Ministerie van Justitie


http://www.justitie.nl

MIN JUST: Nieuwe wet stelt voorwaarden aan invrijheidstelling

Wiebe Alkema
070 370 7225

4461
07.05.04

NIEUWE WET STELT VOORWAARDEN AAN INVRIJHEIDSTELLING

Gedetineerden kunnen in de toekomst alleen onder voorwaarden vervroegd vrijkomen. Dit staat in een wetsvoorstel van minister Donner dat vandaag voor advies naar verschillende instanties is gestuurd, zoals het openbaar ministerie, de rechterlijke macht en advocatuur. De nieuwe regeling draagt bij aan de vergroting van de maatschappelijke veiligheid door de kans op recidive te beperken. Voorwaardelijke invrijheidstelling houdt veroordeelden langer onder toezicht van justitie.
Momenteel worden gedetineerden met een vrijheidsstraf langer dan één jaar na tweederde van hun straf zonder meer vrijgelaten. Veroordeelden die een gevangenisstraf van minder dan één jaar uitzitten, komen vrij als zij tenminste zes maanden in detentie hebben doorgebracht plus een derde van de resterende straftijd. Iemand met negen maanden gevangenisstraf wordt dus na zeven maanden vrijgelaten. Is een gedetineerde eenmaal vrij, dan kan de invrijheidstelling ook niet meer worden teruggedraaid.
De nieuwe regeling hanteert dezelfde termijnen voor de vervroegde invrijheidstelling maar verbindt er voorwaarden aan. Als algemene voorwaarde is steeds aan de invrijheidstelling verbonden dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit. Doet hij dat wel dan kan de invrijheidstelling worden ingetrokken.
Naast de algemene voorwaarde kunnen allerlei bijzondere voorwaarden aan het gedrag worden gesteld, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. Dat kunnen gedragsbeperkingen zijn zoals een locatieverbod, een meldingsplicht of een alcohol- en/of drugsverbod. Maar ook voorwaarden als de verplichting om een cursus te volgen of aan hulpverlening mee te werken, kunnen worden opgelegd. Zo nodig kan de naleving van de voorwaarden gecontroleerd worden door middel van elektronisch toezicht.
De selectiefunctionarissen van het gevangeniswezen stellen de voorwaarden op, eventueel op advies van de reclassering en/of het openbaar ministerie. De voorwaarden zijn van kracht gedurende een proeftijd. Deze proeftijd gaat in op de dag van de invrijheidstelling en is gelijk aan de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, maar duurt in alle gevallen ten minste één jaar.
Het openbaar ministerie beslist over uitstel, afstel en intrekking van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De huidige gronden voor uitstel of afstel (bijvoorbeeld ontvluchting uit detentie of zeer ernstige misdraging) blijven bestaan. Als het risico van recidive van ernstige misdrijven te groot wordt geacht en de voorwaarden niet toereikend genoeg zijn, kan in de toekomst ook de invrijheidstelling worden uitgesteld.
Bij het toezicht op de gedetineerden spelen politie en reclassering een belangrijke rol. Zo kan de reclassering worden belast met de begeleiding van de in vrijheid gestelde en met het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden, zoals hulpverlening bij verslaving.
Bij overtreding van een voorwaarde volgt een snelle reactie. Afhankelijk van de ernst kan die bestaan uit beëindiging van de invrijheidstelling, wijziging van de bijzondere voorwaarden of een waarschuwing als het om een zeer geringe overtreding gaat. Tegen de beslissing van het openbaar ministerie om de voorwaardelijke invrijheidstelling uit of af te stellen of in te trekken, is beroep mogelijk via een bezwaarschrift bij de rechtbank. Het voorstel is ook internationaal van belang en zal naar verwachting de overdracht of overname van de executie van strafvonnissen vergemakkelijken. De meeste landen kennen een vorm van voorwaardelijke invrijheidstelling.
Verder kan in het voorstel een vreemdeling die een vrijheidsstraf opgelegd kreeg, eerder dan het wettelijke bepaalde tijdstip voorwaardelijk vrijkomen. Voorwaarde is wel dat betrokkene Nederland verlaat en niet meer terugkeert.
Minister Donner wil verder dat de rechter een gevangenisstraf van twintig jaar kan opleggen zonder voorwaardelijke invrijheidstelling. De gedetineerde moet in dat geval de straf volledig ondergaan, dus zonder vervroegde vrijlating. De bewindsman verkleint zo het verschil tussen de hoogste tijdelijke straf die een rechter kan opleggen
-twintig jaar maar 'netto' ca. dertien jaar- en de levenslange detentie.
Met de introductie van de voorwaardelijke invrijheidstelling komt er ook een einde aan het onvoorwaardelijke incidenteel versneld ontslag (IVO) dat nu nog als noodventiel wordt gebruikt bij grote druk op de detentiecapaciteit. Onder de nieuwe wet kan de minister van Justitie in tijden van capaciteitsnood de voorwaardelijke invrijheidstelling voor bepaalde categorieën gedetineerden en voor een bepaalde tijd bij wijze van uitzondering eerder in laten gaan dan op tweederde van de straf. Het grote voordeel ten opzichte van de huidige IVO's is dat dan voorwaarden worden gesteld aan de gedetineerden die gedurende een verlengde proeftijd gelden. Dit kan niet bij het huidige incidenteel versneld ontslag dat onvoorwaardelijk en onherroepelijk is.


------------

07 mei 04 09:33