Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
IZ. 2004/1093
datum
06-05-2004

onderwerp
Informele Landbouwraad 9-11 mei 2004- Geannoteerde agenda TRC 2004/3436

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Van 9 tot en met 11 mei aanstaande vindt op uitnodiging van het Ierse voorzitterschap in Killarney, Ierland, de informele Landbouwraad plaats. Als thema voor de informele Raad heeft het voorzitterschap gekozen voor 'De hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en handelsconcessies: Hoe kunnen we die het beste communiceren?' Alvorens u te informeren over wat mijn inzet tijdens de discussie zal zijn, geef ik u eerst een kort resumé van het werkdocument van het voorzitterschap terzake.

datum
06-05-2004

kenmerk
IZ. 2004/1093

bijlage

Achtergrond
Het voorzitterschap stelt dat de Europese Unie niet voor haar verantwoordelijkheid is weggelopen om op het gebied van landbouw een bijdrage te leveren aan de Millennium Development Goals: de in het kader van de Verenigde Naties overeengekomen doelstelling om in 2015 het aantal mensen dat met minder dan $ 1 per dag rond moet komen, alsmede, het aantal mensen dat honger lijdt, te halveren ten opzichte van het niveau in 1990. De ontwikkeling van de landbouwsector in ontwikkelingslanden en het versterken van hun aandeel in de internationale handel speelt hierin een sleutelrol. Met de in begin jaren negentig ingezette hervormingen van het GLB is de landbouwsteun aanzienlijk minder handelsverstorend geworden. Bovendien verleent de EU ontwikkelingslanden onder verschillende stelsels preferentiële markttoegang op de Interne Markt. De EU heeft zich op dit vlak duidelijk actiever opgesteld dan andere WTO-leden, zo wordt gesteld.

Niettegenstaande de inzet van de EU lijken de ontwikkelingslanden niet alle kansen ten volle te benutten. Dit is deels toe te schrijven aan politieke en structurele belemmeringen. Anderzijds valt ook veel voordeel te behalen bij een verbeterde communicatie over de mogelijkheden die de hervorming van het GLB en de handelsconcessies bieden aan ontwikkelingslanden. Slaagt de EU hier niet in, dan dreigt de toekomst van het EU-landbouwbeleid te worden bepaald door externe krachten, aldus het voorzitterschap.

Communicatie
De communicatie over de hervorming van het GLB en over de mogelijkheden van preferentiële markttoegang, kan op twee niveaus worden verbeterd:
1. De ontwikkelingslanden moeten hun producenten en exporteurs informeren over de mogelijkheden van preferentiële markttoegang. De EU ondersteunt deze activiteiten al financieel. 2. De samenleving moet beter worden geïnformeerd over de voordelen van handelspreferenties en handelssteun.

Deze aanpak moet volgens het voorzitterschap leiden tot een beter begrip van de GLB-hervormingen in het algemeen, een beter inzicht in de potentiële handelsvoordelen voor ontwikkelingslanden en meer begrip voor de motivatie achter de EU-posities. Dit moet uiteindelijk resulteren in betere vooruitzichten voor internationale onderhandelingen, inclusief de Doha Ontwikkelingsronde.

Positie Nederland
Landbouwers in ontwikkelingslanden moeten zo min mogelijk nadeel ondervinden van de landbouwsubsidies in de EU en in staat worden gesteld zelf ook naar de EU-exportmogelijkheden te creëren. De ingezette hervorming van het GLB draagt, zoals het voorzitterschap terecht opmerkt, bij aan een vermindering van de communautaire steun en bescherming van de Europese landbouwsector. Dit heeft geleid tot een meer marktgericht en op duurzame ontwikkeling gericht Europees landbouwbeleid.
De preferentiële markttoegang biedt de ontwikkelingslanden bovendien extra exportmogelijkheden.

Ik ben me ervan bewust dat vergroting van de handelskansen niet automatisch leidt tot benutting van die mogelijkheden en daarmee tot integratie in de wereldeconomie van ontwikkelingslanden. De nationale beleidsomgeving in die landen is vaak onvoldoende om een snelle aanbodreactie mogelijk te maken. Mede om die reden krijgt het versterken van die beleidsomgeving en de agrarische sector in ontwikkelingslanden een duidelijke plaats in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Dit sluit aan bij de hierboven geschetste EU-aanpak. Nationaal beleid vult op dit punt communautair beleid goed aan.

In aanvulling daarop ondersteun ik, samen met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, publiek-private partnerships gericht op het verbeteren van de markttoegang van producten uit ontwikkelingslanden. Samen met een aantal partnerlanden wordt momenteel uitvoering gegeven aan actieprogramma's voor producten die van groot belang zijn voor hun export en waarvan de toegang tot de Europese markt is onderworpen aan hoge eisen, met name op het vlak van voedselveiligheid en milieu. Het gaat om markttoegang van respectievelijk: palmolie, garnalen en groenten/fruit (trilateraal met Indonesië en Maleisië); visproducten (met Vietnam); tuinbouwproducten (met Tanzania, Oeganda en Zambia); en vleesproducten (met Zuid-Afrika). De programma's omvatten acties ter bevorderen van duurzame productie (aanpak milieuproblematiek en versterking positie van kleine producenten) en het ontwikkelen en toepassen van integraal ketenbeheer en -controle.

Voorbeelden van acties zijn: harmonisatie en toepassing van criteria voor een goede landbouwpraktijk, training op het vlak van regelgeving inzake residuen van bestrijdingsmiddelen en ondersteuning van de opbouw van plantenziektekundige diensten.

Ik betreur het dat de EU tot op heden niet het krediet krijgt voor alle inspanningen om het GLB te hervormen. Een heldere en duidelijke informatievoorziening over de hervorming van het GLB richting onze partners en de samenleving kan bijdragen aan een beter begrip van de implicaties van de hervormingen. Een intensivering van de activiteiten op dit gebied kan ik dan ook ondersteunen. Daarbij wil ik echter wel een drietal kanttekeningen plaatsen.
In de eerste plaats moeten we ervoor waken de indruk te wekken dat de kritiek op het GLB hoofdzakelijk te wijten is aan de gebrekkige kennis aan de kant van onze handelspartners. We moeten in ons streven naar betere communicatie niet onze ogen en oren sluiten voor kritiek. Indien deze terecht is, zullen we daar in het beleid rekening mee moeten houden. Ten tweede, betere informatievoorziening over de hervormingen van het GLB laat onverlet, dat we ons in het vervolg van de Doha Ronde constructief op moeten blijven stellen. Het is waarschijnlijk dat het aanbod dat de EU op tafel heeft gelegd, nog onvoldoende is om tot een eindresultaat te komen in de besprekingen. Daarbij is het uiteraard wel van het grootste belang dat andere handelspartners hun beleid eveneens aanpassen. Ten derde moeten we ook niet vergeten helder te communiceren wat de hervormingen van het beleid betekenen voor de Europese burgers. Ook zij spelen een belangrijke rol bij het creëren van een draagvlak voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

PDF-versie van de brief

Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel
Informele Landbouwraad 9-11 mei 2004- Geannoteerde agenda (PDF-formaat, 52 kB)


---