Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AO8985 Zaaknr: KG 04/793 SR


Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 4-05-2004
Datum publicatie: 6-05-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: kort geding

SR/MB
vonnis 4 mei 2004

RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS

i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 04/793 SR v a n:

wonende te
e i s e r bij (concept)dagvaarding,
procureur mr. B.A. Beenen,
advocaten mr. M.H.F. van Buuren en mr. B.A. Beenen te Amsterdam,

t e g e n :

de naamloze vennootschap A.F.C. AJAX NV,
gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e ,
vrijwillig verschenen,
procureur mr. F.B.J. Grapperhaus.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ter terechtzitting van 4 mei 2004 heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte (concept)dagvaarding. Gedaagde, verder te noemen Ajax, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen stukken overgelegd voor vonniswijzing. Op 4 mei 2004 is mondeling vonnis gewezen. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

GRONDEN VAN DE BESLISSING


1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten. a. De voetballer en Ajax zijn een arbeidsovereenkomst aangegaan ingaande 1 juli 2001. Voor wat betreft de einddatum van de overeenkomst is in artikel 4 daarvan het volgende bepaald: "This agreement has been concluded for a period of 3 years, starting 1 July 2001 and ending 30 June 2004, or - in the event the one sided option right in favour of the club has been executed as per the following paragraph of this article 4 - for a period of five years, starting 1 July 2001 and ending 30 June 2006.
The player has granted the club a one sided irrevocable option right to extend this agreement with appendixes for a period of two years (starting 1 July 2004 and ending 30 June 2006), to be executed by the club in writing only as per 31st March 2004 at the latest. In the event the club has executed this option right, the player will receive a gross salary per season as mentioned under article 1.A during the seasons 2004/2005 and 2005/2006 amounting tot EURO 480.000,=, and the other clauses of this agreement and its appendixes will remain unchanged."
b. In artikel 10 van de overeenkomst tussen partijen is een arbitrageclausule opgenomen, die luidt als volgt: "All disputes that may arise between parties as a result of or in connection with this agreement, both legal and of fact, will to the exclusion of the ordinary judiciary be submitted to arbitration, as laid down in the arbitration regulations of the KNVB" c. Volgens de "Additional regulations" bij de overeenkomst moet bij voortijdig vertrek
van naar een andere club een bedrag van EUR 20.000.000,= aan Ajax worden voldaan.
d. In een faxbericht van 17 oktober 2003 heeft , aan de
advocaten en adviseur van formeel bevestigd van het optierecht gebruik te maken, zodat het contract tussen partijen tot 1 juli 2006 is verlengd. Verder wordt in dit faxbericht bevestigd dat Ajax bereid is tot het (met terugwerkende kracht) verbeteren van de salarisvoorwaarden van tot een bedrag van EUR 800.000,= per jaar, voor het laatste optiejaar, en tot het verlagen van de vergoeding die verschuldigd is bij voortijdig vertrek van van 20 miljoen naar 10 miljoen euro.
e. Bij verzoekschrift gedateerd 28 mei 2004 (bedoeld is 28 april 2004, vzr), heeft de
raadsman van Ajax de Arbitragecommissie van de KNVB verzocht voor recht te verklaren dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst van kracht zal zijn van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2006.


2. vordert in dit geding - samengevat - dat Ajax wordt verboden om bij
een eventuele overgang van naar een andere voetbalclub van die club een transfervergoeding, onder welke benaming ook, te verlangen en dat Ajax wordt geboden haar medewerking te verlenen aan een dergelijke overgang, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Ajax in de kosten van de procedure.


3. Ter afwering van de vordering voert Ajax vóór alle weren aan dat de voorzienin-
genrechter van deze rechtbank in kort geding onbevoegd is om kennis te nemen van deze vordering. Ajax verwijst daarvoor naar de arbitrageclausule uit artikel 10 van het contract tussen partijen. Het verzoekschrift van Ajax zal worden behandeld ter zitting van 17 mei 2004 van de Arbitragecommissie. In die procedure kan ook vorderingen in reconventie instellen en voorzieningen vragen. Twee tot vier weken na de behandeling van de zaak valt de uitspraak te verwachten, aldus Ajax.


4. heeft betoogd dat de voorzieningenrechter wel bevoegd is, op de hierna te bespreken gronden.

Beoordeling van het geschil ten aanzien van de bevoegdheid.


5. Partijen zijn overeengekomen alle uit het tussen hen bestaande contract voort-
vloeiende geschillen bij uitsluiting van de gewone rechter te zullen voorleggen aan de arbitragecommissie van de KNVB. Ajax heeft aangevoerd dat de arbitragereglementen in het onderhavige geval voorzien in een spoedprocedure. Ajax heeft zich daarom op grond van de arbitrageclausule beroepen op de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding.


6. heeft over de arbitrageclausule in de eerste plaats aangevoerd dat
het om een opgelegde arbitrage gaat. De speler heeft geen keus. De voorzieningenrechter volgt niet in deze stelling, nu hij niet heeft weersproken dat er een mogelijkheid is om een ontheffing van de arbitrageclausule te vragen bij het aangaan van een contract als het onderhavige.


7. heeft voorts aangevoerd dat hij niet in de positie was om ontheffing te vra-
gen. Hij kwam uit Tunesië, was de Nederlandse en de Engelse taal niet (goed) machtig en had geen deskundige bijstand. Nu het bij het sluiten van het contract tussen en Ajax ging om grote belangen acht de voorzieningenrechter het
voorshands niet aannemelijk dat niet in de gelegenheid was om zich te laten bijstaan door deskundigen of deze voor het sluiten van het contract te raadplegen. Dat hij van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt komt voor zijn risico.


8. Voorts heeft de vernietiging van de arbitrageclausule bepleit op grond van
de wijze van totstandkoming hiervan alsmede als gevolg van diverse omstandigheden. Of er gronden zijn om de arbitrageclausule te vernietigen, vereist echter nader onderzoek waarvoor het kort geding zich niet leent. Een dergelijke kwestie dient in een bodemprocedure aanhangig te worden gemaakt.


9. heeft er tenslotte terecht op gewezen dat de voorzieningenrechter ingevolge
artikel 1051 lid 2 Rv (Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering) bevoegd is van het geding kennis te nemen. De voorzieningenrechter kan echter ingevolge dit artikel, alle omstandigheden in aanmerking nemende, zich onbevoegd verklaren door de zaak te verwijzen naar het overeengekomen arbitraal kort geding. heeft niet bestreden dat in het onderhavige geval een spoedprocedure mogelijk is. Daarvan wordt derhalve uitgegaan. De omstandigheden die de voorzieningenrechter in deze in aanmerking neemt zijn dat bij de arbitragecommissie binnen korte tijd een bodemuitspraak kan verkrijgen, welke uitspraak duidelijkheid in zijn situatie zal scheppen, hetgeen in het belang van wordt geacht. Zolang er geen uitspraak is over de vraag of de arbitrageclausule geldig is of niet, welke uitspraak naar de mening van de voorzieningenrechter, zoals hiervoor is overwogen, in een bodemprocedure moet worden gegeven, is niet gebaat bij uitspraken van verschillende instanties. Bovendien kan hij ook bij de arbitragecommissie een spoedvoorziening vragen.


10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd
verklaart om van de gevraagde voorlopige voorzieningen kennis te nemen.
zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit
geding.

BESLISSING IN KORT GEDING

De voorzieningenrechter:


1. Verklaart zich onbevoegd.

2. Verwijst partijen naar de Arbitragecommissie van de KNVB voor de (verdere) behandeling van dit geschil.


3. Veroordeelt in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Ajax begroot op EUR 241,- wegens vastrecht en op EUR 703,- aan salaris procureur.

4. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 4 mei 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.

Coll.: