Ministerie van Buitenlandse Zaken

van 26 en 27 april 2004

Kamerbrief verslag RAZEB van 26 en 27 april 2004

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 22

Den Haag

Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

28 april 2004

Behandeld

Yvette van Eechoud

Kenmerk

DIE-202/04

Telefoon

070 - 348 4865

Blad


1/10

Fax

070 - 348 6381

Bijlage(n)


-

Yvette.eechoud@minbuza.nl

Betreft

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 26-27 april 2004

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 26-27 april 2004.

De Minister De Minister voor

van Buitenlandse Zaken,
Ontwikkelingssamenwerking,

Dr. B. Bot
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

De Staatssecretaris

voor Europese Zaken,

Mr. Drs. A. Nicolaï

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 26-27 april 2004

Algemene Zaken

Stand van zaken overige Raden

Er was geen commentaar op het door het Voorzitterschap opgestelde overzicht van de werkzaamheden van de overige Raadsformaties.

Follow-up Europese Raad (IGC)

De Ierse minister van Buitenlandse Zaken gaf een nadere uiteenzetting over de procedure van het vervolg van de Intergouvernementele Conferentie (IGC). Hij benadrukte nogmaals dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de lidstaten is om de IGC uiterlijk bij de Europese Raad van juni a.s. tot een goed einde te brengen. Het voorzitterschap streeft ernaar om zoveel mogelijk punten voorafgaand aan de Europese Raad van juni af te handelen. Voor de finale besprekingen wenst het voorzitterschap de agenda zo beperkt mogelijk te houden.

De IGC zal op politiek niveau bijeenkomen en marge van de reguliere bijeenkomsten van de RAZEB. Als voorbereiding wordt ook een beroep gedaan op ambtelijke ondersteuning, een eerste bijeenkomst daarvan vindt plaats op 4 mei aanstaande. Ten slotte sluit het voorzitterschap niet uit dat er additionele zittingen worden ingelast van de RAZEB-ministers. Naast deze plenaire bijeenkomsten van de IGC zal het voorzitterschap ook de bilaterale consultaties voortzetten.

Nederland heeft tijdens de bijeenkomst aangegeven de voorkeur te hebben voor afronding van de IGC vóór de aanstaande verkiezingen van het Europees Parlement. Nederland wees voorts op de noodzaak de onderhandelingen transparant en op politiek niveau te voeren. Enkele lidstaten sloten zich bij deze Nederlandse inbreng aan. Het voorzitterschap onderschreef de wenselijkheid van afsluiting van de IGC voor de EP-verkiezingen zonder zich op dit punt te willen verbinden.

Uitbreiding

Op verzoek van Nederland besprak de Raad de voortgang van de tien toetredende lidstaten bij hun voorbereidingen op toetreding. De Commissie gaf een korte presentatie waarin zij onder andere concludeerde dat de toetredende landen met succes aanzienlijke hervormingen hebben doorgevoerd. Dit succes werd bevorderd door het raamwerk van de Kopenhagen criteria, door de verreikende pre-accessiestrategie, door de intensieve monitoring en de dreiging van de mogelijkheid van gebruikmaking van de vrijwaringsprocedure. De Commissie concludeerde dat de toetredende landen zodanige voortgang hebben gemaakt dat zij op 1 mei klaar zullen zijn voor toetreding. Dit geldt ook voor het aanvankelijk zorgwekkende terrein van voedselveiligheid, waarvoor onlangs nog enkele aanvullende overgangstermijnen zijn vastgesteld.

De Commissie benadrukte dat het monitoringproces met het oog op de uitbreiding per 1 mei is afgerond, maar dat na de toetreding reguliere monitoringactiviteiten, zoals inspectiemissies op het gebied van voedselveiligheid, zullen blijven plaatsvinden, net als in de huidige lidstaten. De Commissie zal niet aarzelen wanneer nodig maatregelen te nemen, zoals vrijwaringsmaatregelen en het starten van infractieprocedures.

De presentatie in de Raad door de Commissie kwam overeen met de uitgebreidere presentatie die de Commissie gaf tijdens de bijeenkomst van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers op 22 april jl. en waarvan wij u de spreekpunten diezelfde dag hebben toegezonden per brief DIE-193/04.

Nederland complimenteerde de toetreders en de Commissie met de behaalde resultaten en dankte de Commissie voor het vele en goede werk dat is verricht. Het proces van inzet en druk via monitoring en het openhouden van de mogelijkheid tot het nemen van (vrijwarings)maatregelen heeft tot een goed resultaat geleid. Nederland heeft gesteld erop te vertrouwen dat de reguliere monitoring op effectieve wijze zal worden uitgevoerd.

Externe Betrekkingen

WTO / DDA

Commissaris Lamy gaf een overzicht van de stand van de onderhandelingen over de WTO Doha Development Agenda, de toetreding van Rusland tot de WTO en het vrijhandels- en samenwerkingsakkoord met Mercosur. Vóór de zomer wordt gepoogd een raamwerkakkoord over het vervolg van de WTO Doharonde te halen. De signalen zijn enigszins hoopgevend, maar het `window of opportunity' is kort in verband met Amerikaanse presidentsverkiezingen en Commissiewisseling dit najaar. Met Rusland wordt nog onderhandeld. De komende weken bepalen of een akkoord tussen de EU en Rusland voor de zomer lukt. Bij Mercosur is de nagestreefde einddatum oktober. In de komende twee weken moet van beide zijden een nieuw aanbod komen.

EVDB (overname operatie in Bosnië)

De Raad verwelkomde de planningsactiviteiten voor de beoogde EU-opvolgingsmissie (EUFOR) van de NAVO-geleide missie in Bosnië-Herzegovina (SFOR). In dit verband keurde de Raad het General Concept goed, dat de strategische parameters weergeeft van de veiligheids- en stabilisatietaken die deze EU-operatie zal gaan uitvoeren. De Raad verzocht het Voorzitterschap en HV Solana om de strategische planning af te ronden voor de NAVO-Top van Istanbul (alwaar besloten zal worden over de toekomst van SFOR), zodat de operationele planning voor de EU-missie meteen na deze Top kan aanvangen.

Westelijke Balkan

Ten aanzien van Kosovo benadrukte de Raad het belang van het beleid van Standards before Status en spoorde hij de autoriteiten in Kosovo aan om verantwoordelijkheid te nemen voor de implementatie van de Standards. De Raad benadrukte het belang van de dialoog tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Kosovo en die tussen Belgrado en Pristina. De Raad bevestigde zijn sterke betrokkenheid bij een veilig, democratisch, multi-etnisch en welvarend Kosovo en riep alle politieke leiders in Kosovo op nauw samen te werken met UNMIK en KFOR om de veiligheid en bescherming van alle Kosovaren te kunnen garanderen.

Voorts verwelkomde de Raad het verloop van de eerste ronde van de presidentsverkiezingen in Macedonië. De Raad sprak zijn vertrouwen uit dat het toekomstige staatshoofd dit land dichter bij Europa zou brengen door de verdere implementatie van de Ohrid-overeenkomst en de Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst.

Bespreking van het onlangs gepubliceerde avis van de Commissie over Kroatië zal plaatsvinden tijdens de RAZEB in juni.

China / wapenembargo

De Raad besprak het wapenembargo tegen China, waarbij werd geconstateerd dat dit embargo was ingesteld naar aanleiding van de specifieke gebeurtenissen in 1989 en dat thans een oplossing voor deze kwestie moest worden gevonden die recht zou doen aan de veranderde omstandigheden sindsdien en aan het belang dat de Unie hecht aan een strategisch partnerschap met China. De discussie bevestigde het beeld dat geen van de Lidstaten inzet op behoud van het embargo, maar dat nader gekeken moet worden naar de aspecten mensenrechten en toepassing van de EU-Gedragscode voor Wapenuitvoer. Nederland heeft het belang onderstreept van verdere concrete verbetering van de mensenrechtensituatie in China voor het besluitvormingsproces. Voorts heeft Nederland benadrukt dat een eventuele opheffing van het embargo niet mag leiden tot een ongebreidelde toename van wapenexporten naar China, in verband met mogelijke verstoring van de stabiliteit in de regio. Daarbij is gepleit voor specifieke afspraken over verscherpte toepassing van de Gedragscode, bv. door volledige transparantie over exporten, duidelijke afspraken over welke categoriën wapens geëxporteerd mogen worden en onderzoek naar de export van "dual use"-goederen. De Raad concludeerde dat de discussie nadere uitwerking behoefde op ambtelijk niveau.

Cyprus

De Raad sprak zijn teleurstelling uit over het feit dat - als gevolg van de uitslag van de referenda op Cyprus van 24 april jl. - het niet mogelijk zal zijn dat op 1 mei a.s. een herenigd Cyprus toetreedt tot de EU. De Raad dankte de Secretaris-Generaal van de VN en zijn team voor hun inspanningen. Tevens verwelkomde de Raad de bijdrage van Griekenland en Turkije. De Raad sprak zijn hoop uit op korte termijn alsnog een herenigd Cyprus in de EU te kunnen verwelkomen. Aangezien de Turks-Cypriotische gemeenschap zijn duidelijke wens heeft uitgesproken voor een toekomst in de EU, heeft de Raad aangegeven vastbesloten te zijn een einde te maken aan het isolement van de Turks-Cypriotische gemeenschap en de hereniging van Cyprus te willen vergemakkelijken door het bevorderen van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap. De Raad heeft in dit kader aanbevolen Euro 259 miljoen, die zouden vrijkomen in het geval van een oplossing, nu te besteden aan economische integratie van het eiland en het verbeteren van de contacten tussen de twee gemeenschappen en de EU. Ook Nederland heeft hier nadrukkelijk voor gepleit. De Raad heeft de Commissie verzocht daartoe voorstellen te doen. Ten slotte heeft de Raad Coreper gevraagd de discussie over de verordening waarin de bepalingen zijn vastgelegd ten aanzien van de Groene Lijn spoedig af te ronden met het oog op aanname daarvan voor 1 mei 2004.

MOVP

De Raad besprak de voorstellen voor Israelische terugtrekking uit Gaza met het oog op de Kwartet-bijeenkomst van begin mei. De Raad bevestigde de verklaring over het Midden-Oosten zoals door het Voorzitterschap uitgegeven na afloop van het "Gymnich"-overleg van vorige week. Centraal hierin staat dat de Roadmap gezien wordt als de enige weg naar de beoogde twee staten-oplossing en dat wijziging van de 1967-grenzen en een oplossing voor het vluchtelingevraagstuk alleen het gevolg kunnen zijn van onderhandelingen tussen de partijen. De door de Europese Raad van 26-25 maart geformuleerde voorwaarden waaronder de terugtrekking uit Gaza zou moeten plaatsvinden, blijven onverminderd van belang. Zoals bekend verwelkomt Nederland de Israëlische plannen voor terugtrekking uit Gaza, maar is het van mening dat deze terugtrekking moet bijdragen aan een oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Zo'n oplossing kan uiteindelijk alleen tot stand kan komen door middel van onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit.

EU-Afrika

De Raad onderstreepte grote waarde te hechten aan voortzetting van de EU-Afrika dialoog en de verdere ontwikkeling van het partnerschap met dit continent. De Raad bevestigde zijn bereidheid te blijven bijdragen aan Afrika's duurzame ontwikkeling en integratie in de wereldeconomie. De toenemende Afrikaanse bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen voor goed bestuur en conflictbeheersing, bv. door de oprichting van de African Union Peace and Security Council, werd verwelkomd. De Raad herinnerde aan de oprichting van de Afrika Vredesfaciliteit, waarmee de Unie bereid is met Euro 250 miljoen bij te dragen aan de versterking van Afrikaanse capaciteiten voor onder andere peacekeeping operaties. Ten slotte bevestigde de Raad zijn bereidheid nauw samen te werken met de Afrikaanse partners ter verbetering van de situatie in Zimbabwe.

Soedan

De Raad sprak zijn bezorgdheid uit over de situatie in de regio Darfur en riep de regering van Soedan op om de VN en humanitaire organisaties ongehinderd toegang te verlenen tot deze regio. Alle partijen werden opgeroepen het op 8 april jl. overeengekomen "humanitaire bestand" te respecteren.

EU-Rusland

De Raad bereikte overeenstemming over de tekst van de met Rusland overeen te komen gezamenlijke politieke verklaring inzake de uitbreiding van de EU en de betrekkingen EU-Rusland. In plaats van een door Rusland gewenste directe verwijzing in de verklaring naar de Russischtalige minderheden in de Baltische Staten werd overeengekomen in te zetten op een algemene paragraaf over de bescherming van mensenrechten en van de rechten van personen die behoren tot een minderheid. Tijdens de Permanente Samenwerkingsraad met Rusland en marge van de RAZEB ging Rusland met de door de Unie voorgestelde tekst akkoord, waarna het uitbreidingsprotocol van de Partnerschaps-en Samenwerkingsovereenkomst en de gezamenlijke politieke verklaring konden worden aanvaard cq. getekend. Voorafgaand aan ratificatie door de Russische Doema zal het uitbreidingsprotocol reeds vanaf 1 mei voorlopig in werking treden.

EU - Canada / Zeehondenjacht

Nederland heeft, naar aanleiding van een toezegging aan uw Kamer (vragenuur d.d. 14 april jl.), de kwestie van de zeehondenjacht in Canada als diversenpunt geagendeerd. Nederland heeft in de Raad zijn ernstige zorg uitgesproken over de intensivering van de zeehondenjacht in Canada en de mogelijke effecten daarvan op de instandhouding van de zeehondenpopulatie. Ook is de zorg uitgesproken over berichten over gebrekkige naleving van voorgeschreven dodingmethode (schieten in plaats van knuppelen). Hierbij is aangegeven dat zowel in het Nederlandse parlement als door het publiek is aangedrongen op aanscherping van de Europese importregels ten aanzien van zeehondenbont- en huiden. Nederland heeft de Lidstaten en de Commissie naar hun visie op deze kwestie gevraagd.

België steunde de Nederlandse interventie nadrukkelijk. De Commissie meende dat door Canada adequate maatregelen werden genomen voor naleving van het quotum en de gehanteerde methode. Voorts wees Commissaris Patten er op dat de Lidstaten de bestaande invoerregels na moeten doen leven. De informatie waarover de Commissie beschikte, gaf aan dat de populatie niet in gevaar zou komen door deze jacht, zelfs niet als het quotum werd gehaald. Ofschoon er dus geen wetenschappelijke basis bestond voor nadere actie, zegde de Commissie toe een en ander nader te zullen bestuderen in het licht van de door twee Lidstaten naar voren gebrachte politieke zorgen.

Hervorming externe hulp

De Raad sprak tijdens de lunch op verzoek van Duitsland over het hervormingsproces van het beheer van de buitenlandse hulp, naar aanleiding van de voortgangsrapportage terzake die de Commissarissen Patten en Nielson in januari aan de Raad hadden aangeboden.

Hierbij erkenden lidstaten de vooruitgang die tot nu toe geboekt was, maar werd ook een aantal sleutelonderwerpen geïdentificeerd voor verdere hervormingen, zoals indicatoren om het resultaat van het hervormingsproces te beoordelen; verbetering van het financieel beheer; aanwending van middelen ten behoeve van het decentralisatieproces; en de toepassing van allocatiecriteria gebaseerd op behoefte en prestatie.

Daarnaast onderstreepten lidstaten de noodzaak van coherentie in het externe beleid van de EU en het belang van ontwikkelingssamenwerking als gelijkwaardig element in een evenwichtige policy mix, waarvan ook het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, humanitaire hulp en handel deel uitmaken.

Voorbereiding van internationale conferenties: UNCTAD, SIDS, WSIS Top

De Raad besprak dit onderwerp tijdens de lunch. Lidstaten waren algemeen van mening dat een uitgebreide EU haar invloed binnen de Verenigde Naties verder zou dienen te vergroten teneinde een effectieve bijdrage te leveren aan het adresseren van mondiale problemen op sociaal en economisch gebied. Ook waren lidstaten het erover eens dat er binnen de EU gestreefd zou moeten worden naar een meer geïntegreerde en strategische benadering van de zogenaamde `cross cutting agenda' van de verschillende mondiale conferenties.

Follow-up Monterrey

De Raad nam conclusies aan over de jaarlijkse voortgangsrapportage van de Commissie over de follow-up van de conferentie over Financing for Development (Monterrey, 2002). In de Raadsconclusies wordt de rapportage van de Commissie in grote lijnen verwelkomd. Daarnaast wordt de noodzaak van een verdere stijging van ODA-bijdragen benadrukt. Voorstellen van de Commissie voor verdere ontbinding van de hulp worden met belangstelling tegemoet gezien. Het belang van duurzame schuldverlichting wordt onderschreven, waarbij benadrukt wordt dat er aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden ten aanzien van het Heavily Indebted Poor Countries (HIPC)-initiatief. Over coördinatie en harmonisatie stellen de conclusies dat er op dit terrein vooruitgang is geboekt in diverse fora en in ontwikkelingslanden. Daarnaast wordt het belang erkend van verdere implementatie van afspraken binnen de EU zelf. Besloten is een expert groep in te stellen die de voorstellen gaat bestuderen die de Commissie op dit terrein heeft gedaan; deze groep dient uiterlijk in november 2004 aan de Raad te rapporteren.

Nederland sprak waardering uit voor de voortgangsrapportage van de Commissie over de follow-up van de conferentie Financing for Development, voor de stijging van ODA in de huidige lidstaten en de aanvang die de toetredende lidstaten op dit gebied gemaakt hebben. Daarnaast riep Nederland lidstaten op om te blijven streven naar de norm van 0,7 % BNP ODA. Op het gebied van donorcoördinatie benadrukte Nederland het belang van deconcentratie, meerjarenprogramma's en flexibele regelgeving, waarbij alignment/aanpassing aan de procedures van het ontvangende land het uitgangspunt zou moeten zijn. Met betrekking tot het HIPC-initiatief gaf Nederland aan oplossingen te willen vinden voor landen die nog niet voldoen aan de gestelde vereisten.

Veel lidstaten maakten van de gelegenheid gebruik om hun voornemens ten aanzien van het volume van de hulp onder de aandacht te brengen (Frankrijk kondigde evenals Spanje aan te streven naar 0,7 % in 2012, Finland naar 0,44 % in 2007 en het VK stelde gestaag naar de 0,7 % toe te werken; België liet weten inmiddels 0,61 % te besteden). Een aantal lidstaten gaf aan voorstander te zijn van tussentijdse ODA-doelstellingen. Wel werd veelal het belang onderstreept van een geïntegreerde follow-up van Monterrey, waarbij ook handelsaangelegenheden en coherentiedossiers betrokken dienden te worden. Veel lidstaten bleken voorstander te zijn van uitbreiding en verlenging van het HIPC-initiatief. Diverse lidstaten gaven aan intensievere coördinatie en harmonisatie in EU-verband te steunen, maar wel te willen aansluiten bij initiatieven op dit gebied van andere instellingen en donoren.

EU-bijdrage "high level event MDG's"

De Raad nam conclusies aan over de bijdrage van de EU aan de VN-top in het najaar van 2005, waar de balans wordt opgemaakt van de voortgang die sinds 2000 is geboekt bij het verwezenlijken van de Millenium Development Goals (MDG's). In de conclusies wordt de Commissie het mandaat gegeven om een synthese-rapport op te stellen dat de inspanningen met betrekking tot de MDG's van zowel de lidstaten als de Commissie reflecteert. Naast het synthese-rapport zal de EU-bijdrage bestaan uit de nationale rapporten van de lidstaten. De bedoeling is dat alle rapporten worden opgesteld volgens eenzelfde format, waarover de Commissie en de lidstaten zo spoedig mogelijk overeenstemming dienen te bereiken. In november 2004 zal de Commissie aan de Raad rapporteren over de voortgang bij het opstellen van het synthese-rapport en uiterlijk in april 2005 zal deze in de Raad ter discussie voorliggen.

Nederland gaf aan groot belang te hechten aan het afleggen van verantwoording door OESO-landen over hun beleidsinspanningen onder de doelen van het mondiale partnerschap van MDG-8. Peer pressure in EU en OESO is daarbij nodig. Nederland kondigde tevens aan binnenkort haar eerste nationale MDG-8 rapport presenteren, op basis van een gemeenschappelijk format dat ontwikkeld is door een informele OESODAC werkgroep. Het streven om 0,1 % van het BNP te besteden aan milieu in ontwikkelingslanden zal hierbij aan de orde komen. Maar het gaat om veel meer dan alleen meer en effectievere hulp. Nederland gaf aan dat vooral op terreinen als handel, landbouw, vrede en veiligheid (met name in Sub Sahara Afrika) meer gedaan dient te worden om de MDG's te realiseren. De grootste opdracht is in dit verband het vlottrekken van de Doha-ronde in de WTO. Daarnaast onderstreepte Nederland dat ontvangende langen er zelf voor moeten zorgen dat de MDG's beklijven; opname van de MDG's in de Poverty Reduction Strategy Papers kan hierbij een belangrijke rol spelen.

Grondstoffen en katoen

De Raad nam Raadsconclusies aan over grondstoffen en katoen. In de conclusies wordt erkend dat landbouwbasisproducten van cruciaal belang zijn voor armoedevermindering in ontwikkelingslanden en wordt een integrale en multidisciplinaire aanpak voorgestaan van de problemen die zich hierbij voordoen. Het Iers voorzitterschap benadrukte het belang van het katoendossier voor de relatie tussen de ontwikkelingslanden (vooral Afrika) en de EU vanwege de verwevenheid tussen OS- en handelsaspecten.

Nederland verwelkomde de voorliggende Raadsconclusies en ging onder andere in op het tegengaan van prijsschommelingen, het belang van productdiversificatie en de relatie met de Doha Development Agenda. Nederland sprak de hoop uit dat er in WTO kader snel een adequate oplossing zou komen voor de handelsverstorende katoensubsidies en benadrukte het grote belang van overeenstemming in WTO kader over een raamwerkakkoord over de landbouw. Verder gaf Nederland aan voorstander te zijn van structurele versterking van de katoensector in Afrika door verbetering van de concurrentiekracht, versterking van ketenontwikkeling en versterking van boeren- en producentenorganisaties.

Herziening van de overeenkomst van Cotonou

De Raad bereikte overeenstemming over het mandaat voor de Commissie voor de onderhandelingen over de herziening van de overeenkomst van Cotonou. De discussie in de Raad concentreerde zich op de verankering van de non-proliferatie clausule in de partnerschapsovereenkomst. Een grote meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, vond dat de Commissie moest streven naar opname van de standaardtekst van de non-proliferatieclausule zoals overeengekomen in de Raad van november 2003, dat wil zeggen opname van de oorspronkelijke tekst als essentieel element in de overeenkomst.

De Commissie, gesteund door een enkele lidstaat, plaatste kanttekeningen bij opname van de clausule als essentieel element van de overeenkomst omdat deze term in Cotonou-context een speciale betekenis heeft en aanleiding kan zijn voor opschorting van de hulp. Een eventuele opschorting van de hulp omdat een ACS-land niet aan de non-proliferatie verplichtingen kan voldoen, werd door de Commissie als onwenselijk en niet realistisch beschouwd. Een alternatief zou kunnen zijn opname van de clausule als fundamenteel element van de politieke dialoog. Aangezien besluitvorming met consensus niet mogelijk bleek, werd overeengekomen vooralsnog geen keuze te maken en de Commissie te machtigen de onderhandelingen te beginnen langs de lijnen van het Raadsbesluit van november 2003. Hierbij werd de uitdrukkelijke instructie gegeven dat de Commissie gedurende de onderhandelingen overleg pleegt met de Raad en zijn goedkeuring zoekt over de wijze waarop de clausule wordt opgenomen in de overeenkomst.

Burundi

Tijdens de rondvraag vroeg Nederland aandacht voor de recente ontwikkelingen in het vredesproces in Burundi. Nederland bepleitte in haar interventie het doen uitgaan van een EU-verklaring die de uitkomst van het PALIPEHUTU-FNL congres van 18-21 april 2004 in Kogoma, Tanzania, verwelkomt als een hoopvol signaal in het vredesproces in Burundi. Tevens zou de EU de overheid en FNL in deze verklaring kunnen oproepen tot een staakt het vuren en tot vredesonderhandelingen, vooral met het oog op de aanstaande verkiezingen in november, zoals voorzien in het Arusha Vredesakkoord. Naar aanleiding van de Nederlandse interventie werd besloten dat het Iers voorzitterschap nog deze week een afgestemde Voorzitterschapsverklaring over het onderwerp zal doen uitgaan.

Terrorisme

Portugal vestigde tijdens de rondvraag de aandacht op het onderwerp `ontwikkelingssamenwerking en terrorisme' en vroeg het Iers voorzitterschap dit te agenderen voor de informele bijeenkomst van bewindslieden verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking, die op 31 mei en 1 juni a.s. in Dublin zal plaatsvinden.