Uitspraak kort geding Trabelsi/Ajax

Bron: Rechtbank Amsterdam

Datum actualiteit: 4-05-2004

Partijen zijn overeengekomen alle uit het tussen hen bestaande contract voortvloeiende geschillen bij uitsluiting van de gewone rechter te zullen voorleggen aan de arbitragecommissie van de KNVB. De arbitragereglementen voorzien in het onderhavige geval ook in een spoedprocedure.

Ajax heeft zich op grond van deze arbitrageclausule beroepen op de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding.

Trabelsi heeft over de arbitrageclausule het volgende opgemerkt. Het gaat om een opgelegde arbitrage. De speler heeft geen keus. De voorzieningenrechter volgt Trabelsi niet in deze stelling, nu hij niet heeft weersproken dat er een mogelijkheid is om een ontheffing van de arbitrageclausule te vragen bij het aangaan van een contract als het onderhavige.

Trabelsi heeft voorts aangevoerd dat hij niet in de positie was om ontheffing te vragen. Nu het bij het sluiten van het contract tussen Trabelsi en Ajax ging om grote belangen acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat Trabelsi niet in de gelegenheid was om zich te laten bijstaan door deskundigen. Dat hij van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt komt voor zijn risico.

Voorts heeft Trabelsi de vernietiging van de arbitrageclausule bepleit op grond van
de wijze van totstandkoming hiervan alsmede als gevolg van diverse omstandigheden. Of er gronden zijn om de arbitrageclausule te vernietigen, vereist echter nader onderzoek waarvoor het kort geding zich niet leent. Een dergelijke kwestie dient in een bodemprocedure aanhangig te worden gemaakt.

Trabelsi heeft er tenslotte terecht op gewezen dat de voorzieningenrechter ingevolge artikel 1051 lid 2 Rv bevoegd is van het geding kennis te nemen. De voorzieningenrechter kan echter ingevolge dit artikel, alle omstandigheden in aanmerking nemende, zich onbevoegd verklaren door de zaak te verwijzen naar het overeengekomen arbitraal kort geding. De omstandigheden die de voorzieningenrechter in deze in aanmerking neemt zijn dat Trabelsi bij de arbitragecommissie binnen korte tijd een bodemuitspraak kan verkrijgen, welke uitspraak duidelijkheid in zijn situatie zal scheppen, hetgeen in het belang van Trabelsi wordt geacht. Zolang er geen uitspraak is over de vraag of de arbitrageclausule geldig is of niet, welke uitspraak naar de mening van de voorzieningenrechter zoals hiervoor is overwogen in een bodemprocedure moet worden gegeven is Trabelsi niet gebaat bij uitspraken van verschillende instanties. Het is op deze grond dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaart.