Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AO8949 Zaaknr: 13/123105-03


Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 6-05-2004
Datum publicatie: 6-05-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer:

Datum uitspraak: 6 mei 2004

op tegenspraak

VERKORT VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer D, in de strafzaak tegen:

,

geboren te ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het , gedetineerd in de

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 februari 2004 en 22 april 2004.


1. Telastelegging

Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.


2. Voorvragen

...

3. Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte


1. op 15 augustus 2003 te Hilversum, door geweld en bedreiging met geweld en een feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die , hebbende verdachte die gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in haar vagina duwde, en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld en die feitelijkheid hierin dat verdachte die van achteren heeft benaderd en vervolgens zijn linkerarm om haar nek heeft geslagen en vervolgens met zijn rechterhand een mes op haar keel heeft geduwd en tegen haar heeft gezegd: ,,Ik wil geld, ik wil geld, ik wil geld. Niet schreeuwen, niet schreeuwen, anders prik ik je", en haar vervolgens van het pad af en in de bosjes heeft gesleurd en haar vervolgens heeft laten knielen en vervolgens haar armen op haar rug heeft vastgebonden en vervolgens plakband over haar mond heeft geplakt en vervolgens een plastic zak over haar hoofd heeft getrokken en vervolgens tegen haar heeft gezegd: ,,Als je doet wat ik je zeg, dan laat ik je zo gaan", en haar vervolgens heeft gedwongen om op haar buik op de grond te gaan liggen en vervolgens op haar kuiten is gaan zitten en vervolgens haar broek en haar onderbroek heeft uitgetrokken en vervolgens tegen haar heeft gezegd: ,,Ik ga nu foto's van je maken, dan kan ik je chanteren als je me gaat aangeven", en haar vervolgens heeft omgedraaid en vervolgens op haar is gaan liggen en aldus voor die een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;


2. op 11 oktober 2002 te Laren en/of Hilversum, door geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die , hebbende verdachte die gedwongen te dulden dat verdachte zijn vinger in haar vagina duwde, en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte achter die fietsende is gaan fietsen en haar vervolgens ten val heeft gebracht en vervolgens met een mes op haar is afgelopen en vervolgens (met) dat mes in haar linkerzij, heeft geduwd of geprikt en zijn hand op haar mond heeft gezet en (daarbij) heeft gezegd: ,,Niet schreeuwen anders ben je dood", en haar bij haar haren heeft vastgepakt en vastgehouden en aan haar haren heeft getrokken en met haar in een worsteling is geraakt en met dat mes in haar been heeft gesneden en, toen zij dat mes probeerde af te pakken, in haar handen heeft gesneden en haar op de grond heeft gegooid en vervolgens op haar is gaan zitten en terwijl zij op haar buik lag, haar hoofd naar beneden en tegen de grond heeft geduwd en geduwd gehouden en vervolgens haar rok strak om haar buik heeft vastgemaakt en haar onderbroek en haar panty heeft uitgetrokken en dreigend tegen haar heeft gezegd: ,,Niet schreeuwen, anders verkracht ik je" en haar keel heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden en aldus voor die een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;


3. op 13 december 2002 te Hilversum of Laren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan , of ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan , naar die is toegegaan en haar van achteren heeft benaderd, welke voorgenomen afpersing of diefstal is voorafgegaan van geweld tegen die , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen afpersing of diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond, dat verdachte die plotseling en onverhoeds van achteren heeft vastgegrepen en vervolgens zijn gehandschoende linkerhand op haar mond heeft geduwd;


4. op 20 februari 2003 te Hilversum en/of Laren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, achter die is gaan fietsen en vervolgens met zijn fiets tegen haar fiets is gereden, ten gevolge waarvan zij kwam te vallen, en haar vervolgens, terwijl zij op haar buik op de grond lag, dreigend de woorden heeft toegevoegd: ,,Stil ik wil geld en ik wil niet dat je me ziet" en vervolgens een mes tegen voor keel heeft gehouden en vervolgens tape over haar mond en haar ogen heeft geplakt en vervolgens haar handen heeft vastgepakt en haar handen naar haar rug heeft gebracht;


5. op 10 april 2003 te Hilversum of Laren, door geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die , hebbende verdachte die gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in haar anus en vagina duwde, en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte die van achteren heeft benaderd en vervolgens, toen zij zich omdraaide, een mes aan haar heeft laten zien en vervolgens haar dreigend de woorden heeft toegevoegd: ,,Ik wil alleen maar je geld", en vervolgens haar bij haar haren heeft vastgegrepen en vastgehouden en vervolgens haar aan haar haren heeft meegetrokken in de richting van de bosjes en vervolgens toen zij tegenstribbelde dat mes op haar nek heeft gezet en vervolgens haar op de grond heeft gegooid en vervolgens op haar rug is gaan zitten en vervolgens haar handen met touw op haar rug heeft vastgebonden en vervolgens haar mond met tape heeft afgeplakt en vervolgens een zakdoek om haar hoofd en voor haar ogen heeft geknoopt en haar vervolgens dreigend heeft gezegd haar neer te steken wanneer zij zich zou bewegen, en vervolgens haar joggingbroek kapot heeft gescheurd en vervolgens haar string kapot heeft gescheurd en vervolgens een mes bij haar billen heeft gehouden en vervolgens boven op haar is gedoken en vervolgens haar vest en haar shirt en haar BH kapot heeft gemaakt en aldus voor die een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.


4. Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.


5. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.


6. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.


7.1. Gevangenisstraf

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft binnen een jaar tijd op de hei bij Hilversum op brute en gewelddadige wijze drie vrouwen verkracht. Alle drie zijn slachtoffers heeft hij bedreigd met een mes en (met geweld) naar de grond gewerkt om hen zo zijn vernederende handelen te laten ondergaan. Om geen van de slachtoffers heeft hij zich nadien nog bekommerd. Integendeel, een van zijn slachtoffers heeft hij naakt en hulpeloos achtergelaten en haar kleding meegenomen, naar eigen zeggen, om zo meer tijd te hebben om te ontkomen. Verdachte heeft zonder enig mededogen gehandeld, hetgeen onder meer is gebleken uit de omstandigheid dat dit slachtoffer liep te wandelen met haar vijf maanden jonge dochter toen hij zich aan haar vergreep. Een ander slachtoffer was slechts vijftien jaar oud. Hij heeft dit slachtoffer bovendien in haar bovenbeen gesneden met als gevolg dat dat been nu wordt ontsierd door een litteken. Het derde slachtoffer heeft een HIV-test laten doen uit vrees dat zij ook nog besmet was geraakt. Zij zal, naar de rechtbank aanneemt, lange tijd in onzekerheid hebben verkeerd, hetgeen een extra zware psychische belasting voor haar zal hebben gevormd. Verdachte heeft op grove wijze de lichamelijke en psychische integriteit van al deze vrouwen geschonden. Hij heeft hun gevoel van basisveiligheid afgenomen, in het bijzonder nu de verkrachtingen hebben plaatsgevonden in de eigen woonomgeving van de slachtoffers, op een plek waar zij, naar mag worden aangenomen, vaker kwamen om te wandelen, te fietsen of anderszins te ontspannen. Slachtoffers van verkrachting hebben, zo heeft de ervaring geleerd, zeer lange tijd te kampen met gevoelens van verdriet, onmacht, woede, frustratie, depressie, angst, onveiligheid, prikkelbaarheid, wantrouwen en dergelijke. Het duurt doorgaans vaak erg lang voordat zij weer enigszins normaal, zorgeloos kunnen functioneren. Zij hebben meestal professionele begeleiding nodig en moeten vaak door een moeizame behandeling heen voordat dit trauma echt voltooid verleden tijd is. Ook de familie en partners van de slachtoffers zullen naar alle waarschijnlijkheid hebben geleden en nog lijden onder wat verdachte degene die hun lief en dierbaar is, heeft aangedaan. Meer in het algemeen heeft verdachte de rechtsorde in ernstige mate geschokt. Lange tijd zullen, naar alle waarschijnlijkheid, velen, in het bijzonder vrouwen, de Hilversumse hei als onveilig hebben ervaren en daarom hebben gemeden.

Verdachte heeft voorts met geweld een vrouw beroofd en een poging gedaan een andere vrouw te beroven, naar eigen zeggen niet uit geldelijk gewin maar om ook deze vrouwen te vernederen en bang te maken. De ervaring heeft geleerd dat ook slachtoffers van dit soort misdrijven nog lang (psychische) problemen (kunnen) ondervinden van hetgeen hen is aangedaan.

Al deze feiten rechtvaardigen, ter vergelding van in het bijzonder het leed dat verdachte heeft veroorzaakt en vanwege de schade die hij door zijn daden aan de rechtsorde heeft toegebracht, gezien de ernst ervan en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, het opleggen van een langdurige gevangenisstraf.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 13 april 2004, opgemaakt door I. Schilperoord, psycholoog en R.M.J. Huygen, psychiater. In dit rapport wordt verslag gedaan van het door voornoemde gedragsdeskundigen ingestelde onderzoek naar de geestvermogens van verdachte. Ter terechtzitting van 22 april 2004 hebben beide deskundigen het rapport toegelicht.

In het rapport staat onder meer het volgende. Verdachte is uit het psychologisch onderzoek naar voren gekomen als een bovengemiddeld intelligente jongen bij wie er sterke aanwijzingen zijn voor een persoonlijkheidsopbouw die wordt gekenmerkt door een sociaal aangepaste 'bovenlaag' waaronder een relatief primitieve structuur schuilgaat met een sterk afgesplitste agressie. Dat wil zeggen dat hij een sterk ontwikkeld, narcistisch gekleurd, ideaal-ik heeft dat bestaat uit een moreel hoogwaardig, sociaal gericht beeld dat hij van zichzelf heeft en neerzet en waar hij zijn gedrag op tracht aan te passen. Hij heeft zich hiermee volledig geïdentificeerd. De erkenning en bewondering die hij door middel van zijn sociale gedrag van de omgeving verwerft, sterkt hem in zijn wat overwaardige zelfgevoel. Op oppervlakkig niveau komt hij dan ook vriendelijk en behulpzaam voor de dag. Tegelijkertijd is hij echter ook achterdochtig en krenkbaar in zijn opgeblazen zelfwaardering, roepen vermeende krenkingen boosheid op en heeft hij de neiging een strijd met anderen, in het bijzonder vrouwen, aan te gaan. Hieraan ten grondslag ligt vermoedelijk, naast constitutionele en wellicht andere factoren, de blauwdruk van de dynamiek tussen hem en zijn moeder, zoals deze tijdens het opgroeien naar alle waarschijnlijkheid heeft gespeeld. Verdachte lijkt van jongs af aan het gevoel gehad te hebben zich te moeten spiegelen aan het in moreel opzicht hoogstaande ideaalbeeld dat moeder van hem had. Tevens heeft hij haar vermoedelijk moeten sterken in haar dieperliggende onzekerheid over haar kwaliteit als - gehandicapte - moeder en hierdoor het (eenzijdige) beeld van moeder als 'goede' moeder moeten bevestigen. Ruimte voor gevoelens van boosheid jegens moeder, voortvloeiend uit haar fysieke beperkingen en tegelijkertijd haar door hem ervaren dominantie, is er naar het zich laat aanzien niet geweest, enerzijds juist vanwege haar lichamelijke zwakte en ook in bredere zin door het wat eenzijdige 'optimistische' klimaat dat in het gezin heerst. Verdachte lijkt zich te hebben gevormd naar de verwachtingen die er van hem bestonden en zich te hebben ontwikkeld tot een sociaal 'altruïstisch' persoon. Tegelijkertijd lijkt er echter sprake van een zekere schijnaanpassing waarbij de - van jongs af aan -afgesplitste gevoelens van onlust en agressie een eigen leven zijn gaan leiden. Verdachte staat nauwelijks in contact met deze gevoelens en daar de eruptie van agressie bij hem (een kinderlijke) angst (voor afwijzing/liefdesverlies) oproept, wordt elke uiting hiervan direct op bewust dan wel onbewust niveau weggemaakt. Dit heeft de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid duidelijk gecoupeerd en het schisma dat binnen de persoonlijkheid bestaat, doen toenemen. De mannelijke identiteit van verdachte is nog weinig uitgekristalliseerd. Hij lijkt hier nog onzeker over te zijn. Ook zijn gewetensfuncties zijn weinig uitgegroeid en onvoldoende geïntegreerd in de rest van zijn persoonlijkheid. Enerzijds heeft hij een duidelijk besef van 'goed en kwaad' en leeft hier ook naar. Als gevolg van de massale afweer van agressie en de loochening van agressief gedrag achteraf blijven eventuele schuldgevoelens hierover echter losgekoppeld van de rest van de persoonlijkheid en vormen daardoor uiteindelijk geen remming op zijn impulsen.

De deskundigen komen - zakelijk weergegeven - tot de volgende conclusies. Verdachte is lijdend aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een onvolgroeide persoonlijkheid met narcistische trekken waarin in het bijzonder sprake is van massale afsplitsing cq afweer van agressieve impulsen en van een episodisch falende impulscontrole. Deze gebrekkige ontwikkeling was ook aanwezig ten tijde van het telastegelegde en heeft toen verdachtes gedragskeuzes zeker beïnvloed. De massale afweer van langdurig afgesplitste agressieve impulsen (in het kader van een op dit punt gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling) heeft tot een grote stuwing hiervan geleid die onder invloed van een aantal chronische stressfactoren door verdachte zijn uitgeleefd in het plegen van de telastegelegde feiten. Deze dynamiek heeft verdachtes gedragskeuzes ten tijde van het telastegelegde in substantiële mate beïnvloed. Geadviseerd wordt om hem verminderd toerekeningsvatbaar te achten.

De rechtbank neemt de hiervoor weergegeven conclusies over en maakt deze tot de hare en volgt het advies.

Alles overwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een relatief langdurige gevangenisstraf, zoals hierna vermeld, passend en geboden is, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte, diens relatief jonge leeftijd en de omstandigheid dat hij niet eerder is veroordeeld.

7.2. Terbeschikkingstelling

Uit het over verdachte opgemaakte rapport blijkt voorts het volgende. Bij het voortbestaan van de gebrekkige ontwikkeling zoals hierboven omschreven, bestaat een groot risico op recidive. Verdachte heeft nauwelijks inzicht in de drijfveren en interne dynamiek die bij de totstandkoming van zijn gewelddadige gedrag een rol spelen, noch op de stressoren die als uitlokkende factoren in het geding zijn.

De deskundigen adviseren (naast een eventuele gevangenisstraf) een TBS (terbeschikkingstelling) met bevel tot verpleging op te leggen. Het is volgens hen vanuit beveiligingsoogpunt absoluut noodzakelijk om verdachte een langdurige intramurale behandeling in een beveiligde setting te laten ondergaan waarin hij leert zicht te krijgen op zijn agressiehuishouding en hier greep op te krijgen. Hij toont zich hiervoor gemotiveerd. Pas wanneer hij gaat ontdekken waar de bron is van zijn agressieve impulsen, welke dynamiek hem brengt tot het feitelijk uitleven ervan en welke stressoren als uitlokkende factoren een rol spelen, kan hij greep krijgen op de destructieve krachten die in hem schuilen, en hiermee verstandig leren omgaan. Niet eerder dan nadat alle relevante interne en externe risicofactoren geïdentificeerd zijn en door verdachte zijn onderkend en eigen gemaakt, zal van een substantiële afname van het recidiverisico sprake kunnen zijn, aldus de deskundigen.

Nu gebleken is dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de hiervoor bewezenverklaarde feiten een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond dat deze feiten hem slechts in een verminderde mate kunnen worden toegerekend, de bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, de veiligheid van anderen die maatregel eist, en er - ook naar het oordeel van de rechtbank - groot recidivegevaar is, is de rechtbank van oordeel, mede op grond van het rapport van de gedragsdeskundigen en overeenkomstig hun advies, dat uit een oogpunt van beveiliging van de maatschappij het opleggen van de maatregel TBS met dwangverpleging absolute noodzaak is.

De rechtbank adviseert de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te doen aanvangen binnen 2 jaren na het onherroepelijk worden van dit vonnis.

De raadsman van verdachte heeft geopperd dat een bevel tot verpleging van overheidswege achterwege zou kunnen blijven en dat ook zou kunnen worden volstaan met een TBS met voorwaarden. Daargelaten dat de duur van de gevangenisstraf die de rechtbank verdachte zal opleggen aan een TBS met voorwaarden in de weg staat, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het over verdachte opgemaakte rapport, de ernst van de feiten en het grote recidivegevaar, vanuit beveiligingsoogpunt, niet anders dan met een TBS met bevel tot verpleging van overheidswege kan worden volstaan. Een TBS met voorwaarden biedt gezien de aard van verdachtes persoonlijkheidspathologie en de ernst van de telastegelegde feiten niet de benodigde veiligheidsgaranties.

7.3. Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij heeft - als voorschot op de vergoeding van immateriële schade - een bedrag van EUR 3.000,00 gevorderd. De rechtbank verstaat dit aldus, dat de benadeelde partij zich ten aanzien van de immateriële schade voor een deel van haar vordering heeft gevoegd in dit strafproces, onder voorbehoud van het recht om het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij , van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks (materiële en immateriële) schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze - naar billijkheid - op een bedrag van EUR 139,80 aan materiële schade (reiskosten, kosten medische informatie en leges urgentiebewijs) en EUR 3.000,00 aan immateriële schade, tezamen EUR 3.139,80 (zegge: drieduizend honderdnegenendertig euro en tachtig eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

In het belang van voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

De benadeelde partij heeft - als voorschot op de vergoeding van immateriële schade - een bedrag van EUR 3.500,00 gevorderd. De rechtbank verstaat dit aldus, zoals ook uit de toelichting op de vordering blijkt, dat de benadeelde partij zich ten aanzien van de immateriële schade voor een deel van haar vordering heeft gevoegd, onder voorbehoud van het recht om het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij , van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit, rechtstreeks (immateriële) schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze - naar billijkheid - op een bedrag van EUR 3.500,00 (zegge: drieduizend vijfhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

In het belang van voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij , van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van EUR 73,00 (zegge: drieënzeventig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

In het belang van voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

De benadeelde partij heeft - als voorschot op de vergoeding van immateriële schade - een bedrag van EUR 3.000,- gevorderd. De rechtbank verstaat dit aldus, zoals ook uit de toelichting op de vordering blijkt, dat de benadeelde partij zich ten aanzien van de immateriële schade voor een deel van haar vordering heeft gevoegd, onder voorbehoud van het recht om het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij , van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen geachte feit, rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze - naar billijkheid - op een bedrag van EUR 832,25 aan materiële schade (schade aan kleding, cursusgeld en kosten voor directieve therapie) en EUR 3.000,00 aan immateriële schade, tezamen EUR 3.832,25 (zegge: drieduizend achthonderdtweeëndertig euro en vijfentwintig eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

In het belang van voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.


8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 242, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.


9. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van het onder 1, 2 en 5 bewezenverklaarde:

Verkrachting, meermalen gepleegd.

Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:

Poging tot afpersing of poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:

Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking gesteld zal worden en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

De rechtbank adviseert dat genoemde maatregel binnen 2 (twee) jaren na het onherroepelijk worden van dit vonnis aanvangt.

Wijst de vordering van de benadeelde partij , wonende op het , toe tot een bedrag van
EUR 3.139,80 (zegge: drieduizend honderdnegenendertig euro en tachtig eurocent).

Veroordeelt verdachte aan voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op EUR 336,00 (zegge: driehonderdzesendertig euro).

Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer , te betalen de som van EUR 3.139,80 (zegge: drieduizend honderdnegenendertig euro en tachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 62 (tweeënzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen aan , daarmee de andere is vervallen.

Wijst de vordering van de benadeelde partij , wonende op het , toe aan de moeder van , [wettelijk vertegenwoordiger slachtoffer2], in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger, tot een bedrag van EUR 3.500,00 (zegge: drieduizend vijfhonderd euro).

Veroordeelt verdachte aan voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer , te betalen de som van EUR 3.500,00 (zegge: drieduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 70 (zeventig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen aan , daarmee de andere is vervallen.

Wijst de vordering van de benadeelde partij , wonende op het , toe tot een bedrag van EUR 73,00 (zegge: drieënzeventig euro).

Veroordeelt verdachte aan voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer , te betalen de som van EUR 73,00 (zegge: drieënzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen aan , daarmee de andere is vervallen.

Wijst de vordering van de benadeelde partij , wonende op het , toe tot een bedrag van EUR 3.832,25 (zegge: drieduizend achthonderdtweeëndertig euro en vijfentwintig eurocent).

Veroordeelt verdachte aan voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer , te betalen de som EUR 3.832,25 (zegge: drieduizend achthonderdtweeëndertig euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 76 (zesenzeventig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen aan , daarmee de andere is vervallen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en I.H.J. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 mei 2004.

De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten
staat dit verkorte vonnis mede te ondertekenen.