Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Toespraak van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, bij het NV Utrecht debat

Dames en heren,

Ik ben blij dat ik als vertegenwoordiger van de BV Nederland ben uitgenodigd om de NV Utrecht toe te spreken. Bij de BV staat de economie in deze kabinetsperiode op één. Ik heb in de brief die u aan de premier en enkele ministers heeft geschreven, kunnen lezen dat dat bij de Utrechtse NV niet anders is. Ook in mijn eigen mobiliteitsbeleid staan economische argumenten centraal. De middelen voor dat beleid zijn beperkt. Dat betekent dat ik politieke keuzes moet maken. Ik vertel u daarom graag wat ik wanneer wil aanpakken, op welke manier, en vooral ook met wie. Kort gezegd, is mijn mobiliteitsbeleid samen te vatten als een hink-stap-sprong.

De hink is een grote inhaalslag in het onderhoud. Houwen voor bouwen heb ik dat genoemd. Dat is zowel op de weg als op het water en het spoor hard nodig. Tot en met 2010 trekken we voor spooronderhoud in totaal een slordige zes miljard euro uit, en voor onderhoud aan de weg zon zelfde bedrag. Een flink deel daarvan is extra geld, dat ik met de begroting 2004 heb vrijgemaakt. Onderhoud is misschien niet het meest sexy onderwerp als je grootse plannen hebt met je economie, maar het is wel een absoluut noodzakelijke voorwaarde voor een betrouwbaar verkeerssysteem.

En dan de stap: daarmee bedoel ik de stap op weg naar een Nederland dat weer beweegt. Dat doen we door de hardnekkige knelpunten aan te pakken. Voor de automobilist leggen we op korte termijn een groot aantal spitsstroken aan. Het kabinet Balkenende 1 is begonnen met het programma ZSM, oftewel Zichtbaar Slim Meetbaar. Voor deze regio gaat het daarbij om extra capaciteit voor de A12 Utrecht - Maarsbergen, de A1 Bussum Laren en Hoevelaken - Barneweld, de A27 Utrecht Eemnes en de A28 knooppunt Rijnsweerd-Hoevelaken. Een hele lijst en daar zijn met de tweede fase van ZSM nog een paar projecten bij gekomen, namelijk: de knooppunten Hoevelaken en Eemnes, de ringweg bij Utrecht-Oost en de A1 Laren Eemnes. Deze projecten zullen we aanvullen met slimme maatregelen als toeritdosering en andere vormen van verkeersmanagement. Dat spitsstroken op de korte termijn werken, heeft de strook op de A2 van Culemborg naar knooppunt Everdingen aangetoond. In 2002 stond dit traject nog op nummer 1 in de fileranglijsten. Sinds de spitsstrook is het traject met stip gedaald naar de achtste plek. De files zijn er in totaal met de helft verminderd.

Ook op het spoor vergroten we in de Randstad de capaciteit. Hier in het Utrechtse staan de spoorprojecten bekend onder de gevleugelde naam VleuGel. Daaronder vallen de spooruitbreidingen op de trajecten van Utrecht naar Vleuten, Geldermalsen en Amersfoort. Daarnaast wordt ook het traject Utrecht Amsterdam uitgebreid. Voor het totale vervoerssysteem in de Randstad is het ontzettend belangrijk dat het spoor meer capaciteit krijgt. Met name in de spits reizen er net zo veel forenzen per trein van en naar de grote steden, als per auto. En dat is maar goed ook. Want mensen die in de trein zitten, staan niet in de file.

Naast vervoer tussen de grote stadskernen, biedt het uitgebreide spoor ook meer mogelijkheden voor stadsgewestelijk vervoer ook wel Randstadspoor genoemd. De komende zes tot zeven jaar komen er in de VINEX-wijken bovendien verschillende stations bij. Deze spoorvoorzieningen zijn in combinatie met HOV (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) ontzettend belangrijk om de VINEX-locaties in de regio te ontsluiten. In totaal is er een bedrag van 900 miljoen euro mee gemoeid. Dat is en blijft in het MIT opgenomen. Overigens heb ik met de Utrechtse regiobestuurders een afspraak staan voor over pakweg een maand om hier verder over door te praten.

Een andere aansprekende spoorinvestering is het Sleutelproject Utrecht, waarin de ontwikkeling van het hele stationsgebied centraal staat. In de Nieuwe Sleutelprojecten worden de zes stations aangepakt die op een hoge snelheidslijn worden aangesloten. Die projecten zijn echt een knap staaltje integraal denken. We kijken tegelijkertijd naar de leefbaarheid van de stad, vervoersaspecten én de economische kant van het verhaal. Daar zijn dan ook nog eens een heleboel partners bij betrokken.

Verkeer en Waterstaat draagt vooral bij aan het station zelf, met maar liefst zon 249 miljoen euro. Dat is een grote investering om van Utrecht Centraal een goed geoliede OV-terminal te maken, waar je naadloos kunt overstappen van de ene vorm van vervoer op de andere. Een station dat bovendien de reizigersaantallen van de toekomst aan kan. Want die zullen de komende twintig jaar naar verwachting verdubbelen naar zon 360.000 reizigers per dag.

Ik zou Utrecht trouwens graag willen complimenteren met de enorme spurt die ze dit jaar heeft gemaakt: het ziet er naar uit dat Utrecht het tweede sleutelproject wordt met een uitvoeringsovereenkomst. Dat betekent dat de bouw in 2006 kan beginnen en rond 2010 is afgerond. Dat hadden we een jaar geleden nog niet durven denken!

In de periode tot ongeveer 2010 gebeurt er dus al een hele hoop om het totale vervoerssysteem rond Utrecht meer lucht te geven zowel op het spoor als op de weg. Dat is hard nodig om de regio Utrecht weer in beweging brengen. Maar de echte beproeving waar we voor staan, is om de regio ook in beweging te houden. Ik noem dat niet voor niets een beproeving, want Nederlanders worden steeds mobieler. We gaan ons met zn allen steeds vaker en steeds verder verplaatsen. Bovendien worden hier in de buurt VINEX-wijken gebouwd waar je U tegen zegt. Leidsche Rijn, Amersfoort Vathorst, Houten Castellum: het zijn stuk voor stuk complete steden. In Leidsche Rijn gaan straks niet alleen 90.000 mensen wonen net zo veel als in heel Leeuwarden er gaan naar verwachting ook nog eens 40.000 mensen werken.

Na de hink en de stap, hebben we dus een grote sprong nodig om ons land ook in de verdere toekomst in beweging te houden. Die sprong maak ik met de Nota Mobiliteit die ik na de zomer zal presenteren. Daarin staan de grote lijnen van het mobiliteitsbeleid tot 2020. Ik kan hier alvast een tipje van de sluier oplichten.

Zoals ik aan het begin van mijn verhaal al zei, spelen economische overwegingen een grote rol in de keuzes die we gaan maken. Maatregelen die het meeste effect sorteren, krijgen dus voorrang. Dat betekent voor het spoor bijvoorbeeld dat we inzetten op de zogeheten dikke stromen: het vervoer van grote aantallen reizigers tussen de grote steden. Dat is ook precies waar de trein goed in is: deze keuze is dus wel zo effectief. Op de weg geven we prioriteit aan de hoofdverbindingsassen; die zijn voor onze economie van het grootste belang.

Daarmee kom ik vanzelf op een tweede aspect van de Nota Mobiliteit: er is geen standaardrecept. We zullen een mix van maatregelen en modaliteiten in moeten zetten. Bereikbaarheid draait om een goed wegennet, maar ook om openbaar vervoer en een goed fietsnetwerk.

Die mix zal bovendien in elke regio weer anders moeten zijn. Zeeland kampt bijvoorbeeld met opstoppingen op zonnige stranddagen. Dat is van een hele andere orde dan de spitsproblematiek in deze omgeving. Daarom timmer ik de Nota Mobiliteit niet dicht met oplossingen. Ik geef wel de richting aan, maar het is aan u bestuurders in de regio om de nota te vertalen naar de regionale praktijk. Een gebiedsgerichte aanpak, dus. Met de BDU - de Brede Doeluitkering krijgt u ook de middelen in handen om die vertaalslag te maken.

Als u dat in onderling overleg doet, heeft u al helemaal mijn zegen. Kernwoord uit de Nota Mobiliteit is namelijk samen. Ik ben daarom ontzettend blij met uw initiatief om in NV-Utrecht-verband samen te werken. Ik vind dat de reiziger centraal moet staan en dat we dus samen moeten kijken hoe we die het best bedienen. De reiziger heeft nu eenmaal totaal geen boodschap aan de grenzen tussen rijkswegen en het onderliggend wegennet; tussen de netwerkbeheerders onderling; of tussen de diverse OV-bedrijven. Automobilisten reizen niet van oprit naar afrit, en treinreizigers niet van station naar station. Ze reizen van A naar B. We moeten daarom het hele vervoerssysteem zo veel mogelijk in zn totaliteit bekijken.

De commissie-Luteijn heeft ons vorig jaar de weg gewezen naar hoe dat kan. Niet te veel kijken naar formele verantwoordelijkheden, maar naar concrete oplossingen voor concrete problemen; dwars door alle bevoegdheden heen. Ik wil daar heel praktisch en flexibel mee omgaan. Een mooi voorbeeld van zon integrale benadering is de aanpak van de bereikbaarheid van dit mediapark. Niet alleen stemmen Rijk en regio hun maatregelen op elkaar af, de rijksoverheid draagt ook maximaal vijftig miljoen euro bij aan de N525. Strikt genomen is dat een provinciale weg. Maar deze investering heeft ook gunstige effecten op het hoofdwegennet, om precies te zijn op de doorstroming op de A1 en de A27. Daar bewijzen we dus ook de doorgaande automobilist van Amersfoort naar Amsterdam een dienst mee.

De reiziger centraal stellen, betekent voor mij ook dat we streven naar voorspelbare en acceptabele reistijden. Ik kan met mijn NoMo zoals de nota in de wandelgangen heet niet alle files wegwassen. Maar ik wil er wel het verkeerssysteem betrouwbaarder mee maken. Zodat reizigers maar bijvoorbeeld ook goederenvervoerders en verladers weten waar ze aan toe zijn. Betrouwbare en acceptabele reistijden schelen een hoop ergernis en ook een hoop kosten. Daar ga ik dus voor.

Dames en heren,

De hink-stap-sprong is eigenlijk een individuele sport. Maar ik wil toch ontzettend graag dat u met mij mee hinkelt, stapt en springt. Ik hoop daarom van harte dat de NV Utrecht een joint venture aan wil gaan met de BV Nederland, zodat we samen de draaischijf van ons land weer in beweging kunnen brengen en houden.

Dank u wel.