Kamerstuk, 10-5-2004
Beperking aanspraak RIAGG-hulp buiten Nederland
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z/VV-2468339
10 mei 2004
Bij een Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport op 11 maart jongstleden heb ik u toegezegd nader in
te gaan op het onderwerp RIAGG-zorg in Marokko. Het gaat in deze casus
om AWBZ zorg door een op grond van artikel 8, eerste lid, van de AWBZ
toegelaten instelling die door het zorgkantoor is gecontracteerd om
zorg te verlenen aan AWBZ-verzekerden. De RIAGG Rotterdam reist zijn
patiënten (AWBZ verzekerden) op vakantiereizen na in Marokko om daar
AWBZ hulp te verlenen.
Het doel van het project is het garanderen van continuïteit van zorg
en het voorkomen van terugval en extra zorgvraag na terugkeer van
vakantie. Daarnaast is het project gericht op het optimaal benutten
van de hulpverleningscapaciteit van de afdeling transculturele
hulpverlening van de Riagg en het voorkomen van onnodig somatisch
zorggebruik in Marokko.
Het bijzondere in deze situatie is dat de hulp wordt verleend door de
eigen RIAGG van de betreffende patiënten, alleen niet op de plek waar
de RIAGG is gevestigd. Voor zover nodig geschiedt de financiering uit
de middelen die voor zorgvernieuwing beschikbaar zijn gesteld.
In de huidige regelgeving verzet zich niets hiertegen. De betreffende
instelling mag, indien dat contractueel met het zorgkantoor is
overeengekomen, de zorg leveren op de plek waar dat voor de
betreffende verzekerden het meest aangewezen is. Uit een gehouden
evaluatie is gebleken dat de verlening van RIAGG-hulp in Marokko geen
onacceptabele kosten met zich brengt.
Niettemin ben ik van mening dat met het project een hellend vlak wordt
betreden. Nu betreft het alleen RIAGG Rotterdam, straks misschien ook
andere AWBZ-instellingen. Ik ben er geen voorstander van dat
zorgverlenende personen en instellingen hun patiënten achterna reizen
om - ten laste van de sociale ziektekostenverzekering - in het
buitenland hun diensten aan te bieden. Indien verblijf in het
buitenland gezondheidsrisico's met zich brengt, wordt patiënten
geadviseerd hun woonplaats niet langdurig te verlaten. Het achterna
reizen van betrokken patiënten geeft dan een verkeerd signaal.
Hoewel dit niet aangetoond is bij de door RIAGG Rotterdam verleende
hulp in Marokko, kan in zijn algemeenheid worden gesteld dat het
nareizen niet alleen in zichzelf een kostenverhogend effect kan
hebben, doch dat de aanwezige behandelcapaciteit die voor
AWBZ-verzekerden in Nederland ter beschikking staat, er in beginsel
ook door kan worden uitgehold.
Voor patiënten die in het buitenland zorg willen inroepen zijn
regelingen getroffen: er is en wordt in het buitenland zorg
gecontracteerd, voor extramurale zorg kan men zich op grond van
jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie zonder toestemming
van de zorgverzekeraar naar het buitenland (EG, EER, Zwitserland)
begeven, voor intramurale zorg dient daartoe wel toestemming te worden
gegeven. Daarnaast zijn er de sociale zekerheidsverdragen die voorzien
in een aanspraak op spoedeisende zorg bij tijdelijk verblijf in een
verdragsland.
Artikel 2, vierde lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, geeft in
beginsel de mogelijkheid de aanspraken afhankelijk te stellen van
nadere voorwaarden. Dat kan bij ministeriële regeling worden geregeld.
Eén van die voorwaarden om de genoemde zorg te beperken zou kunnen
zijn dat verzekerden slechts aanspraak hebben op zorg door een
instelling indien die zorg wordt geleverd in Nederland. Het ligt in
mijn bedoeling deze mogelijkheid nader uit te werken.
Op basis van een nadere analyse zal ik hierover een definitief besluit
nemen.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport