Ingezonden persbericht

De Weg van de Moslim

LEIDEN, 20040427 -- Leiden 27 april 2004. Er wordt bij de Raad van Journalistiek een klacht ingediend tegen de journalisten Lodewijk van Dros (en Ton Crijnen) inzake het artikel "Moskee promoot Homohaat" dat verschenen is in het dagblad Trouw op 21 april 2004.


In dit artikel wordt gepoogd om aan te tonen dat de Moskee El Tawheed in Amsterdam zou oproepen tot het doden van homo's en ongelovigen. In de negatieve berichtgeving over deze moskee worden als 'bewijsvoering hiervoor' citaten uit ons boek "De Weg van de Moslim" uit hun verband gerukt en foutief geciteerd.

Een en ander heeft geleid tot grote publieke verontwaardiging, ongerustheid bij homoseksuelen en moslims en een Minister President, die dit boek van moslims 'een walgelijk boek' noemt.

Ons inziens is het merendeel van deze maatschappelijke onrust, gekwetstheid bij homo's en ook bij moslims veroorzaakt door onjuist geciteerde teksten uit ons boek.

Argument 1: Homoseksualiteit of Sodomie?
Zo 'citeert' de journalist uit ons boek: "Over praktiserend homoseksuelen en moslims die van hun geloof afvallen is het boek duidelijk: 'Dood hen!'. Er is geen discussie over, want, meldt 'De weg'... hierover is men unaniem''. Homo's wacht de doodstraf, door verbranding, steniging of zo: zoek het hoogste gebouw in de buurt, waarvan men ze vanaf het terras met het hoofd naar beneden gooit, vervolgens doodt men ze met stenen."

In het boek deel drie blz. 226 staat echter dit: "Wie u ook maar schuldig vindt aan sodomie, doodt hem evenals degene, die zich hiervoor laat misbruiken."

In het gehele boek wordt niet gesproken over homoseksuelen. Want niet elke homo bedrijft immers sodomie en niet iedereen die sodomie bedrijft is een homoseksueel. Het woord sodomie refereert hier uitsluitend aan anale penetratie.
Wat straffen betreft is totaal voorbijgegaan aan de eis dat er vier betrouwbare getuigen nodig zijn voor de toepassing ervan (zie blz. 224). Als het de bedoeling zou zijn geweest om zoveel mogelijk sodomie-bedrijvers ter dood te brengen, dan zou één getuige reeds voldoende zijn geweest. Kortom het gaat meer om het hebben van seks in het openbaar, in publieke ruimtes e.d.
Ondanks de mededeling aan Ton Crijnen dat hier sprake was van sodomie, is dit niet rechtgezet in latere publicaties.

Het zou op de weg liggen van de journalist om bij vraagtekens over een bedoelde vertaling de uitgever van het boek te contacteren, voorafgaand aan de publicatie.

En mocht de journalist andere in zwang zijnde interpretaties en vertalingen hebben willen gebruiken voor de mogelijke betekenissen van deze tekst, dan had hij dit vrijelijk kunnen doen en was het niet nodig geweest om de naam van ons boek hiervoor te misbruiken.

Argument 2: Geen tekst zonder context

"Oproepen tot.."
De journalist schrijft: "...Nederlandstalige lectuur te verkopen, waarin wordt opgeroepen tot de djihèd (gewapende strijd) tegen 'ongelovigen' en het doden van homoseksuelen."

Het gebruik van het woord 'Oproepen tot' impliceert dat men actief mensen optrommelt, beweegt of motiveert tot het plegen van daden die tegen de Nederlandse rechtsorde zouden ingaan.

Ons inziens is hier geen sprake van, daar dit boek slechts een Islamitisch wetboek is. Net zomin als het Nederlands wetboek van strafrecht oproept tot het plegen van daden door individuele burgers, roept dit boek op tot acties door individuen en geeft slechts weer wat de verschillende interpretaties zijn vanuit de Koran en de meningen van de Profeet(vzmh) of zijn metgezellen over juridische, familie- en ethische zaken in een Islamitische staat.

Door dit wetenschappelijk werk als opruiende lectuur te willen kenmerken heeft de journalist de reputatie van het boek beschadigd.

Argument 3: Weglaten van nuanceringen; "Doden van ongelovigen"
Door het weglaten van noodzakelijke nuanceringen over zeer gevoelige onderwerpen heeft de journalist bijgedragen aan verspreiding van onbegrip en dientengevolge haat jegens elkander.

Er wordt inderdaad gesproken over de Djihèd tegen ongelovigen; dit zijn echter niet de mensen, met wie moslims in Nederland vreedzaam samenleven. Maar het is van toepassing op een oorlogssituatie tussen staten.

Er wordt juist in het boek stelling genomen tégen hen, die aanslagen plegen. Tégen hen, die andere (vijanden) verminken of verbranden (blz. 16 en 17).

Ook staan er bijvoorbeeld op blz. 155 in deel één over het "gedrag t.o.v. de Naaste" diverse Korancitaten en uitspraken van de Profeet(vzmh) over hoe je met je (andersgelovige) naasten moet omgaan, zoals de uitspraak dat het bezit, het leven en de eer van ongelovigen juist beschermd moet worden of dat God onrechtvaardigheid voor Zichzelf en onder Zijn dienaren verboden heeft of dat wij medelijden met een ieder op aarde moeten hebben, opdat God ook medelijden (mededogen) met ons zal hebben.

Conclusie:
Als uitgever geloven wij in het vrije woord en hebben wij gelukkig de tijd van openbare boekverbrandingen achter ons gelaten. Ook wij als uitgever willen dat een ieder in Nederland ongeacht haar/zijn geloof, sekse, geaardheid of ras gerespecteerd wordt. Daarom treft het ons pijnlijk dat dit Islamitisch standaardwerk plotseling -zonder enige aanleiding- als de ontdekking van de 21e eeuw gepresenteerd wordt, terwijl de historische bronnen, waarop dit boek zich baseert, reeds jaren bij velen bekend zijn.

Met nadruk wijzen wij erop, dat allen die zich in Nederland bevinden en willen verblijven, zich aan de Nederlandse wet dienen te conformeren. Alle teksten zijn dan ook slechts een weergave van historische bronnen en bedoeld als informatie en wij willen dan ook op geen enkele manier oproepen tot geweld.

Hoogachtend,

Drs. Jeannette Ploeger