Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
16 april 2004 AV/PB/04/28776
nr. 2030412890
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden Depla en Verbeet 29 april 2004
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Depla en Verbeet (beiden PvdA) over
de uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling inzake ongelijke behandeling van vrouwen bij
het gros van de pensioenregelingen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
2
2030412890
Vragen van de leden Depla en Verbeet (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid over de uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling inzake ongelijke
behandeling van vrouwen bij het gros van de pensioenregelingen. (Ingezonden 15 april 2004)
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de recente uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) dat
het gros van de pensioenregelingen in Nederland vrouwen discrimineert?
Antwoord vraag 1
Ik ben op de hoogte van uitspraken van de CGB in zaken die drie pensioenfondsen betreffen. Die
uitspraken betreffen dus niet het gros van de pensioenregelingen. Overigens is een van deze drie
fondsen wel een groot fonds dat ca. 22% van de actieve deelnemers en ca. 35% van de
gepensioneerden vertegenwoordigt.
Vraag 2
Moet de uitspraak van de CGB zo begrepen worden dat het pas beginnen met opbouwen van
pensioen boven de volledige AOW-uitkering ertoe leidt dat vrouwen ongelijk behandeld worden?
Antwoord vraag 2
De CGB concludeert dat sprake is van indirect onderscheid op grond van statistische gegevens dat
meer vrouwen dan mannen in de betreffende pensioenregelingen door een hoge pensioenfranchise
een lager totaal pensioenresultaat inclusief het AOW-pensioen zouden ontvangen.
Vraag 3
Wat is uw oordeel over deze uitspraak?
Antwoord vraag 3
Het is niet aan mij om uitspraken van de CGB te beoordelen. Immers deze zaken kunnen door de
betreffende pensioenfondsen nog aan de rechter worden voorgelegd voor een bindende uitspraak.
Vraag 4
Hoe zouden werkgevers en werknemers hun regelingen moeten aanpassen zodat er geen sprake is
van discriminatie van vrouwen bij het opbouwen van pensioen?
Antwoord vraag 4
Indien de rechter de CGB volgt in haar oordeel zullen sociale partners zich hierop moeten beraden.
3
Vraag 5
Op hoeveel pensioenfondsen, deelnemers en gepensioneerden heeft dit ongeveer betrekking?
Antwoord vraag 5
Uit gegevens van de Pensioen- & Verzekeringskamer (2003) blijkt dat ca 30% van de fondsen
een koppeling kent aan het AOW-pensioen van samenwonenden. Deze fondsen
vertegenwoordigen ca. 5% van de actieve deelnemers.
Uit eigen (SZW)gegevens van ca. 90 van de grootste fondsen blijkt dat voor 2% van de
gepensioneerden er een koppeling is van de franchise aan het AOW-pensioen voor
samenwonenden. Voor het merendeel van deze 2% gepensioneerden komt de franchise uit op ca.
20/7 van het niveau van het (enkele) AOW-pensioen voor samenwonenden
Vraag 6
Heeft de door de CGB gewraakte drempel (franchise) in de pensioenopbouw ook het effect dat
werknemers met een lager pensioengevend inkomen, relatief minder pensioen opbouwen dan
werknemers met een hoger pensioengevend vermogen?
Antwoord vraag 6
Pensioen wordt opgebouwd over de pensioengrondslag (doorgaans salaris minus franchise), die
overigens ook dient voor de premieheffing. Dit impliceert dat iemand met een laag inkomen en een
hoge franchise weinig pensioen opbouwt. Uiteraard bouwt iemand met een hoger salaris meer
pensioen op, omdat er meer salaris boven de franchise uitkomt. De franchise is voor beide gelijk.
Ten aanzien van de pensioenopbouw is sprake van het beginsel van gelijke beloning. De verschillen
in het totale pensioenresultaat van AOW- plus aanvullend pensioen ontstaan door de naar
leefsituatie gedifferentieerde AOW-pensioenen. Overigens ontstaat een verschil in totaal
pensioenresultaat ook als er geen franchise wordt toegepast.
Vraag 7
Zijn er pensioenregelingen bekend die wel voldoen aan de eisen van de CGB en pensioen
opbouwen over elke verdiende euro?
Antwoord vraag 7
Uit gegevens van de Pensioen- & Verzekeringskamer (2003) blijkt dat ca. 14% van de fondsen
geen franchise hanteert.
De CGB stelt overigens geen eisen aan pensioenregelingen, maar "doet een aanbeveling aan de
wetgever en sociale partners om te bezien op welke wijze de pensioen- en AOW-systematiek
zodanig op elkaar kunnen worden afgestemd dat geen sprake is van verboden onderscheid op
grond van geslacht en tevens te bezien op welke wijze daartoe kan worden gekomen".
Vraag 8
Welke stappen gaat u ondernemen om aan deze ongewenste vorm van discriminatie een einde te
maken?
4
Antwoord vraag 8
Zie antwoord op vraag 4.
Voorts wil ik verwijzen naar eerder ingenomen standpunten over de wenselijkheid van verlaging
van de kostwinnersfranchise in het Convenant inzake arbeidspensioenen tussen het toenmalige
kabinet en de Stichting van de Arbeid van 9 december 1997, de Notitie over franchises in
pensioenregelingen (Kamerstukken II, 1999-2000, 25694, nr. 7), en het onderzoeksrapport "Een
nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode 1998-2001", uw Kamer
toegezonden bij brief van 14 november 2003 (Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 17).
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid