ChristenUnie
Advies Inspectie Gezondheidszorg over paddos strijdig met uitspraak
Hoge Raad Dinsdag 11 Mei 2004 - 17:16
Verbazing bij ChristenUnie
André Rouvoet (ChristenUnie) heeft vandaag vragen gesteld aan minister
Hans Hoogervorst naar aanleiding van een advies van de Inspectie voor
de Gezondheidszorg aan het gerechtshof in Den Bosch. Het drogen van
hallucinerende paddestoelen is geen vorm van bewerking en daarom is er
geen reden om gedroogde paddos te verbieden, aldus de Inspectie. Er is
pas sprake van een bewerking als er verboden stoffen worden
toegevoegd. De ChristenUnie verbaast zich over dit standpunt. Volgens
André Rouvoet gaat de Inspectie voorbij aan het feit dat de werkzame
stoffen psilocyne en psilocybine in de paddestoelen onder het
verbod van de Opiumwet vallen. Daar komt nog bij dat het advies haaks
staat op de uitspraak van de Hoge Raad dat het drogen van paddos wel
degelijk onder de Opiumwet valt.
Schriftelijke vragen van André Rouvoet (ChristenUnie) aan de minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake het standpunt van de IGZ
over gedroogde paddos.
1. Is het waar dat de Inspectie Gezondheidszorg
in een advies aan het gerechtshof Breda het standpunt heeft ingenomen
dat het drogen van hallucinogene paddestoelen (paddos) niet als
bewerking kan worden aangemerkt, en hieruit de conclusie trekt dat
gedroogde paddos niet onder de verboden stoffen als genoemd in lijst 1
van de Opiumwet zouden moeten vallen?
2. Bent u met ons van mening dat het feit dat
hallucinogene paddestoelen niet voorkomen op de lijst van verboden
stoffen uit de Opiumwet niet wegneemt dat de werkzame psychotrope
stoffen (psilocyne en/of psilocybine) daar wel op staan en dat
preparaten van deze paddestoelen derhalve onder het verbod van de
Opiumwet vallen?
3. Deelt u de mening van de Hoge Raad dat het
drogen van hallucinogene paddestoelen een vorm van bewerking is? Wat
is in het licht van uw antwoord uw oordeel over het standpunt dat de
IGZ heeft ingebracht in het betreffende advies aan het gerechtshof
Breda?
4. Valt het binnen de grenzen van de
zelfstandige positie van de IGZ om in een advies aan een gerechtshof
een standpunt in te brengen dat strijdig is met uitspraken van de Hoge
Raad? Hoe verhoudt e.e.a. zich tot de ministeriële
verantwoordelijkheid voor de Inspectie?
---