Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA Den Haag

Uw brief Ons kenmerk
FEZ/BGZ/2004/28541

Onderwerp Datum
Beantwoording Kamervragen over de 4 mei 2004
Voorlopige Rekening 2003

Hierbij doe ik u, mede namens minister de Geus, de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Voorlopige Rekening 2003 (29445).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,

(M. Rutte)

29 445 Voorlopige Rekening 2003

Nr. LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft over de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 3 maart 2004 betreffende een overzicht van de uitgaven- en inkomstenontwikkeling in de sector sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA) in 2003 (kamerstuk 29 445, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd. Deze vragen, alsmede de daarop op .....gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Hamer

De griffier van de commissie,
Nava

Nr Vraag Blz van tot
1 Waarom worden de definitieve jaarverslagen van SVB en UWV "zo mogelijk" (dus niet in 1 ieder geval) in de jaarrekening van SZW verwerkt?

Antwoord:
Met SVB en UWV zijn zodanige afspraken gemaakt over het tijdstip van verschijnen van de jaarverslagen, dat die in de jaarrekening van SZW kunnen worden verwerkt. Er is een voorbehoud gemaakt voor het geval dat de jaarverslagen later verschijnen. In de jaarrekening SZW van 2003 zijn de jaarverslagen van SVB en UWV inmiddels verwerkt.


2 Waardoor zijn de voorzieningen ten opzichte van de najaarsbrief met 145 miljoen 2 neerwaarts aangepast? Welke andere voorzieningen dan die in de brief genoemd, zorgen voor die verlaging?

Antwoord:
Onder tabel 2 in de bijlage bij de voorlopige rekening staat een toelichting op de mutaties groter dan 10 miljoen euro. De andere voorzieningen die voor de verlaging zorgen zijn vooral Doelgroepenbeleid ( 8 miljoen), Agenda voor de Toekomst ( 8 miljoen), Arboconvenanten ( 6 miljoen) en SUWI ( 6 miljoen). Zie ook het antwoord op vraag 5.


3 Welke zijn de precieze grondslagen voor de neerwaartse aanpassing voor de verzekeringen 2 van 101 miljoen?

Antwoord:
Onder tabel 1 in de bijlage bij de voorlopige rekening staat een uitgebreide toelichting op de neerwaartse aanpassing bij de verzekeringen. De neerwaartse aanpassing van 101 miljoen bestaat uit WW (- 4 miljoen), WW vangnet (-23 miljoen), WAO (-14 miljoen), REA (-51 miljoen) en overig (-9 miljoen).


4 Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de daling van 40 miljoen bij de posten 2 ontvangsten voorzieningen en verzekeringen? Kunnen daarbij de tegenvallende ontvangsten van 31 miljoen aan de voorzieningenkant en de verlaging met 9 miljoen. aan de verzekeringenkant nader worden gespecificeerd?

Antwoord:
Onder tabel 3 in de bijlage bij de voorlopige rekening staat een toelichting op de daling aan de voorzieningenkant.
De verlaging aan de verzekeringenkant geldt alleen voor de Ufo. Dit houdt verband met de daling van de uitkeringslasten Ufo. Omdat uitkeringslasten kunnen worden gedeclareerd, leidt een aanpassing van de uitkeringslasten tevens tot een aanpassing van de ontvangsten.


5 Welke mutaties kleiner dan 10 miljoen hebben zich voorgedaan en wat is de oorzaak van 2 deze mutaties?

Er heeft zich een groot aantal mutaties kleiner dan 10 miljoen voorgedaan. De grootste daarvan staan bij het antwoord op vraag 2. Een toelichting hierop: Doelgroepenbeleid ( 8 miljoen):

· Een overboeking naar CWI voor uitvoering van het plan JongActief ( 4,5 miljoen)

· Diverse doorlopende projecten waarvan de uitgaven niet meer in 2003 maar in 2004 plaatsvinden ( 3,5 miljoen).

Agenda voor de Toekomst ( 8 miljoen): Dit gaat om projecten waarvan de uitvoering en de bijbehorende kasbetalingen doorlopen naar het jaar 2004.

Arboconvenanten ( 6 miljoen): De onderuitputting is grotendeels veroorzaakt doordat de implementatie van enkele convenanten langzamer is verlopen dan gepland.

2

SUWI ( 6 miljoen): Dit komt voor een deel doordat uitgaven lager uitvallen dan begroot, voor een ander deel doordat projecten doorlopen in 2004 zodat uitgaven niet meer in 2003 plaatshebben.


6 Kan meer duidelijkheid worden verschaft over de technische bijstellingen die geen 2 betrekking hebben op het zogenaamde "tegenboeken van de aanvullende post"?

Antwoord:
Op de aanvullende post "ontvlechting Arbeidsvoorzieningsorganisatie en ESF-oud" waren middelen gereserveerd voor de afwikkeling van de Arbvoliquidatie en de eindafrekening ESF 1994-1999. In 2003 is 5,9 miljoen op deze aanvullende post niet tot uitbetaling gekomen. Deze vrijval is geboekt onder het kopje technische bijstellingen.


7 Welk deel van de onderuitputting 2003 is toe te schrijven aan meevallende aantallen uitkeringsgerechtigden?

Antwoord:
Dit vindt plaats bij de verzekeringen WW, ZW en WAO: het gaat om in totaal 127 miljoen.


8 Zijn er beleidsterreinen waar de onderuitputting 2003 gevolgen kan hebben voor het tijdig realiseren van beleidsdoelen? En zo ja, welke?

Antwoord:
Voor een aantal beleidsterreinen is door de onderuitputting sprake van een verschuiving in de tijd, bijvoorbeeld bij de stimuleringsregeling I/D-banen. In deze gevallen is de onderuitputting 2003 ingezet in 2004 om de doelstellingen alsnog te realiseren. Slechts bij de onderuitputting op het Handhavingsbudget is sprake van het niet tijdig realiseren van beleidsdoelen; zie hiervoor het antwoord op vraag 36.


9 Waarom was er een nabetaling van 1 miljard bij de volksverzekeringen (AOW/Anw)? 2 Waaruit bestaat die nabetaling, meer specifiek op welke volksverzekeringen hebben de nabetalingen betrekkingen, hoe hoog is de nabetaling per volksverzekering, en wat is de relatie met het financieringstekort van het Rijk?

10 Hoe is de tegenvaller van 0,9 miljard in de premie-inkomsten volksverzekeringen 3 ontstaan en waarom is deze niet voorzien? Wat is de verwachting met betrekking tot de ontwikkeling van premie-inkomsten in de komende jaren?

Antwoord 9 en 10:
Alle premies volksverzekeringen worden gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting en eerst voorlopig verdeeld over fondsen. De definitieve afrekening van zowel de loon- als de inkomstenbelasting volgt respectievelijk 2 en 4 jaar later. Deze afrekeningen leiden tot nabetalingen tussen de fondsen en het rijk. Nabetalingen van fondsen aan het rijk en vice versa zijn EMU-saldo neutraal.
De tegenvaller in de premie-inkomsten volksverzekeringen van 0,9 miljard is ontstaan doordat over oude jaren een nabetaling van het fonds aan het rijk is gedaan van in totaal
1,0 miljard en er in 2003 zelf sprake is van een kleine premiemeevaller van in totaal 0,1 miljard bij de AOW en Anw.


11 Om welke redenen zijn het startvermogen en het normvermogen van het wachtgeldfonds 3 aangepast?

Antwoord:
Het normvermogen van het wachtgeldfonds bestaat uit drie delen: de ZW-reserve, de liquiditeitsreserve en de wachtgeldreserve. Voorheen moesten alle sectoren de hiervoor genoemde wachtgeldreserve aanhouden. Sinds een aantal jaren hebben de afzonderlijke sectoren van het UWV meer beleidsvrijheid gekregen ten aanzien van deze reserve om hen in staat te stellen te voorkomen dat daardoor tijdelijke forse premieaanpassingen nodig

3

zouden zijn. Deze verandering van systematiek heeft ertoe geleid dat een aantal sectoren geen of een heel kleine wachtgeldreserve aanhoudt. Dit leidt tot een daling van het totale normvermogen van het wachtgeldfonds.
Het startvermogen is op basis van informatie uit de fondsennota's opwaarts aangepast aan de meest recente beschikbare informatie (januarinota van het UWV).


12 Wat zijn, naast de wachtgeldfondsen, de oorzaken van de verhoging van de 3 premieontvangsten werknemersverzekeringen (WAO/ WW) met 0,2 miljard?

Antwoord:
De verhoging heeft helemaal betrekking op de wachtgeldfondsen.
De inkomsten van de centrale fondsen van de werknemersverzekeringen zijn namelijk niet opwaarts aangepast. Ze zijn per saldo gelijk aan die bij Najaarsnota.


13 Wat verklaart het lager aantal uitkeringsjaren in de WW? Was de stijging van de WW lager 4 dan geraamd? Zo ja, hoeveel?

Antwoord:
De stijging van het aantal WW-uitkeringen in 2003 is achtergebleven bij de aanvankelijke verwachting. Ten opzichte van de raming in de begroting 2003 is het verschil 28.000 uitkeringsjaren. Overigens is er voor 2003 geen sprake geweest van lagere uitkeringslasten in de WW omdat de volumemeevaller wegvalt tegen een tegenvaller in de hoogte van de gemiddelde uitkering.


14 Waarom is de AWF met - 67,4 mln. bijgesteld? 4

Antwoord:
Het bedrag van -67,4 mln. heeft betrekking op een neerwaartse volumebijstelling van 5000 uitkeringsjaren. Een deel van de achterblijvende volumestijging, zoals vermeld in vraag 13) kan namelijk herleid worden naar het AWF.


15 Waarom heeft er een opwaartse bijstelling van 53 mln. plaatsgevonden voor 4 overgenomen verplichtingen door het AWF?

Antwoord:
Het AWF neemt de loondoorbetalingverplichting van werkgevers over indien deze in blijvende betalingsonmacht verkeren. Als gevolg van de economische situatie die in 2003 verder verslechterde, is het aantal faillissementen in dat jaar aanzienlijk gestegen. Dit verklaart de opwaartse bijstelling van de post overgenomen verplichtingen door het Awf.


16 Hoe groot is de gemiddelde stijging per WAO-uitkering? 4

Antwoord::
Op 786.000 WAO'ers (stand eind 2003) betekent een bijstelling van 11 miljoen een bijstelling per persoon van circa 14.


17 Hoe kan de lagere instroom in de WAO dan gebruikelijk in november en december worden 4 verklaard. Is de verwachting dat de instroom in de toekomst onder het tot op heden gebruikelijke niveau zal blijven?

Antwoord:
In voorgaande jaren was een duidelijk seizoenpatroon te zien in de WAO-instroom met een dal in de zomermaanden en een piek in de wintermaanden. Sinds de invoering van Poortwachter heeft de WAO-instroom een veel gelijkmatiger beeld te zien gegeven. Voor komende jaren wordt dan ook verwacht dat het beeld van 2003 (gelijkmatig verloop van de instroom over het jaar) zich voortzet.


18 Hoeveel extra instroom in de WAO is veroorzaakt door het besparen op de REA-subsidies?

4

Antwoord:
De WAO-instroom is in 2003 met 66.000 personen 26.000 lager uitgekomen dan in 2002, een daling van bijna 30%. Aan deze daling ligt een complex van factoren ten grondslag, waaronder de Wet Verbetering Poortwachter, de volgroeiing van de Wet Pemba, aankondigingseffecten van de aankomende stelselherziening en de heersende laagconjunctuur. Er is geen sprake van feitelijke besparingen op REA-subsidies (zie het antwoord op vraag 19 t/m 26), dus ook niet van een daarmee samenhangende extra instroom in de WAO. De reïntegratie-inspanningen in het eerste ziektejaar lijken onder invloed van Poortwachter juist belangrijk toegenomen.


19 Hoe wordt de verlaging van de uitgaven voor de inkoop van reïntegratie-trajecten (voor 4 zowel de begrotingspost REA als Sluitende integratie) verklaard? Heeft het UWV minder trajecten ingekocht? Zo ja, welke verklaring is er daarvoor?

20 Is het aantal REA-subsidies verlaagd? Zo ja, met hoeveel? Was er sprake van een opdracht 4 tot bezuiniging van de REA-subsidies?

21 Met hoeveel is het gemiddeld uitgekeerde REA-budget per verstrekking verlaagd? 4
22 Is de effectiviteit van de REA-subsidies verhoogd of verlaagd? 4
23 Zijn in 2003 meer REA-subsidieaanvragen afgewezen? Zo ja, hoeveel toekenningen waren 4 er in 2002 en hoeveel in 2003?

24 Is er een relatie tot het schrappen van de scholingssubsidies in de REA en de 4 onderuitputting?

25 Op welke REA-toepassingen heeft precies de onderuitputting betrekking en voor welke 4 bedragen?

26 Heeft het UWV het aantal REA verstrekkingen tussentijds kunnen bijstellen toen bleek dat 4 er sprake was van een onderbesteding. Zo ja, waarom is dat niet gebeurd. Zo neen, waarom niet?

Antwoord 19 t/m 26:
Op basis van de Januarinota financiële ontwikkeling UWV-fondsen 2003-2004 zijn de kasuitgaven aan trajecten ten opzichte van de Najaarnota met 43 mln. afgenomen. De uitgaven aan overige voorzieningen zijn niet gewijzigd. Het verschil bij de trajectuitgaven heeft volgens het UWV betrekking op kas/trans verschillen. Hiervoor past het UWV nu een correctie toe in de Januarinota financiële ontwikkeling UWV-fondsen 2003-2004. Er is geen sprake van een verminderde inzet van trajecten, verlaagde effectiviteit, lagere trajectprijs en evenmin van een onderuitputting. In het Jaarverslag 2003 van het UWV, wordt duidelijk dat de REA-lasten juist zijn toegenomen met 50 miljoen ten opzichte van de Januarinota UWV.


27 Kan de minister aangeven wat er veranderd is aan het realisatiepatroon met betrekking tot 4 de co-financiering agentschap, en kan tevens worden aangegeven welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen?

Antwoord:
De verandering in het realisatiepatroon van het Agentschap heeft betrekking op het aflopen van de werkzaamheden in kader van de afwikkeling van de ESF -regelingen 1994-1999.De kosten voor de afwikkeling van de regelingen 1994-1999 lopen terug terwijl de kosten voor de uitvoering van de regelingen 2000-2006 stijgen. Vanaf 2004 zal nagenoeg het gehele budget op de co financiering op het ESF en EQUAL programma 2000-2006 worden gerealiseerd.


28 Wanneer worden de volumecijfers van 2003, die betrekking hebben op de sluitende 4 5 integratie, aan de Kamer bekendgemaakt?

Antwoord:
De volumecijfers 2003 betreffende de gemeentelijke reïntegratie zullen worden vermeld in het jaarverslag. Deze volumecijfers werden in de toelichting genoemd in verband met een onderrealisatie ad 19 miljoen. Deze onderrealisatie betreft budgetten waarvoor de bevoorschotting was ingehouden omdat de betreffende gemeenten nog niet aan al hun verplichtingen hadden voldaan, het zogenaamde stopbeleid.

5


29 Is de raming van de KOA over 2003 geheel ingevuld? Is er daar sprake van 5 onderbesteding? Zo ja, hoeveel?

Antwoord:
Het budget voor de 2003-regeling is conform de systematiek van de regeling in 2003 voor 80% bevoorschot op basis van aanvragen van gemeenten. De afrekening van de 2003- regeling geschiedt eind 2004 wanneer gemeenten de verantwoordingen moeten indienen. Op dat moment kan pas iets worden gezegd over mogelijke onderuitputting over de 2003- regeling. De onderuitputting in het jaar 2003 is het resultaat van de afrekening van de regelingen voor 2001 en 2002 die (grotendeels) in 2003 zijn afgerekend.


30 Op welke manier wordt de onderuitputting KOA aangepakt? Heeft de wijziging van de 5 KOA-regeling niet de gewenste effecten gehad? Welke worden hierop ondernomen? Kan de regering een overzicht geven van de ontwikkeling van de wachtlijsten voor de kinderopvang?

Antwoord:
De KOA-regeling is voor 2003 sterk vereenvoudigd. Doel was de administratieve lasten voor gemeenten te verminderen en gemeenten in staat te stellen om flexibeler kinderopvang in te kopen. Of dit ook daadwerkelijk tot minder onderuitputting leidt kan pas eind 2004 blijken wanneer de verantwoordingen van gemeenten over de 2003-regeling binnen zijn. Op dit moment is er derhalve geen informatie beschikbaar over de realisaties van de 2003- regeling van de KOA. De onderuitputting in het jaar 2003 is het resultaat van de afrekening van de regelingen voor 2001 en 2002 die (grotendeels) in 2003 hebben plaatsgevonden. In 2005 zal de KOA opgaan in de WBK. Het beeld dat het ministerie heeft op basis van signalen van gemeenten is dat wachtlijsten voor hele dagopvang in het kader van de KOA sterk zijn verminderd dan wel niet meer bestaan. Dit beeld spoort met de uitkomsten van een onderzoek naar wachttijden voor bedrijfsplaatsen, waaruit bleek dat meer dan 80% van de kinderen die gebruik maken van een bedrijfsplaats op het door de ouders gewenste moment geplaatst kan worden.Voor het overgrote deel van de bedrijfsplaatsen is derhalve geen sprake (meer) van een gebrek aan plaatsen (zie Verslag van een schriftelijk overleg, Kamerstukken II, 2003-2004, nr. 17).


31 Welke acties worden ondernomen om de doelstelling van de Stimuleringsregeling ID te 5 realiseren?

Antwoord:
Om de doelstelling te realiseren zijn een aantal acties ondernomen. De regeling is verlengd tot 1 juli 2004 en verruimd: ook uitstroom van voormalig ID'ers naar een reguliere baan voor onbepaalde tijd bij een andere werkgever in de publieke sector is subsidiabel. Daarnaast zijn die beperkingen uit de regelgeving los gelaten waarvan de uitvoering heeft aangegeven dat deze het bereik van de stimuleringsregeling beperkten. Gedurende de looptijd van de regeling blijft het aanjaagteam met daarin gemeenten, werkgevers en werknemers, actief met het aanjagen van gemeenten en werkgevers en biedt het waar nodig ondersteuning. De komende maanden benadert het aanjaagteam ook actief gemeenten waar de aanvragen van werkgevers achterblijven om na te gaan wat de oorzaak is en of en hoe ze daarbij kunnen helpen. Het gaat om het gericht ondersteunen van lokale initiatieven. Er is ook een helpdesk beschikbaar waar gemeenten die ondersteuning willen zich kunnen melden.


32 Waarom zijn de aanvragen voor de stimuleringsregeling ID in 2003 langzaam op gang 5 gekomen?

Antwoord:
De regelgeving is pas lopende het jaar gepubliceerd. Daarnaast heeft de stimuleringsregeling, evenals alle andere nieuwe regelingen, enige tijd nodig gehad om op te starten.

6


33 Welke gevolgen heeft de verlenging van de Stimuleringsregeling ID voor de begroting 5 2004?

Antwoord:
Door de verlenging van de stimuleringsregeling zal in 2004 een hoger budget nodig zijn dan de in eerste instantie begrootte 65mln. Bij najaarsnota is al een deel van het onbenutte budget uit 2003 doorgeschoven; daarnaast wordt via de eindejaarsmarge het resterende ongebruikte budget naar 2004 doorgeschoven.


34 Wanneer kan de Tweede Kamer een evaluatie verwachten van de Stimuleringsregeling ID? 5

Antwoord:
Werkgevers kunnen tot 1 juli 2004 een aanvraag voor subsidie indienen. De Tweede Kamer wordt na die tijd in september 2004 geïnformeerd over de resultaten.


35 Hoeveel van de onderuitputting handhaving is te verklaren uit de vertragingen die zijn 5 ontstaan bij het indienen van projectvoorstellen door gemeenten in het kader van de subsidieregelingen "Hoogwaardig handhaven" en "Intensivering opsporing en controle ABW"? Waardoor is deze onderuitputting nog meer te verklaren? Welke acties gaat de regering ondernemen om gemeenten te stimuleren zich in te zetten voor handhaving en projectvoorstellen in te dienen?

Antwoord:
De Tijdelijke stimuleringsregeling hoogwaardige handhaving is op 29 januari 2003 gepubliceerd in de Staatscourant. Gemeenten hebben tot 1 september 2003 de gelegenheid gehad om een subsidieaanvraag vergezeld van een activiteitenplan in te dienen. Een voorlichtingscampagne die in het voorjaar van 2003 is opgezet (regionale bijeenkomsten, media-aandacht, verzamelbrieven) heeft geresulteerd in 280 subsidieaanvragen van in totaal 323 gemeenten. Deze subsidieaanvragen zijn allen afgehandeld. In totaal was voor 2003 en 2004 een bedrag van 25 mln aan verplichtingenruimte beschikbaar. Op 31 december 2003 was hiervan ruim 18 mln verplicht. Op kasbasis was in 2003 een budget van 14,3 mln beschikbaar. Hiervan is in 2003 een bedrag van ruim 12,7 mln uitgegeven, waarmee de totale onderuitputting voor 2003 op 1,6 mln uitkomt.
Op grond van de Tijdelijke stimuleringsregeling intensivering opsporing en controle Abw konden gemeenten tot 1 augustus 2003 aanvragen indienen. Voor 2003 bedroeg het subsidieplafond bijna 6,7 mln. Gezien het late tijdstip waarop gemeenten aanvragen hebben ingediend, bleek het budgettair niet mogelijk om de subsidie voor het plan van aanpak zelf nog in 2003 uit te keren. In totaal is in 2003 bijna 0,7 mln uitgegeven, waarmee de onderuitputting 6 mln bedroeg. Daarom is door de Staatssecretaris de inzendtermijn voor het plan van aanpak met twee maanden verlengd. Dit betekent dat deze subsidies in 2004 uitgekeerd worden.
Het restant van de totale onderuitputting is een optelsom van kleinere handhavingsprojecten. Een deel daarvan betreft vertragingen in de uitvoering van het handhavingsprogramma 2003-2006 .


36 Welk negatief effect kan de onderuitputting handhaving hebben op de uitgaven binnen het 5 sociale stelsel?

Antwoord:
Onderuitputting op maatregelen, waarvoor taakstellende besparingen zijn ingeboekt hebben in 2003 tot lagere besparingen op de uitgaven geleid. Voor 2003 bedroeg het besparingsverlies op de uitgaven 4 mln. Dit betreft zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde uitgaven. Op dit moment kan nog niet worden overzien of de onderuitputting in 2003 ook een negatief besparingseffect heeft op de sociale zekerheidsuitgaven 2004.


37 Waar is de 25 miljoen, die beschikbaar is gekomen om de te veel betaalde voorschotten af 5 te lossen (ESF), van afkomstig?

38 Waarom is er geen rekening gehouden met de extra middelen voor het aflossen van 5

7

betaalde voorschotten bij de Najaarsnota 2003 (ESF)?

Antwoord 37 en 38:
De in vraag 37 genoemde 25 mln. heeft betrekking op de ESF-middelen die bij Arbeidsvoorzieningsorganisatie i. l. nog in beheer waren als voormalig uitvoerder van de ESF-regeling. In het kader van de afwikkeling van de ontvlechting/liquidatie van Arbeidsvoorzieningsorganisatie i.l. zijn de middelen eind 2003 overgedragen aan het ministerie, omdat die uitvoerende werkzaamheden op dit terrein al vanaf april 2001 bij het Agentschap-SZW zijn ondergebracht. Deze middelen waren in principe beschikbaar voor terugbetalingen door de lidstaat richting Brussel in het kader van de afwikkeling ESF 1994-1999. Dit zijn echter niet de enige middelen die daarvoor in aanmerking komen. Er was ook nog een budgettaire voorziening beschikbaar op de zgn. Aanvullende Post in de begroting van de minister van Financiën. Tegelijkertijd staat de omvang van de vereiste terugbetalingen richting Brussel nog niet definitief vast, omdat de Europese Commissie nog niet over alle afrekeningen heeft beschikt. Bovendien lopen er nog bezwaar- en beroepsprocedures tegen de lidstaat. Deze factoren hebben tot gevolg dat bij Najaarsnota 2003 het financiële beeld rondom de afwikkeling ESF 1994-1999 nog niet definitief kon worden vastgesteld. Het budget is om die reden toen niet verlaagd.


39 Zijn er nog meer posten die beschikbaar kunnen komen voor het aflossen van te veel 5 betaalde voorschotten (ESF)?

Antwoord:
Niet uit hoofde van de voormalige uitvoerende rol van Arbeidsvoorzieningsorganisatie i.l. ; wel uit hoofde van nog openstaande vorderingen bij derden (aanvragers en uitvoerders) van ca. 3 mln. die, deels in verband met lopende bezwaar- en beroepszaken, nog niet zijn geïnd.


40 Kan een overzicht worden gegeven van de budgettenposten die vallen onder `overig' ( 28 miljoen) in tabel 2?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2 en 5.


41 Waarom zijn er grote vertragingen bij de terugontvangsten van de WIW? Welke acties 5 worden genomen om deze vertragingen tegen te gaan?

Antwoord:
De vertragingen bij de terugontvangsten WIW hangen samen met gebleken onvolkomenheden in de gemeentelijke opgaven en in het verwerkingsproces daarvan bij SZW. In verband hiermee wordt extra capaciteit ingezet.


42 Waarom zijn de ontvangsten bij de sluitende aanpak Arbvo 40 miljoen lager dan 5 geraamd?

Antwoord:
De ontvangsten zijn ca. 40 mln lager dan geraamd, omdat onder meer de terug te vorderen voorschotten bij de vaststelling van de Sluitende aanpak door Arbeidsvoorzieningsorganisatie over het tijdvak 1999-2001 in 2003 niet zijn teruggevorderd, maar zijn verrekend met het te betalen liquidatiesaldo van Arbeidsvoorzieningsorganisatie i.l. De lagere ontvangsten zijn dus het gevolg van een boekhoudkundige verwerking.


43 Wat zijn naast de terugontvangsten op basis van afrekeningen de oorzaken voor de 5 bijstelling van 14 miljoen voor de Arbvo; afgesloten regeling (art. 97)?

Antwoord:
Deze terugontvangsten waren niet verwacht en dus ook niet geraamd. Bij de vaststellingsbeschikking (achteraf) uit hoofde van de regeling `Inkoop sociale diensten bij

8

Arbvo' bleken de sociale diensten voor 14 mln. minder te hebben ingekocht dan verwacht, zodat de daarmee gemoeide voorschotten zijn teruggevorderd.


44 Welke kleine mutaties worden bedoeld in de toelichting bij "overig" in tabel 3? 5

Antwoord:
Het gaat vooral om mutaties in de ontvangsten bij ID-banen ( 7 miljoen), anticumulatie WSW (- 4 miljoen), FWI (- 3 miljoen), AKW ( 4 miljoen) en UFO (- 9 miljoen).

9