Het Grotestedenbeleid wordt veel krachtiger dan tot nu toe: vermindering van
bureaucratie, sturing op resultaten, bundeling van geldstromen en meer maatwerk in de
30 grote steden zullen de belangrijkste nieuwe doelstellingen zijn van het
Grotestedenbeleid voor de periode 2005 -- 2009. Minister De Graaf (BVK) en
burgemeester Cohen namens de G4 en burgemeester Meijer namens de G 26 hebben daarvoor
vandaag het beleidskader 'Samenwerken aan de Krachtige Stad' ondertekend.
Ingrijpende veranderingen binnen het Grotestedenbeleid zijn het ontkokeren van het
beleid op rijksniveau en het bundelen van tientallen geldstromen. Een belangrijke
doorbraak is dat de regelingen van acht verschillende ministeries worden samengevoegd
tot drie geldstromen. De administratieve lasten voor de steden worden hierdoor
aanzienlijk beperkt en de beleidsvrijheid voor de steden wordt aanzienlijk vergroot.
De steden kunnen namelijk binnen de Brede doeluitkering(BDU) de financiële middelen
naar eigen inzicht besteden voor het behalen van de afgesproken resultaten.
Rijk en grote steden willen komen tot een krachtige stad die niet alleen veilig is,
maar die ook voldoet aan de - steeds hogere - eisen die bewoners, bedrijven,
instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Een economisch vitale
stad met hoogwaardige vestigingslocaties en een hechte sociale samenhang; een stad
die werk biedt aan wie dat zoekt.
Om die krachtige stad in de praktijk te realiseren richt het beleid zich op een
aantal doelstellingen die in onderlinge samenhang tot ontwikkeling moeten worden
gebracht.
Zo worden tussen het Rijk en de grote steden voor de periode 2005 -- 2009
resultaatsafspraken gemaakt over het verbeteren en in stand houden van de sociale
kwaliteit van de samenleving. Belangrijke elementen daarin zijn onder meer
veiligheid, inburgering en integratie, maatschappelijke opvang, jeugd en onderwijs.
Het verbeteren van de veiligheid en het voorkomen en doen afnemen van criminaliteit
zijn belangrijke thema's voor de nieuwe convenantperiode. Vooral het verminderen
van de criminaliteit die wordt gepleegd door volwassen en jeugdige veelplegers staat
hoog op de agenda. Voor het eerst worden afspraken gemaakt waarin de gemeentelijke
taken (preventie en nazorg) en de activiteiten van justitie en politie op elkaar
worden afgestemd (opsporing, cellen en reclassering). Daarnaast gaat het om het
verminderen van overlast op straat en om het verbeteren van de aanpak van huiselijk
geweld. Het kabinet trekt extra geld uit voor veiligheid.
Integratie van etnische minderheden is een gezamenlijk belang van het Rijk en de
steden, waarbinnen de inburgering van nieuwkomers en oudkomers een aparte plaats
inneemt. Voor 2005 worden tussen het Rijk en de grote steden afspraken gemaakt met
als uitgangspunt dat alle nieuwkomers en oudkomers een inburgeringsaanbod krijgen.
Het Rijk zal hiervoor via de Brede Doeluitkering de noodzakelijke financiële
middelen verstrekken. Vanaf 2006 zal een nieuwe wettelijke regeling gelden voor de
inburgering van zowel nieuwkomers als oudkomers. Op basis hiervan zullen nadere
afspraken worden gemaakt met de steden tot het einde van de convenantperiode.
Rijk en grote steden zullen eveneens afspraken maken over verbetering van de
doorstroming in de maatschappelijke opvang, vergroten van de capaciteit in de
vrouwenopvang en het verbeteren van de aansluiting tussen verslavingszorg enerzijds
en wonen/werken anderzijds.
Het aantal leerlingen dat zijn school niet afmaakt ligt in de steden zeer hoog. In de
vier grote steden verlaat bijna één op de vier scholieren het onderwijs zonder
diploma. Onder het motto 'geen leerling zonder diploma van school' worden dan ook
afspraken gemaakt om de ontwikkelingskansen van jeugdigen van 0 -- 23 jaar te
vergroten. Het gaat daarbij om het voorkomen en verminderen van
onderwijsachterstanden, het vergroten van het aantal jongeren dat een
startkwalificatie behaalt, en het vergroten van het aantal deelnemers aan een
educatief traject.
Andere aandachtsvelden die in het Grotestedenbeleid prioriteit zullen krijgen, zijn
het (opnieuw) binden van de midden- en hogere inkomens aan de stad, vergroten van
economische groeikracht, en het verbeteren van de fysieke en sociale leefomgeving.
In aanvulling hierop komt het Rijk met een reactie op het Actieprogramma 2004
'Rotterdam zet door'. Een aantal van de maatregelen kan ook doorwerken in
Amsterdam, Den Haag en Utrecht omdat zich daar ook buitenmaatse sociaal-economische
vraagstukken voordoen.
Maatwerkconvenanten
Om deze doelstellingen in de praktijk te realiseren zal het Rijk in januari 2005 per
stad in een maatwerkconvenant afspraken maken voor vijf jaar, waarbij de steden voor
die volle periode financiële zekerheid wordt geboden. Â
De steden gaan de komende maanden een Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP)
schrijven waarin hun ambities ten aanzien van de te bereiken resultaten worden
onderbouwd. De steden kunnen aan de overeengekomen doelstellingen hun eigen
doelstellingen toevoegen en zelf het ambitieniveau bepalen. Het Rijk geeft de steden
ook op deze manier meer ruimte voor een eigen stedelijke benadering. Deze MOP's
worden op 15 november ingediend bij het Rijk.
Rijk en steden zijn verder overeengekomen dat de gemaakte afspraken voor de nieuwe
convenantsperiode meetbaar dienen te zijn. Geen algemene afspraken meer over het
verbeteren van de veiligheid, maar wel concrete afspraken over bijvoorbeeld de
afhandeling van het aantal meldingen van huiselijk geweld in een stad.
De uitvoering van het beleid door de steden zal door het Rijk op een terughoudende
wijze worden gevolgd. In 2007 wordt eenmalig een tussentijdse stand van zaken
opgemaakt die zo nodig kan leiden tot aanpassing van het maatwerkconvenant. Aan het
einde van de convenantsperiode (2005-2009) leggen de steden verantwoording af over de
bereikte resultaten.
Het Rijk zal de 30 steden voor de komende vijf jaar in totaal ¤ 3,830 miljoen
beschikbaar stellen via de drie brede doeluitkeringen. De BDU fysiek bevat ¤Â
1091,4 miljoen (incl. 90 miljoen knelpuntenbudget G30), de BDU economie bevat ¤Â
162,1 miljoen (inclusief 10 miljoen niet verdeeld G30) en de BDU Sociaal Integratie
en Veiligheid (SIV) bevat ¤ 2577,2 miljoen (exclusief gelden inburgering G30).
Het kabinet is in zijn geheel verantwoordelijk voor het ontwikkelen van een
samenhangend, gecoördineerd, ontkokerd en resultaatgericht beleid voor de grote
steden. De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties coördineert
het Grotestedenbeleid; de vakministers zijn verantwoordelijk voor het eigen onderdeel
van het Grotestedenbeleid.
---
---
(c) Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 27 april 2004