2004
Milieubeleid: spanning met EU neemt toe 7
mei 2004
De uitstoot van milieuverontreinigende stoffen neemt in Nederland af,
vooral door technische maatregelen die in EU-verband zijn afgesproken.
Diverse Europese verplichtingen worden met het vastgestelde
milieubeleid echter niet gehaald. Het niet tijdig halen van
milieudoelen betekent dat burgers en natuur langer worden blootgesteld
aan hogere risicos en kan leiden tot ingebrekestellingen en Europese
boetes. De decentralisatie van het milieubeleid leidt voor het Rijk
tot een verdere spanning door enerzijds de beleidsvrijheid die men aan
lagere overheden biedt en anderzijds de afrekenbare verplichtingen die
het Rijk heeft richting Brussel. Dit staat in de Milieubalans 2004,
het 10e milieujaarverslag van Nederland, uitgebracht door het Milieu-
en Natuurplanbureau van het RIVM.
Uitstoot CO2 lijkt in 2003 te dalen door economische recessie
In 2003 lijkt voor het eerst sinds enige jaren de Nederlandse CO2
emissie te dalen (gecorrigeerd voor temperatuurinvloeden). Dit komt
vooral door krimp in de industrie en niet door minder consumptie: bij
het wegverkeer en elektriciteitscentrales is namelijk sprake van een
lichte toename aan CO2-emissies. De afgelopen twee decennia groeiden
de (auto)mobiliteit en het elektriciteitsverbruik vrijwel even hard
als de economie (BBP) en deze groei heeft zich in 2003 doorgezet.
Sinds 1960 is het verbruik van energie gekoppeld aan consumptie
verdrievoudigd door bevolkingsgroei, inkomensgroei en
consumptieverandering. Een groot deel van het effect van de technische
maatregelen is hierdoor tenietgedaan. Het is een blijvende
beleidsopgave om economische groei en afname van milieuverontreiniging
te combineren.
Halen Kyoto-doelstelling hangt op buitenlandse maatregelen
Als het kabinet de aangekondigde maatregelen in de chemische industrie
doorvoert, zal het binnenlandse Kyoto-doel voor verminderde uitstoot
van broeikasgassen waarschijnlijk worden gehaald. Omdat het kabinet
een groot deel van de benodigde emissiereducties in het buitenland wil
realiseren, kan de uitstoot van broeikasgassen in Nederland tot 2010
nog licht toenemen. Het is echter nog te vroeg om te kunnen
vaststellen of het kabinet met de in het buitenland geplande
maatregelen aan het Kyoto-doel zal voldoen. Ook na de bezuinigingen in
2003 en 2004, blijft het aandeel rijksuitgaven in de totale kosten van
het klimaatbeleid groot in vergelijking met de meeste andere
milieuthemas en met andere EU-landen.
Europese emissieplafonds verzuring: Erop of eronder?
Met het vastgestelde beleid zal Nederland de vanuit de EU verplichte
emissieplafonds voor zwaveldioxide (SO2 ), stikstofoxiden (NOx) en
vluchtige organische stoffen (VOS) in 2010 waarschijnlijk niet halen,
die voor ammoniak wel. Ook met het aanvullende kabinetsplan Erop of
eronder wordt het halen van de emissieplafonds niet gegarandeerd. Het
plan is daarvoor nog onvoldoende uitgewerkt en gefinancierd. Nederland
heeft net als de overige EU-landen de meeste moeite met het realiseren
van de emissiereductie voor NOx. Om tegelijkertijd de emissiedoelen én
de luchtkwaliteitsdoelen voor NOx te halen zijn verkeersmaatregelen
nodig. Die zijn vaak ook kosteneffectief.
Mestbeleid werkt, maar afgewezen door EU
Sinds de invoering van het nieuwe mestbeleid in 1998 is het stikstof-
en fosfaatoverschot in de landbouw afgenomen met circa 30%. Dit is
vooral het gevolg van een verminderd gebruik van kunstmest. De huidige
verliesnormen voor stikstof zijn echter nog te hoog om op een groot
deel van de droge zandgronden 50 mg nitraat per liter in het bovenste
grondwater te realiseren. Ook worden de waterkwaliteitsnormen in veel
regionale oppervlaktewateren nog steeds overschreden. Het Europese Hof
heeft in 2003 het Nederlandse mestbeleid als onderdeel van de
Nitraatrichtlijn afgewezen. Voor een mogelijk nieuw derogatieverzoek
aan de EU voor een maximale stikstofgift van 250 kg/ha op graslanden
is van belang dat momenteel meer dan de helft van de landbouwbedrijven
op grasland meer dan 250 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest
gebruikt.
Spanning met EU-beleid neemt toe
Nederland heeft de afgelopen twee jaar een grotere achterstand
gekregen bij het invoeren van Europese milieurichtlijnen, waardoor het
nu tot de achterblijvers in Europa behoort. Op dit moment zorgt de
invoering van de Kaderrichtlijn Water in Nederland tot spanningen,
omdat de maatschappelijke gevolgen van deze EU-richtlijn voor met name
de landbouw nog onduidelijk zijn.
Het Europese beleid kenmerkt zich door harde afrekenbare doelen waarop
de overheden van de lidstaten kunnen worden afgerekend met boetes. In
Nederland is echter een decentralisatieproces in gang gezet waarbij de
uitvoering van beleid grotendeels bij provincies en gemeenten komt te
liggen. Hierbij zijn meestal geen afspraken gemaakt over de
verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. De sturende rol van het
Rijk in het decentralisatieproces is nog onduidelijk, de samenhang
tussen de beleidsvelden milieu, natuur, water en ruimte is beperkt en
de regelgeving en financiering is complex. In veel gevallen is bij het
decentrale gebiedsgerichte beleid nog geen sprake van meetbare
kwaliteitsdoelen en ontbreekt aandacht voor een adequate monitoring
van effecten. De mogelijke bijdrage van het decentrale beleid aan het
realiseren van nationale of EU-doelen blijft hierdoor onduidelijk. Op
rijksniveau ligt dan ook nog een belangrijke uitdaging om een
strategie te formuleren voor de regierol tussen Brussel en de regio.
meer informatie
Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, T:030-2749111, F:030-2742971
Home Agenda Contact
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu