Nieuwe uitspraken van de Belastingkamer van het Gerechtshof te Amsterdam (week 19)

Bron: Gerechtshof Amsterdam

Datum actualiteit: 4-05-2004


1. Hof Amsterdam 18 maart 2004, 03/01103, MK 5. Belanghebbende voetbalt vanaf 2000 op een moeilijke positie voor de Nederlandse club Q. Hij is een talentvolle speler die diverse malen voor het Y-nationale team is uitgekomen. Hij nam tot 2000 deel aan een competitie van voldoende niveau. Nu Q in Nederland voor het bedrag dat zij voor bh. betaalde geen vergelijkbare voetballer kon vinden, bezit belanghebbende een specifieke deskundigheid en heeft hij recht vanaf 2000 op de 30%-regel.

Tekst uitspraak: 'AO8497'


2. Hof Amsterdam 12 februari 2004, 03/03922, EK 18. De kleding die een verhuisbedrijf aan haar werknemers verstrekte is in casu geen werkkleding in de zin van de Wet inkomstenbelasting. Het logo voldoet niet aan de voorwaarden en de kleding is in beginsel eveneens geschikt om in de vrije tijd te dragen. Van een uniform is geen sprake.

Tekst uitspraak: 'AO8507'


3. Hof Amsterdam 20 april 2004, 03/03822, EK 6. Inkomen is voorlopig vastgesteld. Aangifte IB is 7 maanden voor de peildatum ingediend. Gelet op het aantal maanden tussen het indienen van de aangifte en de peildatum en de verklaring van de inspecteur dat een nadere voorlopige aanslag had moeten worden opgelegd, is het Hof van oordeel dat de aangifte gebruikt had moeten worden voor de vastelling van het inkomen.

Tekst uitspraak: 'AO8883'


4. Hof Amsterdam 17 maart 2004, 03/01632, MK 3. Belanghebbende verzoekt zo snel mogelijk een VA op te leggen. Zij komt met de inspecteur overeen dat vanaf 10 februari geen heffingsrente verschuldigd zal zijn. De VA wordt 10 maart opgelegd. Hof: de afspraak om de heffingsrente te beperken is niet zo zeer in strijd met met een juiste wetstoepassing dat belanghebbende op nakoming ervan niet heeft kunnen rekenen.

Tekst uitspraak: 'AO8895'


5. Hof Amsterdam 31 maart 2004, 02/06079, MK 3. Naar het oordeel van het Hof kan uit de aard en omvang van de activiteiten van de betrokken vennootschap op zichzelf niet worden afgeleid dat aan de fusie geen zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Voorts is er geen sprake van ontgaan of het uitstellen van belastingheffing.

Tekst uitspraak: 'AO8903'


6. Hof Amsterdam 25 februari 2004, 03/01978, MK 3. Het Hof acht belanghebbende niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat er gronden zijn voor de afwaardering van een vordering op een zustervennootschap. Uit de stukken leidt het Hof af dat belanghebbende geen rechthebbende tot de vordering meer was, nog voordat de door haar gestelde, tot afwaardering nopende omstandigheden zich voordeden.

Tekst uitspraak: 'AO8870'