---
Brieven aan de Kamer
---
Consequenties van de recente gebeurtenissen in Irak voor de
veiligheidsanalyse
7-5-2004 17:11:00
Ingevolge het verzoek van uw Kamer van 23 april jl. informeren wij u
hierbij over de consequenties van de bomaanslagen in Basra en de
mortieraanvallen op de Nederlandse bases in as-Samawah en ar-Rumaythah
voor de veiligheidsanalyse met betrekking tot het zuiden van Irak.
Tevens informeren wij u over de gevolgen van de aanvallen voor de
wijze van opereren en de geweldsinstructie van de Nederlandse
militairen.
Recente gebeurtenissen in al-Muthanna
De mortieraanval op "Camp Smitty" te as-Samawah van 22 april jl.
Op 22 april jl. rond drie uur in de ochtend, lokale tijd, sloeg op
"Camp Smitty" in as-Samawah een aantal mortiergranaten in. Naar
aanleiding van de inslagen heeft de commandant direct een
"bunkeralarm" afgekondigd, waarbij al het personeel is verzameld in
tegen inslagen beschermde locaties. Aldaar is vastgesteld dat er geen
gewonden of vermisten waren. Ook zijn er extra patrouilles uitgestuurd
en is de wacht versterkt. Na onderzoek bleek dat drie mortiergranaten
zijn afgevuurd, waarvan er één buiten het kamp terecht is gekomen. Een
tweede mortiergranaat explodeerde zonder schade aan te richten en de
derde bleek een blindganger. Het is nog niet duidelijk aan wie deze
mortieraanval moet worden toegeschreven.
De mortieraanval op het Japanse kamp in as-Samawah van 29 april jl.
Op 29 april jl. is het Japanse kamp bij as-Samawah in de vroege
ochtend bestookt met enkele mortiergranaten. Twee granaten zijn buiten
het kamp ingeslagen en gedetoneerd. Er zijn geen gewonden gevallen en
er was geen schade. Ondanks het onmiddellijk afvuren van lichtgranaten
door de Nederlandse troepen zijn de daders ontkomen.
De mortieraanval op de Nederlandse basis in ar-Rumaythah van 30 april
In de nacht van 29 op 30 april had een mortierbeschieting plaats op de
compagnieslocatie ar-Rumaythah. Van de drie afgevuurde granaten kwamen
er twee terecht op het Nederlandse kampement. Hierbij raakte een
militair voertuig licht beschadigd. Na deze inslagen namen de
Nederlandse militairen de in deze situaties voorgeschreven
veiligheidsmaatregelen in acht, waaronder een verblijf in de bunker
van enkele uren. Daarna werden de normale werkzaamheden hervat. Bij
daglicht is de vermoedelijke afvuurpositie ontdekt; hier zijn zeven
mortiergranaten aangetroffen. De daders van de mortierbeschieting zijn
ontkomen.
Overige incidenten
Naast de aanvallen met mortiergranaten op 22, 29 en 30 april jl. zijn
er ook enkele andere incidenten geweest waarbij Nederlandse militairen
betrokken waren. Op 21 april jl. is bij een schietincident bij een
controlepunt in de buurt van de Nederlandse basis in ar-Rumaythah,
waarbij Nederlandse militairen en lokale veiligheidstroepen van het
Iraqi Civil Defence Corps (ICDC) betrokken waren, een Irakees om het
leven gekomen. Bij dit incident zijn aan Nederlandse zijde geen
gewonden gevallen. De Koninklijke Marechaussee heeft de zaak in
onderzoek.
Op 22 april jl. werd een tweetal aanslagen gepleegd op de Iraakse
politie-academie te az-Zubayr, waar zes Nederlandse
politie-instructeurs van de Koninklijke Marechaussee werkzaam zijn.
Zij zijn niet gewond geraakt bij deze aanslagen.
Op 23 april jl. keerde een personenauto in het zicht van een
Nederlandse controlepost in de buurt van al-Khidr zonder aanwijsbare
reden om. Een Nederlandse patrouille volgde daarop het voertuig en
bracht dit tot stoppen. De Nederlandse militairen vonden negen 107 mm
granaten met ontstekers in de auto en hebben de twee inzittenden
aangehouden. Eén inzittende is overgedragen aan de Britse troepen voor
nader verhoor, de andere is vrijgelaten.
Op 25 april jl. keerde een Iraaks voertuig, dat een controlepost van
de ICDC bij al-Khidr naderde, om voordat een inspectie kon
plaatsvinden. Kort daarna naderde het voertuig met grote snelheid een
Nederlandse patrouille. Het voertuig miste ternauwernood twee
Nederlandse militairen. De Nederlandse patrouille heeft op het
voertuig geschoten en dit achtervolgd. Nadat het voertuig, waarin
zeven Iraakse mannen zaten, was gestopt, bleek één inzittende
overleden en een aantal anderen gewond. Aan Nederlandse zijde vielen
geen gewonden. De Koninklijke Marechaussee heeft samen met de
plaatselijke politie de zaak in onderzoek.
Een op 17 april bij een vuurgevecht met Nederlandse troepen gewond
geraakte Irakees is op 4 mei voor verdere specialistische behandeling
overgebracht naar het Centraal Militair Hospitaal te Utrecht.
De veiligheidssituatie in het zuiden van Irak
In de brief van 13 april jongstleden bent u geïnformeerd over de
veiligheidssituatie in het zuiden van Irak. In deze brief is gemeld
dat de veiligheidssituatie in al-Muthanna als relatief rustig kan
worden ingeschat, maar dat zich incidenten kunnen voordoen waarbij
sprake kan zijn van het gebruik van geweld. Zoals hierboven beschreven
hebben zich inderdaad dergelijke incidenten voorgedaan in de provincie
al-Muthanna. Daarnaast is gemeld dat aanslagen in het zuiden van
Irak en dus ook in al-Muthanna niet kunnen worden uitgesloten.
Alhoewel het er ook nu nog altijd relatief rustig is in vergelijking
met andere delen van het land, is de toename van het aantal incidenten
in het zuiden van Irak, zoals de bomaanslagen in Basra en de
mortieraanvallen op de Nederlandse bases in as-Samawah en
ar-Rumaythah, zorgwekkend. In de veiligheidsanalyse is tot op heden
altijd het gegeven betrokken dat met dergelijke aanslagen rekening
moet worden gehouden. Er is de afgelopen weken sprake geweest van een
intensivering van activiteiten gericht tegen in het bijzonder
personeel van de stabilisatiemacht en de Iraakse
veiligheidsorganisaties, maar op dit moment is niet met zekerheid te
zeggen hoe het aantal en de intensiteit van aanslagen in het zuiden
van Irak zich verder zal ontwikkelen. Mede door verwachte toenemende
spanningen in de aanloop naar de soevereiniteitsoverdracht op 30 juni
a.s. kan een toename niet worden uitgesloten.
De incidenten geven geen aanleiding de veiligheidsanalyse op zichzelf
te herzien. Integendeel; zij onderstrepen de door de regering
voortdurend onderkende mogelijkheid van aanslagen op de Nederlandse
eenheden. Als de veiligheidssituatie daartoe aanleiding geeft, worden
de veiligheidsmaatregelen van het Nederlandse detachement aangepast.
In de brief van 13 april jl. bent u op de hoogte gebracht van enkele
extra veiligheidsmaatregelen. De mortieraanvallen op 22, 29 en 30
april jl. hebben aanleiding gegeven tot een aantal wijzigingen in de
wijze van optreden. Zo zal meer aandacht worden besteed aan het
patrouilleren in mogelijke afvuurgebieden van mortieren gericht op
Nederlandse bases. Deze patrouilles zullen niet alleen door
Nederlandse militairen worden uitgevoerd. In goed overleg worden ook
de Iraakse politie en troepen van het ICDC ingezet. Bij contacten met
de bevolking worden de lokale bewoners aangespoord gegevens over
verdachte personen en gebeurtenissen te melden. Alle niet essentiële
bezoeken waren uitgesteld, waaronder het bezoek van legerbisschop
Punt. Inmiddels wordt bezien welke bezoeken alsnog doorgang kunnen
vinden. Enkele overige genomen maatregelen worden om
veiligheidsredenen niet bekend gesteld, omdat kennis van deze
maatregelen het voor kwaadwillenden mogelijk maakt hier op in te
spelen.
De geweldsinstructie voorziet in ruime bevoegdheden voor onder meer
zelfverdediging van Nederlandse en coalitietroepen. De Nederlandse
militairen zijn met een robuuste en duidelijke geweldsinstructie
uitgezonden en zijn goed voorbereid op de toepassing daarvan. De
geweldsinstructie behoeft geen aanpassing.
Sinds de val van het regime van Saddam Hoessein staan de activiteiten
van de stabilisatiemacht voor Irak in het teken van het creëren van
veiligheid en stabiliteit in het land ter ondersteuning van het
wederopbouwproces. Om dit te bewerkstelligen kan ook worden opgetreden
tegen aanhangers van het voormalige regime van Saddam Hoessein,
buitenlandse strijders en criminele elementen die het proces van
politieke en economische wederopbouw ondermijnen. Er is geen sprake
van een verschuiving van het optreden van de Nederlandse militairen in
Irak ´in de richting van een anti-guerilla-achtige c.q.
anti-terroristische strijd´.
Bezoek Minister van Defensie aan Irak 29 en 30 april jl.
Op 29 en 30 april jl. bracht de minister van Defensie een kort
werkbezoek aan het Nederlandse SFIR-detachement in Irak. Om
veiligheidsredenen werd het bezoek van de minister beperkt tot de
hoofdlocatie "Camp Smitty" en een bezoek aan de nabijgelegen Japanse
basis. Op 30 april heeft de minister van Defensie tijdens ontmoetingen
met lokale autoriteiten, de eigen verantwoordelijkheid van het lokale
Iraakse bestuur benadrukt om alles in het werk te stellen de eerder
omschreven aanvallen op Nederlandse en Japanse militairen te doen
stoppen. De gouverneur van de provincie al-Muthanna, Mohammed Ali
Hassan Abbas el-Hassani, zei de aanvallen zeer te betreuren omdat hij
grote waarde hecht aan continuering van de Nederlandse militaire
aanwezigheid in zijn provincie. Deze aanwezigheid is belangrijk om de
voorwaarden voor de wederopbouw te creëren en de geleidelijke
overdracht van bevoegdheden aan het plaatselijke bestuur op een
verantwoorde wijze te kunnen voortzetten. Zijn inschatting was dat de
aanvallen werden geïnitieerd door krachten van buiten de provincie
al-Muthanna.
Het uitzenden van mortieropsporingsradars
Na de mortieraanvallen op de Nederlandse en Japanse bases heeft het
Nederlandse detachement geprobeerd de daders van de aanslag op te
sporen. Daarvoor moet allereerst worden gezocht naar de afvuurlocatie.
Op dit moment gebeurt dat aan de hand van patrouilles en informatie
van de lokale bevolking. Vanwege de hoge mobiliteit van
mortiersystemen wordt de kans om de daders aan te treffen verhoogd
naarmate de afvuurlocatie sneller bekend is. De krijgsmacht heeft voor
het vergaren van dergelijke informatie mortieropsporingsradars
beschikbaar. Door de inzet van deze mortieropsporingsradars kunnen
patrouilles gericht worden uitgestuurd naar de afvuurlokatie. De
commandant van het Nederlandse detachement heeft verzocht om middelen
die hem in de gelegenheid stellen sneller meer informatie te vergaren
over de locatie van het afvuren van mortiergranaten. Zijn verzoek
wordt ondersteund door de Britse multinationale divisie. Het Verenigd
Koninkrijk heeft recent zelf mortieropsporingsradars beschikbaar
gesteld aan zijn troepen. Ook andere landen, zoals Polen, Italië, en
de Verenigde Staten, hebben in hun eigen verantwoordelijkheidsgebied
soortgelijke opsporingsmiddelen ontplooid.
Het is niet uit te sluiten dat in de komende maanden opnieuw aanslagen
met mortiergranaten tegen militairen van de stabilisatiemacht worden
gepleegd. Om die reden is besloten om ten behoeve van het Nederlandse
detachement drie mortieropsporingsradars en hun bemanning in te zetten
in de provincie al-Muthanna. De inzet van een mortieropsporingsradar
kan beschietingen met mortiergranaten niet voorkomen, maar kan wel
snel informatie bieden die nodig is om na een beschieting onmiddellijk
en gericht actie te ondernemen. Dit verhoogt de kans dat de daders
worden aangehouden. Ook zal het Nederlandse detachement in contacten
met de bevolking op de aanwezigheid van deze apparatuur wijzen,
hetgeen mogelijk een preventieve werking heeft.
De mortieropsporingsradar is een mobiel systeem dat op alle locaties
in het Nederlandse gebied van verantwoordelijkheid kan worden ingezet.
De Koninklijke landmacht is in staat om op korte termijn twee systemen
met bedienend personeel en een derde reservesysteem uit te zenden. De
bemanning voor deze twee systemen bestaat uit 28 militairen. Naar
verwachting zullen de systemen (eind mei) operationeel zijn in het
inzetgebied. De kosten voor de uitzending van de drie
mortieropsporingsradars en 28 militairen in de periode van 1 juni tot
en met medio juli 2004 zijn begroot op 560.000 euro, inclusief de
kosten voor het luchttransport. Dit bedrag kan worden gevonden binnen
de voorziene additionele middelen, tussen de 85 en 90 miljoen euro,
voor de Nederlandse deelneming aan SFIR.
DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
DE MINISTER VAN DEFENSIE