Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 29 april 2004

Auteur


- Mw. drs. B. M. Karel


Kenmerk


- DIE-188/04

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/5

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


-

-

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Voorstel voor een Verordening van de Raad inzake een regeling op grond van artikel 2 van Protocol nr. 10 van de Toetredingsakte


2. Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van de bij- en nascholing in ondernemingen

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Verordening inzake de Toetredingsakte

Titel:

Voorstel voor een Verordening van de Raad inzake een regeling op grond van artikel 2 van Protocol nr. 10 van de Toetredingsakte


Datum Raadsdocument: 10 maart 2004

Nr Raadsdocument: 7174/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004) 145 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Behandelingstraject in Brussel: RWG Uitbreiding, RAZEB

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de Akte bij het Toetredingsverdrag (artikel 1 van Protocol nr. 10) is vastgelegd dat de toepassing van het acquis in het noordelijke deel van Cyprus wordt opgeschort in afwachting van een regeling voor de kwestie-Cyprus.In artikel 2 van Protocol nr. 10 is vastgelegd dat de Raad, op voorstel van de Commissie, de voorwaarden vaststelt waaronder de rechtsvoorschriften van de EU gelden ten aanzien van de lijn tussen de gebieden waarover de regering van de Republiek Cyprus feitelijk het gezag uitoefent en de gebieden waarover die regering niet feitelijk het gezag uitoefent.

Voorliggende ontwerp-verordening betreft het voorstel van de Commissie op basis waarvan de Raad genoemde voorwaarden kan vaststellen. In de verordening is opgenomen dat de lijn geen 'buitengrens' is en er dus geen bijzondere regels hoeven te worden vastgesteld voor het 'grensoverschrijdend' verkeer van personen, goederen en diensten. De hoofdverantwoordelijkheid voor regels hieromtrent ligt bij de Republiek Cyprus. Deze dienen gelijkwaardig te zijn aan het niveau in de EU (art. 4) en er dienen minimumregels te zijn (art. 7).

De ontwerp-verordening heeft onder andere betrekking op vraagstukken als de preventie van illegale immigratie, douane, voedselveiligheid, belasting en reisfaciliteiten. Er is gezocht naar een evenwicht tussen, enerzijds, de noodzaak om een duidelijk wetgevingskader vast te stellen en, anderzijds, de eis dat de geschilpunten inzake de kwestie Cyprus niet mochten worden verdiept.

Zelfs indien de kwestie vóór de toetreding wordt geregeld, kan het noodzakelijk zijn dat de verordening voor een overgangsperiode in werking treedt, omdat het acquis op 1 mei 2004 niet noodzakelijkerwijze geheel tot het noordelijke deel zal worden uitgebreid. De Commissie werkt aan een tweede ontwerp-verordening die alle besluiten bevat die de Raad moet nemen indien de kwestie voor de toetreding wordt geregeld. Dit ontwerp zal worden voltooid wanneer alle voorwaarden van de regeling bekend zijn.

Rechtsbasis van het voorstel:

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, Protocol nr. 10, Artikel 2

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met unanimiteit

Instelling nieuw Comitologie-comité:Nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: daar het de Unie als geheel aangaat, ligt het op de weg van de Raad de arrangementen met betrekking tot de groene lijn te treffen.

Proportionaliteit: een verordening is het aangewezen middel voor effectieve implementatie van arrangementen met betrekking tot de groene lijn.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De verordening treedt in werking op de datum van toetreding van de republiek Cyprus tot de

Europese Unie.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland houdt sterke voorkeur voor toetreding van een herenigd Cyprus. Dit neemt niet weg dat voorzieningen moeten worden voorbereid voor het geval niet tijdig een oplossing wordt gevonden. De Unie, inclusief Nederland, is in dat geval gebaat bij afdoende regeling van het verkeer over de groene lijn. Het is van belang goede controle te hebben op de groene lijn, ook al wordt deze de jure geen buitengrens - de facto is dit wel het geval. De ontwerp-verordening biedt een evenwicht tussen aan de ene kant controle, die moet plaatsvinden, en aan de andere kant voorkoming van te strikte controle, die nadelen voor het noorden met zich meebrengt en de deling bestendigt. Concluderend: de ontwerp-verordening leidt tot een afdoende regeling en Nederland kan zich vinden in het voorstel.

Het Nederlandstalige document zal zodanig worden aangepast dat, net als in de Engelstalige versie, niet wordt gesproken over 'grens' maar over 'lijn', gezien de erkenningskwestie en de gevoeligheid van de terminologie.

Nederland zal in de Raadswerkgroep Uitbreiding nog navraag doen naar de verhouding tussen artikel 4, lid 6 en artikel 4, lid 10 van het voorstel. Het gaat hier om de vraag of het de bedoeling is dat voor de in artikel 4, lid 6 bedoelde heffingen betaling dient plaats te vinden bij het binnenbrengen van de goederen als bedoeld in lid 1 van artikel 4. Als dat zo is, dient dat in de tekst van artikel 4, lid 10 van het voorstel duidelijker tot uitdrukking gebracht te worden. Als dit niet de bedoeling is, dan verdient het de aanbeveling de tekst van artikel 4, lid 6 van het voorstel te verduidelijken in de zin dat de heffingen niet geheven worden bij het binnenbrengen.

Fiche 2: Verordening betreffende de statistiek van de bij- en nascholing in ondernemingen

Titel:

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van de bij- en nascholing in ondernemingen


Datum Raadsdocument: 24 februari 2004

Nr Raadsdocument: 6741/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004)95 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken (Centraal Bureau voor de Statistiek)

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Statistiek, Ecofin Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het Lissabonproces zorgt voor een toenemende vraag naar statistieken op het gebied van levenslang leren, met name informatie over de bij- en nascholing in ondernemingen (bedrijfsopleidingen) wordt in dit kader als een belangrijk aspect gezien. Deze informatie is noodzakelijk voor de vaststelling en evaluatie van beleid en van strategieën, die ten doel hebben het menselijk kapitaal aan te passen aan een veranderende economie.

In Nederland is reeds over de jaren 1986, 1990, 1993 en 1999 een bedrijvenenquête naar bij- en nascholing van werknemers uitgevoerd, het zgn. onderzoek bedrijfsopleidingen. Doel van dit onderzoek is het verzamelen en publiceren van gegevens over de omvang, samenstelling en kenmerken van opleidingsactiviteiten die particuliere bedrijven ondernemen ten behoeve van hun werknemers. Die opleidingsactiviteiten worden bekeken vanuit de invalshoeken deelname, kosten en opleidingsbeleid. De laatste twee edities van het onderzoek werden onder de noemer Continuing Vocational Training Survey (CVTS) tevens in Europees verband uitgevoerd en gebaseerd op herenakkoorden tussen Eurostat en de lidstaten van de EU.

De onderhavige verordening verleent aan deze periodieke bedrijvenenquête een wettelijke basis en een permanent (vijfjaarlijks) karakter. Eurostat is voornemens de gegevens op te nemen in een te bouwen geïntegreerd Europees Statistisch Informatiesysteem (ESIS) over onderwijs en leren.

De voorgestelde verordening neemt de opzet zoals gehanteerd voor het meest recente onderzoek bedrijfsopleidingen (CVST2) als uitgangspunt en breidt deze uit met basisinformatie over initieel beroepsonderwijs in ondernemingen. Daarbij gaat het om leerlingen die in het kader van een stage of duale opleiding binnen de betreffende bedrijven actief zijn, evenals de uitgaven die het bedrijfsleven hiervoor maakt. Deze opzet van het onderzoek is in het voorstel in grote lijnen beschreven evenals de procedure om de details middels Commissieverordeningen nader vast te leggen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 285 EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité:Nee, bestaand Comité statistisch programma.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Het doel van de verordening, het produceren van vergelijkbare nationale en communautaire gegevens over de scholing in ondernemingen, kan onvoldoende door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt.

Proportionaliteit: positief. De verordening gaat niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting:

De totale toewijzing voor de actie (financiering uit de begroting) bedraagt ¤ 6.135.102,-- aan vastleggingskredieten voor de periode 2005-2008. Nederland staat op het standpunt dat hiermee geen voorschot op de nieuwe Financiële Perspectieven (periode 2007-2013) kan worden genomen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Het CBS heeft de totale kosten voor het eerstvolgende onderzoek bedrijfsopleidingen begroot op ¤ 3.868.763,-- over de periode 2005 ­ 2008. Het CBS heeft dit bedrag opgenomen in de jaarlijkse opgave van kosten die gepaard gaan met nieuwe EU-activiteiten. Hierover zal moeten worden besloten in het kader van de Rijksbegroting. Binnen de begroting van CBS/EZ is voor de uit deze Verdordening voortvloeiende extra kosten geen ruimte. Voorwaarde is derhalve dat de benodigde middelen aan de EZ-begroting worden toegevoegd. De onder punt 9) vermelde Commissie-bijdrage geldt louter voor dit eerstvolgende onderzoek en bedraagt ongeveer ¤ 219.000,-- per land. Indien dit bedrag wordt toegekend zal dit in mindering worden gebracht op de bovengenoemde opgave. Het bedrijfsleven heeft de verplichting tot het leveren van gegevens (o.m. vastgelegd in Besluit gegevensverwerving CBS volgend op nieuwe CBS-wet). Op basis van het meest recente onderzoek bedrijfsopleidingen (CVTS2) worden de administratieve lasten voor het bedrijfsleven geschat op 8000 mensuren per enquête (eens per vijf jaar).

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

De onderhavige verordening betekent een additionele EU-verplichting voor het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De Commissie (Eurostat) streeft ernaar onderhavige Verordening, evenals de implementatieverordening van de Commissie, uiterlijk 1 januari 2006 in werking te laten treden met het oog op veldwerk in eerste kwartaal van 2006 (gericht op dataverzameling over kalenderjaar 2005).

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland kan instemmen. Het voorstel is mede gebaseerd op de inbreng van Nederlandse experts in de Eurostat werkgroepen CVTS (Continuing Vocational Training Survey) en ETS (Education and Training Statistics).

Nederland staat wel op het standpunt dat hiermee geen voorschot op de nieuwe Financiële Perspectieven (periode 2007-2013) kan worden genomen.

===