Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuk, 10-5-2004

Reactie brief Hiv-Vereniging Nederland

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-CB-U-2469035

10 mei 2004

Uw brief van 23 maart 2004 heb ik in goede orde ontvangen. U vraagt mijn reactie op een brief van de HIV-vereniging d.d. 8 maart 2004.

Het gebruik van medicinale cannabis is inderdaad lager dan verwacht. Ik heb hier ook zorgen over. Ik vrees dat nu veel patiënten gebruik maken van illegaal gekweekte cannabis van doorgaans slechtere kwaliteit. Het leveren van gestandaardiseerde cannabis met een constante kwaliteit en sterkte aan patiënten is één van de uitgangspunten van het Bureau Medicinale Cannabis, zoals de Hiv vereniging terecht stelt.

De Hiv vereniging vraagt mij het besluit om medicinale cannabis niet te vergoeden te heroverwegen. Echter, zolang medicinale cannabis niet geregistreerd is als geneesmiddel ligt de beslissing van de vergoeding niet bij mij. Op mijn verzoek heeft de Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) beoordeeld of medicinale cannabis in aanmerking komt voor vergoeding. De CFH is van mening dat er nog onvoldoende wetenschappelijke gegevens zijn om de therapeutische waarde van medicinale cannabis te bepalen en heeft de ziekenfondsen daarom geadviseerd dit middel niet te vergoeden. Verzekeraars hebben echter de mogelijkheid, onder andere via de aanvullende verzekering, om medicinale cannabis geheel of gedeeltelijk te vergoeden. Er zijn verschillende verzekeraars die medicinale cannabis in hun aanvullende pakket hebben opgenomen.

Ik ben het met de Hiv-Vereniging eens dat er ook andere redenen kunnen zijn dan alleen de vergoeding waardoor het gebruik van medicinale cannabis achterblijft bij de verwachting. Ik heb daarom de Hiv-Vereniging uitgenodigd voor een gesprek om een en ander te bespreken.

Over de financiële positie van de telers heb ik onlangs schriftelijke kamervragen beantwoord (d.d. 13-4-2004, kenmerk DBO-CB-U- 2466842). Ik wil hier dan ook naar verwijzen.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst