Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Veiligheidsbeleid
Afdeling Veiligheids- en Defensiebeleid
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag


Datum


- 3 mei 2004

Behandeld


- Eric Strating


Kenmerk


- DVB/VD-125/04

Telefoon


- 070-3485241


Blad


- 1/1

Fax


- 070-3485479


Bijlage(n)


- - eric.strating@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen vanhet lid Karimi over Midden Oostenstrategie van de NAVO


-

Graag - bied iku hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Karimiover - Midden Oostenstrategie van de NAVO. Deze vragen werden ingezonden op - 15 april 2004met kenmerk - 2030412690.


- De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Karimi over Midden-Oostenstrategie van de NAVO.-

Vraag 1-

Wordt op de NAVO-top van 28 en 29 juni in Istanbul de Midden-Oostenstrategie van de NAVO besproken? Wat houdt deze strategie in? Is er enig samenwerkingsverband in deze strategie opgenomen met de EU, de VN, de OVSE dan wel de Verenigde Staten?

Antwoord-

Binnen de NAVO wordt, als onderdeel van de bredere discussie die internationaal gevoerd wordt, al enige maanden van gedachten gewisseld over intensivering en verbreding van de relaties met de landen uit de Middellandse Zeeregio en het bredere Midden-Oosten, onder meer aan de hand van het door de VS en het VK ingediende Istanbul Cooperation Initiative (ICI). Tegelijkertijd bestaat binnen de NAVO de wens de relaties met de zeven landen van de Mediterrane Dialoog (MD) - te weten Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Mauritanië, Marokko, Tunesië - te intensiveren.

Tijdens de informele bijeenkomst van NAVO Ministers van Buitenlandse Zaken op 2 april jl. is afgesproken dat het Bondgenootschap in het kader van het ICI consultaties zal beginnen met een aantal landen in het Midden-Oosten in ruime zin over de invulling van de samenwerking. Tevens werd afgesproken dat geconsulteerd zal worden met de landen van de MD over hoe de al bestaande dialoog kan worden verdiept en/of uitgebreid. Het streven is erop gericht hierover in Istanboel beslissingen te nemen. In beide gevallen zal het daarbij gaan om intensievere samenwerking op het gebied van defensiehervormingen, terrorisme-bestrijding, non-proliferatie en interoperabiliteit van de strijdkrachten.

Uitgangspunt is uiteraard dat de samenwerking zich zal richten op onderwerpen die tot het werkterrein van de NAVO behoren. De activiteiten zullen daarmee aanvullend zijn op initiatieven die al in andere organisaties zoals de EU, de G-8 en de OVSE plaatsvinden.

Vraag 2-

Wat wordt de Nederlandse inzet in Istanbul over de Midden-Oostenstrategie van de NAVO? Bestaat er een Nederlands voorstel terzake? Zo ja, wat is de inhoud hiervan? Kunt u dit voorstel naar de Kamer sturen?

Antwoord-

Nederland steunt een verhoogde aandacht van het Bondgenootschap voor de bredere Midden-Oostenregio. De NAVO moet zich daarbij echter beperken tot die onderwerpen waar het een meerwaarde kan leveren ten opzichte van andere al bestaande initiatieven. Het bredere beleid richt zich met name op intensivering en verdieping van de relaties met de bredere Midden-Oostenregio, met name op de politieke, economische en sociaal-culturele volets. Van groot belang is dat er sprake is van 'ownership' aan de kant van de betreffende landen: NAVO kan, wil en moet niets opleggen.

Er bestaat geen Nederlandse voorstel ter zake. Wel heeft Nederland in NAVO verband een non-paper ingediend over de versterking van de Mediterrane Dialoog, dat de nadruk legde op gemeenschappelijke belangen, nauw overleg, beperking tot politieke veiligheidsonderwerpen en synergie met EU en OVSE activiteiten en programma's. Het Nederlandse document is als bijdrage gebruikt voor de discussie.

Vraag 3-

Is het Strategisch Partnerschap van de EU met het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten hetzelfde als het Frans-Duitse voorstel voor een Midden-Oostenstrategie? Zo neen, waarom is het Frans-Duitse plan over een Midden-Oostenstrategie niet naar voren gebracht tijdens de EU Voorjaarsraad van 25 en 26 maart 2004? Hoe beoordeelt u het Frans-Duitse Midden-Oostenplan waarin gepleit wordt voor de bevordering van democratiseringsprocessen van onderop, in tegenstelling tot het Amerikaanse "Wider Middle East Plan", dat gericht is op dialogen met regeringen in het Midden-Oosten?

Antwoord-

Het Franse-Duitse voorstel voor intensivering van de relaties met de landen uit het bredere Midden-Oosten was een bijdrage in de Europese discussie die uiteindelijk uitgemond is in het interim-rapport inzake het Strategisch Partnerschap van de EU met het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten. Veel landen hebben met non-papers een vergelijkbare bijdrage aan de discussie geleverd, zo ook Nederland. De Regering kon zich goed vinden in de Frans-Duitse ideeën, die voor een groot deel overeenkomen met de Nederlandse.

Wil het voornemen om de relaties met de landen uit bredere Midden-Oosten te verdiepen en te verbreden kans van slagen hebben, dan is een gedifferentieerde aanpak nodig. Dit betekent dat enerzijds contacten met de betrokken samenlevingen moeten worden gezocht, respectievelijk verdiept, anderzijds zal met de regeringen in het Midden-Oosten samengewerkt moeten worden

Vraag 4-

Welke mogelijkheden bieden volgens u de ervaringen van de OVSE, het Helsinki proces in samenwerking met de Helsinki comités, in te zetten voor het initiëren en het ondersteunen van democratiseringsprocessen van onderop in landen in het Midden-Oosten?

Antwoord-

De situatie in Europa ten tijde van het begin van de onderhandelingen over de Slotakte van Helsinki (1972-1975) alsook ten tijde van de veranderingen op dit continent na 1989 verschilt aanzienlijk van de huidige situatie in het Midden-Oosten. Onder de huidige omstandigheden zijn de ervaringen met het Helsinki proces dan ook niet zonder meer toepasbaar op het Midden Oosten. Desalniettemin kan bezien worden in hoeverre bepaalde elementen uit het Helsinki- en OVSE-acquis bruikbaar zijn in het kader van het eerdergenoemde Strategisch Partnerschap.

Vraag 5-

Kent u de Veiligheidsraadresolutie 598 (1987), en in het bijzonder artikel 8, waarin de Secretaris-Generaal verzocht wordt in consultatie met Iran en Irak en andere landen in deze regio maatregelen te nemen om veiligheid en stabiliteit te bevorderen? Deelt u de mening dat het bevorderen van stabiliteit en veiligheid in het Midden-Oosten in regionaal verband toegepast moet worden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u dit operationaliseren?

Antwoord-

Net als in de Europese context geldt ook in het Midden-Oosten dat veiligheid ondeelbaar is. Om te komen tot werkelijk regionale stabiliteit zal er door de landen in de regio samengewerkt moeten worden. De EU, - via het Barcelona-proces en de relaties met de Gulf Cooperation Council (GCC), - en ook de NAVO - middels de Mediterrane Dialoog en in de toekomst wellicht via het in het antwoord op vraag 1 genoemde ICI, - pogen hier aan bij te dragen.

Vraag 6-

Bent u bereid tijdens het Nederlands EU-Voorzitterschap een conferentie te beleggen met deelnemers van de EU, de OVSE en een aantal Golfregio-landen waaronder Irak, Iran, Saoedi-Arabië en Egypte, en gezamenlijk te bespreken in hoeverre regionale initiatieven mogelijk zijn op het terrein van veiligheid, democratisering en economische samenwerking? Zo ja, welke concrete stappen bent u van plan te nemen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord-

Eén van de uitgangspunten bij het vormgeven van het voornemen de banden met landen uit de bredere Midden-Oostenregio te intensiveren en te verdiepen is dat zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van bestaande kaders en instrumenten. Ik verwijs in dit verband ook graag naar mijn brief (21501-02 nr537) aan de Kamer van 13 april jl. inzake revitalisering van het Barcelona-proces. De EU beschikt middels het Barcelona-proces en de EU-GCC samenwerking reeds over een goed raamwerk voor de relaties met de landen uit deze regio. In dit kader vinden er regelmatig bijeenkomsten plaats waar over samenwerking op de door u genoemde terreinen wordt gesproken. Tijdens het voorzitterschap van de Europese Unie zal Nederland onder meer een bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken in het kader van het Barcelona-proces organiseren alsmede een bijeenkomst van de ministers van handel beleggen. Tijdens deze bijeenkomsten zal er ruim aandacht worden geschonken aan (regionale) initiatieven op het gebied van veiligheid, democratisering en economische samenwerking. Bijeenkomsten in Barcelona-kader en met de GCC op het niveau van de ministers van Buitenlandse zaken zijn bovendien reeds voorzien onder het Ierse voorzitterschap. De stand van zaken in Irak maakt het vooralsnog niet mogelijk dit land op zinvolle wijze bij hogergenoemde regionale activiteiten te betrekken.-

Gezien het voorgaande acht ik het organiseren van een conferentie als bedoeld in de vraag niet noodzakelijk.

Met vriendelijke groet,
Redactie BZ-internetsite