer TELEC 03/3842.
Bij fax-bericht van 1 maart 2004 heeft de gemachtigde van verzoekster
vervolgens verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende
de schorsing van het bestreden besluit.
Daartoe door de voorzieningenrechter in de gelegenheid gesteld heeft
KPN als partij aan het geding deelgenomen.
Verweerder heeft bij het inzenden van de op de zaak betrekking
hebbende stukken ten aanzien van (gedeelten van) een aantal stukken op
grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de voorzieningenrechter
daarvan kennis zal mogen nemen.
Bij beslissing van 11 maart 2004 heeft de rechter-commissaris
beperking van de kennisneming van de door verweerder ingezonden
stukken gerechtvaardigd geacht, in die zin dat alleen de
voorzieningenrechter daarvan kennis zal mogen nemen.
Partijen hebben toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid,
van de Awb, verleend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2004.
Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
KPN heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
2. Overwegingen
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen
een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand
aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of
administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de
rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een
voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de
betrokken belangen, dat vereist.
In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het
verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de
rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat
na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader
onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de
zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de feiten en
omstandigheden geen nader onderzoek vergen, zodat geen beletsel
bestaat voor toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
2.1 Juridisch kader
Artikel 6.1, eerste, derde en zesde lid, van de Tw luidt als volgt:
"1. Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken of openbare
telecommunicatiediensten in Nederland, die daarbij de toegang tot
netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren, dragen zorg voor
de interconnectie van de betrokken telecommunicatienetwerken teneinde
te verzekeren dat de daarop aangesloten gebruikers over en weer met
elkaar kunnen communiceren.
3. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede
lid bedoelde verplichting tot interconnectie indien er voor de
desbetreffende interconnectie andere, technisch en commercieel
haalbare mogelijkheden bestaan, of indien de desbetreffende
interconnectie redelijkerwijs niet kan worden verlangd in het licht
van de middelen die beschikbaar zijn.
6. Onverminderd het derde en vierde lid, dient ter uitvoering van het
eerste, tweede en vijfde lid iedere daar bedoelde aanbieder met andere
daar bedoelde aanbieders in onderhandeling te treden om te komen tot
overeenkomsten op basis waarvan de interconnectie tot stand komt. In
het geval de in de vorige zin bedoelde verplichting dient ter
uitvoering van het eerste lid kan het college aanbieders bij het
uitblijven van een overeenkomst een termijn stellen, waarbinnen deze
tot stand moet zijn gekomen. Na ommekomst van deze termijn zijn
betrokken aanbieders in gebreke, tenzij door een of meer van hen een
beroep gedaan is op artikel 6.3, eerste lid."
Artikel 6.3, eerste en derde lid, van de Tw luidt als volgt:
"1. Indien aanbieders geen overeenkomst als bedoeld in artikel 6.1,
zesde lid, tot stand brengen, kan het college op aanvraag van een of
meer van hen, de regels vaststellen die tussen hen zullen gelden. Een
besluit van het college laat de mogelijkheid van een buitenlandse
aanbieder als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, om af te zien van
interconnectie onverlet.
3. Met betrekking tot aanvragen als bedoeld in het eerste en tweede
lid geldt dat het college:
a. binnen zes maanden na de datum van de aanvraag op de aanvraag
beslist
b. in spoedeisende gevallen een voorlopig besluit neemt, dat tussen de
betrokken aanbieders geldt tot het definitieve besluit."
Ingevolge artikel 9, vijfde lid, van de Interconnectierichtlijn 97/33
moet bij de beslechting van het geschil een billijk evenwicht gevonden
worden tussen de legitieme belangen van beide partijen.
Ingevolge het eerste lid van artikel 6.4, van de Tw worden de
aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken (..), die in het
gebied waarin zij binnen Nederland actief zijn op de markt met
betrekking tot de vaste openbare telefoonnetwerken (..) over een
aanmerkelijke macht beschikken als zodanig aangewezen door het
college.
Artikel 6.6, eerste, tweede en vijfde lid, luidt als volgt:
"1. Aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken, vaste openbare
telefoondiensten en van huurlijnen, aangewezen door het college
krachtens artikel 6.4, eerste lid, alsmede aanbieders van mobiele
openbare telefoondiensten en mobiele openbare telefoonnetwerken
aangewezen door het college krachtens artikel 6.4, tweede lid, dragen
er zorg voor dat de tarieven voor interconnectie op transparante wijze
worden bepaald en op kosten zijn georiënteerd.
2. Aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken, vaste openbare
telefoondiensten en van huurlijnen, aangewezen door het college
krachtens artikel 6.4, eerste lid, dragen er bovendien zorg voor dat
de tarieven voor interconnectie in voldoende mate zijn uitgesplitst.
5. Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van de in het eerste
en tweede lid genoemde verplichtingen nadere regels worden gesteld.
Hierbij kunnen aan het college nadere taken worden opgedragen en
bevoegdheden worden verleend."
2.2 Achtergrond
De vaste terminating dienst (FTA) is een interconnectiedienst die een
vaste aanbieder aan andere aanbieders van telecommunicatienetwerken
en/of -diensten aanbiedt, teneinde de eindgebruikers van die andere
aanbieders in staat te stellen om te communiceren met zijn
eindgebruikers. De vaste terminating dienst betreft in feite het
afwikkelen ofwel termineren op het eigen netwerk van gesprekken die
worden geïnitieerd door de eindgebruikers van de met die vaste
aanbieder geïnterconnecteerde andere aanbieders.
In artikel 6.3 van de Tw is verweerder de bevoegdheid toegekend om als
geschilbeslechter op te treden als het gaat om geschillen waarbij
aanbieders geen overeenkomst als bedoeld in artikel 6.1, zesde lid,
tot stand brengen. Verweerder kan op grond van dit artikel, op verzoek
van een of beide partijen, de regels vaststellen die tussen hen zullen
gelden.
KPN is een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk en een
aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst in de zin van
artikel 6.1 van de Tw. KPN is aangewezen als een aanbieder van een
vast openbaar telefoonnetwerk en een vaste openbare telefoondienst die
beschikt over een aanmerkelijke marktmacht als bedoeld in artikel 6.4,
eerste lid, van de Tw.
Versatel is een niet aangewezen aanbieder.
Voor beide partijen geldt dus een verschillend regime. De tarieven van
KPN dienen - zoals blijkt uit de artikelen 6.5 en 6.6 van de Tw -
transparant en kostengeoriënteerd te zijn. Deze eisen gelden niet voor
marktpartijen die niet aangewezen zijn als partij met aanmerkelijke
marktmacht. Voor Versatel geldt slechts de verplichting tot het
hanteren van redelijke tarieven.
2.3 Feiten
Bij brief van 8 juli 2002 heeft KPN - kort gezegd - aan verweerder
verzocht om te bepalen dat de door Versatel jegens haar per 1 juni
2002 voorgestelde call termination tarieven onredelijk hoog (zouden)
zijn, en Versatel te gebieden om met KPN in onderhandeling te treden
over Versatel terminating-tarieven op een lager, redelijk niveau.
Exact luidt het verzoek van KPN om, zo nodig eerst bij voorlopig
besluit in de zin van artikel 6.3, derde lid, sub b, van de Tw, te
bepalen
A. Primair
(I) dat de Voorgestelde Tarieven onredelijk hoog zijn; en
(II) dat Versatel de Voorgestelde Tarieven daarom niet mag voeren; en
(III) dat Versatel en KPN met elkaar in onderhandeling moeten treden
over de juiste hoogte van de Versatel terminating-tarieven; en
(IV) dat reciprociteit daarbij het uitgangspunt moet zijn;
B. Subsidiair
(I) dat de Voorgestelde Tarieven onredelijk hoog zijn; en
(II) dat Versatel de Voorgestelde Tarieven daarom niet in mag voeren;
en
(III) dat Versatel en KPN met elkaar in onderhandeling moeten treden
over de juiste hoogte van de Versatel terminating-tarieven; en
(IV) dat partijen zich daarbij dienen te richten naar de door het
College in een definitief besluit te formuleren uitgangspunten; en
(V) dat - bij wijze van tijdelijke maatregel - tot het moment van die
invoering de Versatel terminating-tarieven reciproque dienen te
blijven aan de (van tijd tot tijd geldende) regionale
terminating-tarieven van KPN zelf.
Gedurende de inbehandelingneming van de aanvraag van KPN heeft
Versatel tussentijds - met ingang van 12 maart 2003 - haar
FTA-tarieven wederom gewijzigd en heeft verweerder - mede aan de hand
van een consultatie van de marktpartijen - de Beleidsregels inzake de
redelijkheid van vaste terminating tarieven (verder: de Beleidsregels)
vastgesteld.
Bij het primaire besluit van 1 juli 2003 heeft verweerder beslist,
zoals in rubriek 1 aangegeven. Onder aanpassing van het primaire
besluit op een enkel onderdeel heeft verweerder de daartegen
ingediende bezwaarschriften bij het bestreden besluit ongegrond
verklaard.
2.4 Standpunten van partijen
2.4.1. Standpunten van verzoekster
Verzoekster is van mening dat verweerder niet op het verzoek van KPN
heeft beslist. Immers, KPN heeft verzocht om te bepalen dat de
tarieven die Versatel per 1 juni 2002 in rekening brengt onredelijk
hoog zouden zijn, terwijl verweerder heeft geoordeeld dat de huidige
(per 1 juli 2003 geldende) FTA-tarieven van Versatel onredelijk zouden
zijn. Verweerder miskent, aldus verzoekster, dat het KPN is die de
omvang van het geschil bepaalt. Haar verzoek is beslissend voor het
door verweerder te nemen besluit. Indien verweerder het niet goed
denkbaar acht een oordeel te geven over tarieven uit het verleden, dan
dient hij het verzoek af te wijzen.
Verzoekster is verder van mening dat de tarieven die met ingang van
juni 2002 door haar zijn ingevoerd, en waarop het geschil betrekking
heeft, niet onredelijk zijn. Deze voldoen naar de mening van
verzoekster aan het vereiste van de "vertraagde reciprociteit" als
bedoeld in de Beleidsregels. Verweerder heeft deze tarieven in het
primaire besluit evenwel niet beoordeeld.
Het besluit van verweerder om buiten het litigieuze verzoek van KPN om
een besluit te nemen acht verzoekster in strijd met artikel 6.3,
eerste lid, van de Tw. Dit artikel bepaalt expliciet dat slechts op
aanvraag van een telecomaanbieder verweerder de regels vast kan
stellen. Gelet daarop dient verweerder zich - mede vanuit
rechtsbeschermingsoogpunt - te beperken tot het verzoek, zoals deze
bij hem is ingediend.
De tarieven waar het verzoek van KPN op ziet zijn andere dan de
tarieven die golden ten tijde van het primaire besluit van 1 juli
2003. In het geval KPN zou hebben gevraagd om een beoordeling van de
tarieven zoals door Versatel met ingang van 12 maart 2003 worden
gehanteerd, dan had verzoekster met kracht van argumenten ten
overstaan van verweerder kunnen stellen dat verweerder gebruik diende
te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb,
zoals omschreven in alinea 23 van de Beleidsregels, aangezien er ten
aanzien van verzoekster bijzondere omstandigheden zijn die het
onevenredig maken om de Beleidsregels onverkort toe te passen. Doordat
verweerder buiten zijn bevoegdheid is getreden heeft verzoekster niet
inhoudelijk haar mening kunnen toelichten dat de door haar met ingang
van 12 maart 2003 gehanteerde FTA-tarieven wel redelijk zijn.
2.4.2 Standpunten van verweerder
Verweerder volgt het standpunt van verzoekster, dat hij de grondslag
van de aanvraag zou hebben verlaten en buiten de grenzen van zijn
bevoegdheid zou zijn getreden, niet. Artikel 6.3, eerste lid, van de
Tw vereist immers niet dat de aanvrager in zijn aanvraag vermeldt op
welke wijze verweerder het geschil zou moeten beslechten. Noodzakelijk
is slechts dat duidelijk is welk geschil aan verweerder is voorgelegd.
Naar de mening van verweerder is het duidelijk dat het hier gaat om de
hoogte van het FTA-tarief van Versatel, welk geschil is beslecht door
de bovengrens van de FTA-tarieven van verzoekster vast te stellen.
Omdat verweerder de bovengrenzen van het tarief vaststelt voor de
toekomst baseert verweerder zich op het actuele tarief van
verzoekster. Het is volgens verweerder immers niet goed denkbaar dat
hij een oordeel geeft over tarieven van verzoekster uit het verleden
om vervolgens over te gaan tot de vaststelling van bovengrenzen van
FTA-tarieven voor de toekomst.
Verweerder stelt zich daarnaast op het standpunt dat hij aan
verzoekster geen kostenstructuur oplegt doch slechts de bovengrenzen
aan een tarief stelt. Verweerder is daarbij van mening dat Versatel
met een vertraging van drie jaar dezelfde tarieven als KPN zou moeten
kunnen hanteren. Bovendien stelt verweerder in de Beleidsregels
uitdrukkelijk rekening te hebben gehouden met de mogelijkheid dat de
kosten van andere aanbieders zodanig zijn dat zij niet aan de
vastgestelde bovengrens van FTA-tarieven kunnen voldoen. Deze
aanbieders, onder wie verzoekster, dienen dan wel aan te tonen dat zij
daadwerkelijk en op efficiënte wijze kosten maken die zij niet met de
maximaal redelijke FTA-tarieven kunnen goedmaken. Verzoekster heeft
dat niet aangetoond.
2.4.3 Standpunten van KPN
KPN stelt zich ter zake van de grieven van verzoekster op het
standpunt, dat verweerder niet buiten de grenzen van zijn bevoegdheid
is getreden. Verweerder heeft immers gedaan wat hem door KPN is
voorgelegd, namelijk het beslechten van het geschil met verzoekster
over de hoogte van de FTA-tarieven die verzoekster in redelijkheid mag
vragen. De stelling van verzoekster, dat verweerder niet exact heeft
besloten wat KPN heeft gevraagd, acht KPN een zeer enge interpretatie
van het recht die volgens haar niet gevolgd dient te worden. Immers,
het gebrek aan wilsovereenstemming per 1 juni 2002 duurde voort, ook
na 12 maart 2003. KPN stelt aan verweerder te hebben gevraagd om in
een lacune te voorzien, waarna verweerder bevoegdelijk de
(Beleids)regels heeft vastgesteld die tussen partijen dienen te
gelden.
2.5 Beoordeling
De voorzieningenrechter stelt vast dat artikel 6.3 van de Tw aan
verweerder de bevoegdheid toekent geschillen tussen aanbieders te
beslechten. Uit de tekst en totstandkomingsgeschiedenis van dit
artikel vloeit voort dat verweerder niet ambtshalve, maar slechts op
aanvraag geschillen kan beslechten, hetgeen betekent dat verweerder
zich dient uit te laten omtrent en zich dient te beperken tot het
geschil dat aan hem is voorgelegd.
Op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft de
voorzieningenrechter vastgesteld dat verweerder de aanvraag van KPN
van 8 juli 2002 heeft aangemerkt als een verzoek om te beslissen in
een aan hem voorgelegd geschil omtrent de vraag (in algemene zin) welk
FTA-tarief Versatel in redelijkheid mag rekenen. Verweerder heeft
dienaangaande vervolgens de tarieven die ten tijde van het primaire
besluit golden beoordeeld alsmede de bovengrenzen van de FTA-tarieven
van verzoekster vastgesteld, zoals die in de toekomst hebben te
gelden.
De voorzieningenrechter deelt de mening van verweerder, dat hij bij de
beslechting van een geschil op geen enkele wijze is gebonden aan de
uitkomst die KPN in haar aanvraag voorstelt en dat slechts vereist is
dat verweerder het geschil beslecht dat aan hem is voorgelegd.
De voorzieningenrechter volgt verweerder verder in zijn standpunt dat
hij uiteraard, in het kader van zijn geschilbeslechtende bevoegdheid,
niet bij voorbaat is gebonden aan de regels die door een van de
aanbieders worden voorgesteld, maar dat hij de bevoegdheid heeft naar
andere oplossingen te zoeken die bijvoorbeeld het midden houden tussen
hetgeen beide aanbieders nastreven. Dit laatste betekent, mede uit een
oogpunt van rechtszekerheid, echter niet dat volledig voorbij kan
worden gegaan aan hetgeen door de aanvrager is verzocht.
Anders dan verweerder kan de voorzieningenrechter op basis van de
aanvraag van KPN van 8 juli 2002 niet vaststellen dat KPN daarmede aan
verweerder een geschil heeft voorgelegd, dat in algemene zin ziet op
het doen vaststellen van de redelijkheid van (toekomstige) door
verzoekster te hanteren concrete FTA-tarieven. De Voorgestelde
Tarieven die KPN blijkens haar aanvraag van 8 juli 2002 onredelijk
hoog acht zien (en kunnen op dat moment ook slechts zien) op die welke
per 1 juni 2002 zijn gaan gelden. De voorzieningenrechter heeft voorts
niet vast kunnen stellen dat KPN gedurende de langlopende procedure
haar aanvraag heeft aangepast en verweerder op grond van een
aangepaste aanvraag heeft kunnen menen dat KPN aan hem een geschil
heeft voorgelegd teneinde verweerder ertoe te brengen de toekomstige
FTA-tarieven van verzoekster te beoordelen alsmede in algemene zin
vast te stellen welk FTA-tarief verzoekster in redelijkheid mag
rekenen. Evenmin heeft de voorzieningenrechter vast kunnen stellen dat
verzoekster van een dergelijke aanpassing gedurende het
beslissingsproces door KPN dan wel verweerder in kennis is gesteld.
Dat de aanvraag zou zijn aan te merken als een verzoek om in het
algemeen vast te stellen wat een redelijk FTA-tarief is, gaat naar het
oordeel van de voorzieningenrechter te ver. Hierbij merkt de
voorzieningenrechter nog op dat de vaststelling van beleidsregels -
mede naar aanleiding van de aanvraag van KPN - in het geheel niet
uitsloot dat verweerder overeenkomstig de aanvraag zou beslissen.
De voorzieningenrechter constateert dat zowel aan de hand van het
primaire besluit als de beslissing op bezwaar het in strikte zin
feitelijk voor partijen nog steeds niet vast staat of de met ingang
van 1 juni 2002 door verzoekster gehanteerde FTA-tarieven naar de
mening van verweerder redelijk zijn te achten.
Met verzoekster is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat
verweerder in strijd met artikel 6.3 van de Tw niet op grondslag van
de aanvraag heeft beslist.
Reeds hieruit volgt dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit
dient te worden vernietigd.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter bovendien
aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb,
het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en te bepalen
dat het primaire besluit is geschorst tot zes weken nadat verweerder
een nieuwe beslissing op bezwaar van verzoekster heeft genomen. Van
belang is hierbij dat verweerder heeft aangekondigd op korte termijn
tot handhaving van zijn geschilbeslechtende beslissing over te zullen
gaan.
De voorzieningenrechter bepaalt dat naast het griffierecht in de
hoofdzaak ook het griffierecht in de voorlopige-voorzieningprocedure
wordt vergoed.
De voorzieningenrechter ziet ten slotte aanleiding verweerder te
veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling
van het verzoek en het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs
heeft moeten maken. De voorzieningenrechter bepaalt de proceskosten op
EUR 1288,00 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende
rechtsbijstand. Van overige kosten waarop een veroordeling in de
proceskosten betrekking kan hebben, is de voorzieningenrechter niet
gebleken.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
3. Beslissing.
De voorzieningenrechter,
recht doende:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar van
verzoekster neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is
overwogen,
bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde
griffierecht van in totaal EUR 505,00 vergoedt,
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van EUR
1288,00 en wijst verweerder aan als de rechtspersoon die deze kosten
aan verzoekster moet vergoeden,
wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in die zin dat het
primaire besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van
de nieuwe beslissing op het bezwaar van verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P.M. Meskers als
voorzieningenrechter.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. A. Vermaat als griffier,
uitgesproken in het openbaar op
20 april 2004.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval verzoekster wordt begrepen
- en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij
het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA
's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift
bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop
het afschrift van deze uitspraak is verzonden.