Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 12 mei 2004

Auteur


- Mw. drs. B. M. Karel


Kenmerk


- DIE-236/04

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/10

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)

4

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


-

-

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Voorstel voor een besluit van de Raad inzake het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers ten aanzien van het besluit betreffende het gebruik van de reserve van de middelen voor langetermijnontwikkeling van het negende Europees Ontwikkelingsfonds


2. Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het in de handel brengen van een maïs product (Zea mays L. lijn NK603), genetisch gemodificeerd met het oog op tolerantie voor glyfosaat, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement van de Raad


3. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1268/1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetreding-smaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredings-periode


4. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van PNR-gegevens door luchtvaartmaatschappijen aan het Bureau of Customs and Border Protection van het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Besluit betreffende gebruik van reserve van middelen voor langetermijnontwikkeling van 9e EOF

Titel:

Voorstel voor een besluit van de Raad inzake het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers ten aanzien van het besluit betreffende het gebruik van de reserve van de middelen voor langetermijnontwikkeling van het negende Europees Ontwikkelingsfonds


Datum Raadsdocument: 31 maart 2004

Nr Raadsdocument: 8005/2004

Nr. Commissiedocument: COM 208 (2004)

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken i.o.m. FIN, EZ en LNV

Behandelingstraject in Brussel: RWG ACS, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, ACS-EG Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De meeste bedragen van het 9e EOF zijn reeds toegekend. Er bestaat nog een reserve van ¤ 172 miljoen binnen de envelop voor langetermijnontwikkeling. Tegelijkertijd zijn er andere EOF budgetlijnen (zoals die voor de Paritaire Parlementaire Vergadering en voor regionale samenwerking en integratie) die volledig zijn gebruikt. Bovendien geeft de Commissie aan voor een aantal thema's extra middelen nodig te hebben. Het betreft dus middelen die reeds in de vorm van reserves binnen het EOF aanwezig zijn maar waarvoor nog geen specifiek bestedingsdoel is vastgelegd.

Voor deze ¤ 172 miljoen doet de Commissie nu een bestedingsvoorstel:


- In punt 3 (a) (iii) van bijlage I (financieel protocol van de Partnerschapsovereenkomst) is voor de Parlementaire Vergadering reeds een bedrag van ¤ 4 miljoen gereserveerd. Aangezien dit bedrag volledig vastgelegd is, moet ¤ 2 miljoen uit de reserves van de portefeuille voor langetermijn-ontwikkeling van het negende Europees Ontwikkelingsfonds worden overgedragen.

Ten bate van Intra-ACS-samenwerking in het kader van de portefeuille regionale samenwerking (totaal ¤ 170 miljoen):


- natuurlijke hulpbronnen (¤ 60 miljoen), voor activiteiten op het gebied van milieu en natuurlijke hulpbronnen (waaronder toezicht en controle op de visserij);


- steun voor de particuliere sector en informatie- en communicatietechnologie (¤ 65 miljoen), voor activiteiten ter ondersteuning van producenten in ACS-landen die het meest afhankelijk zijn van grondstoffen en ter bevordering van informatie- en communicatietechnologie in ACS-landen;


- methodologische ondersteuning en capaciteitsopbouw (¤ 25 miljoen) voor de opzet van een faciliteit voor capaciteitsopbouw op het gebied van intra-ACS-migratie;


- Strategisch partnerschap met de VN en ondersteuning van de tenuitvoerlegging van intra-ACS-programma's (¤ 20 miljoen), voor de versterking van de samenwerking met VN-organisaties die aansluiten bij de prioriteiten van het ACS-EU-ontwikkelingsbeleid, vooral voor bestuur en postconflictsituaties, en het verbeteren van het effect van de intra-ACS-activiteiten.

Rechtsbasis van het voorstel: ACS-EG Partnerschapsovereenkomst

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: besluit betreft een aan de Commissie toebedeelde verantwoordelijkheid t.a.v. het beheer van EOF middelen.

Proportioneel: besluit is het geëigende instrument voor herverdeling EOF middelen.

Consequenties voor de EU-begroting:

Strikt genomen geen. Het EOF is een intergouvernementeel gefinancierd ontwikkelingsfonds dat is ingesteld bij de Lomé en Cotonou verdragen. Momenteel is het EOF niet opgenomen in de EU begroting. Opname van het EOF binnen de EU begroting vanaf 2007 is onderwerp van discussie. Hierop anticiperend zal de Commissie komen met voorstellen voor een nieuw EOF vanaf 2007 welke is opgenomen in de EU begroting dan wel de vorm krijgt van een 10de EOF op intergouvernementele basis. Met het voorliggende voorstel worden geen extra middelen van de EU lidstaten gevraagd.

De totale bedragen voor het 9de EOF zijn al vastgesteld voor de periode 2000 tot 2006. Vanwege het intergouvernementele karakter van het huidige EOF kunnen niet-gebruikte middelen niet terugvloeien naar de lidstaten. De voorgestelde uitgaven hebben echter wel gevolgen voor de uitputting van de huidige EOF fondsen. Zaak is dat de voorgestelde uitgaven niet worden gepresenteerd als een precedent voor de komende onderhandelingen over een nieuw EOF. Deze onderhandelingen zullen plaats vinden in hetbredere kader van de onderhandelingen over de financiële perspectieven voor de periode 2007-2013. De huidige uitputting van reserves moet niet te zijner tijd in de onderhandelingen vertalen in een grotere vraag naar reserves voor de opvolger van het huidige EOF. Dit omdat Nederland volgens staand beleid geen voorschot wenst te nemen op onderhandelingen over de nieuwe financiële perspectieven na 2006.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t., het betreft een besluit van de Raad.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland zou graag van de Commissie willen weten hoe zij tot de keuze van bovengenoemde bestedingsdoelen is gekomen en dit willen bestuderen alvorens een definitief oordeel te vellen. Vooralsnog lijkt het Nederland geen goed idee om in één keer alle reserves te besteden: wanneer op een later tijdstip andere behoeften ontstaan zou er geen financiële ruimte meer zijn om deze te financieren. Met het oog hierop kan aan de Commissie gevraagd worden of het niet verstandiger is de besteding van de nog aanwezige reserves meer uit te smeren over de resterende looptijd van het 9de EOF (tot en met 2006).

Fiche 2: Beschikking betreffende het in de handel brengen van een maïsproduct

Titel:

Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het in de handel brengen van een maïs product (Zea mays L. lijn NK603), genetisch gemodificeerd met het oog op tolerantie voor glyfosaat, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement van de Raad.


Datum Raadsdocument: 6 april 2004

Nr Raadsdocument: 8235/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004)193 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van VROM i.o.m. LNV, VWS, EZ, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Milieuraad. De Raad moet binnen 90 dagen na presentatie van voorstel stemmen. De verdere procedure ten aanzien van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde producten is verderop in dit fiche (bij zowel het onderdeel 'achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel' als bij het onderdeel 'besluitvormingsprocedure en rol EP') uiteengezet.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel behelst een concept-besluit voor Europese toestemming voor het in de handel te brengen van een genetisch gemodificeerd maïsproduct (lijn NK603) met dossiernummer C/ES/00/01 van Monsanto (de aanvrager van de vergunning).

Volgens de procedure dient een aanvraag voor markttoelating onder Richtlijn 2001/18/EG bij een lidstaat te worden ingediend. Vervolgens stelt deze lidstaat een beoordelingsrapport op. Dit rapport wordt door de andere lidstaten beoordeeld, waarna de lidstaat die de aanvraag in behandeling heeft genomen, namens de hele Gemeenschap toestemming verleent (het gaat in dit geval om Spanje). Dit kan direct, wanneer er geen bezwaren vanuit andere lidstaten komen, of na een besluit in comitologie (hetgeen hier het geval is).

Deze toestemming geldt voor alle toepassingen, behalve voor de teelt en toepassingen als of in levensmiddelen. NK603 bevat een verhoogde tolerantie voor het herbicide glyfosaat (dit is het transgene kenmerk van de plant, waarmee deze zich onderscheidt van niet-ggo's of van andere ggo's). Voorwaarden die onder meer aan de toestemming worden gesteld zijn: dat het product wordt geëtiketteerd met de vermelding dat het genetisch gemodificeerd maïs bevat en dat het niet voor teeltdoeleinden is bedoeld. De toestemming heeft een geldigheidsduur van 10 jaar. Ook heeft de houder van de toestemming de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van een algemeen toezichtsplan.

Voor hetzelfde maïsproduct loopt ook een EU toelatingsprocedure voor het in de handel brengen als of in voedselproducten. Op 4 december 2003 heeft de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) een positief advies gegeven.

Rechtsbasis van het voorstel: Richtlijn 2001/18/EG, artikel 13

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Procedure: De aanvraag is door Monsantoingediend op grond van Richtlijn 2001/18/EG bij de Spaanse bevoegde autoriteit. Deze heeft een positief beoordelingsrapport opgesteld dat naar de Commissie en andere lidstaten is verzonden. Een aantal lidstaten heeft echter blijvende bezwaren tegen het dossier. In dat geval dient, volgens de voorgeschreven comitologieprocedure, het regelgevend comité met gekwalificeerde meerderheid een advies over de toestemming uit te brengen. (artikelen 5 en 7 Besluit 1999/468/EG, met inachtneming artikel 8). Het regelgevend Comité uit artikel 5 heeft niet met gekwalificeerde meerderheid een opinie uit kunnen brengen. Daarop heeft de Commissie het voorliggende concept besluit opgesteld en aan de Raad voorgelegd. De Raad kan het voorstel met gekwalificeerde meerderheid aannemen, dan wel afwijzen. In het laatste geval neemt de Commissie het voorstel opnieuw in behandeling. Wanneer echter voor geen van beide situaties een gekwalificeerde meerderheid wordt behaald, wordt het voorstel door de Commissie vastgesteld.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief, betreft een bevoegdheid van de Raad op grond van richtlijn 2001/18/EG

Proportionaliteit: positief: deze beschikking is het geëigende middel voor deze procedure.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Geen. Betreft een besluit tot toelating volgens de criteria van de Richtlijn 2001/18, daarin is een afweging van financiële, personele en administratieve consequenties niet aan de orde.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De Beschikking is gericht tot Spanje (welke als bevoegde autoriteit die de aanvraag in behandeling heeft genomen, is aangewezen om schriftelijk toestemming te verlenen tot het in de handel brengen na een positief besluit door de Raad) en zal met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf de datum dat Verordening 1830/2003 van toepassing is en een besluit voor toestemming voor het in de handel brengen van dit product in of als levensmiddel in de zin van Verordening 178/2002 is genomen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland beoordeelt aanvragen voor marktintroductie van genetisch gemodificeerde organismen van geval tot geval op mogelijke risico's voor mens en milieu. Op basis van een positief COGEM (Commissie Genetische Modificatie) advies heeft Nederland geen bezwaren ingediend tegen dit dossier. Nederland is derhalve voorstander van een positief besluit op voorgestelde beschikking.

De afgelopen 6 jaar is een de facto moratorium van kracht geweest in de EU op de markttoelating van ggo-producten. Dit heeft een grote negatieve weerslag gehad op de ontwikkeling van biotechnologisch onderzoek en biotechnologische bedrijfsactiviteiten in Nederland en de EU. Nederland is van begin af aan geen voorstander van dit moratorium geweest. Nederland stelt zich op het standpunt dat dossiers, in lijn met de vigerende wetgeving, van geval tot geval beoordeeld dienen te worden volgens de criteria die daarvoor gelden. Daarmee wil Nederland de kansen die biotechnologie biedt, zoveel mogelijk en op verantwoorde en zorgvuldige wijze benutten.

Met het van kracht worden vanaf 18 april jl. van twee nieuwe verordeningen inzake toelating, etikettering en traceerbaarheid van ggo-producten gaat Nederland ervan uit dat dit moratorium zal worden opgeheven. Op de Landbouwraad van 26 en 27 april is een eerste dossier (Bt11 maïs) voor toelating onder de Verordening (EG) 258/97 betreffende Nieuwe Voedingsmiddelen en Voedingsingrediënten, ter stemming gebracht. Hoewel de Raad het niet eens is geworden heeft de Commissie aangekondigd de toestemming in juni te verlenen.


- Fiche 3: Verordening inzake pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelands-ontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa

Titel:

Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1268/1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode


Datum Raadsdocument: 22 maart 2004

Nr Raadsdocument: 7325/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004) 163 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van LNV i.o.m. FIN, BZ, EZ, VROM

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Centraal- en Zuid-Europa, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Verordening 1268/1999 bevat Europese steunmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling die in de fase van de pretoetreding (vanaf 1 januari 2000) beschikbaar zijn voor de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa. Deze maatregelen staan ook bekend onder de afkorting SAPARD. De inhoud van de steunmaatregelen sluit nauw aan bij de steunmaatregelen die op grond van de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (Verordening 1257/1999) van toepassing zijn voor de huidige EU-lidstaten. De implementatie van de SAPARD-maatregelen vindt plaats in het kader van speciale programma's van de kandidaat-lidstaten. Vanuit de Europese Unie is er cofinanciering voor de uitvoering van deze programma's.

Op 1 mei 2004 zullen acht landen die momenteel profiteren van de maatregelen op grond van Verordening 1268/1999 toetreden tot de Europese Unie. Het voorstel tot wijziging van Verordening van 1268/1999 heeft tot doel om voor de kandidaat-lidstaten die gebruik maken van het SAPARD-programma en die niet in 2004 toetreden tot de EU voor bepaalde onderdelen van de verordening de situatie gelijk te stellen met de nieuwe lidstaten. Concreet gaat het dan om Bulgarije en Roemenië.

De voorgestelde wijzigingen hebben tot doel 1) het opnemen van een nieuwe maatregel die de plattelandsgemeenschappen in Bulgarije en Roemenië in staat zal stellen plaatselijke plattelandsstrategieën voor plattelandsontwikkeling voor te bereiden en uit te voeren, 2) het gelijktrekken van de maximale Europese cofinancieringsbijdragen met hetgeen geldt voor de landen die in 2004 tot Unie toetreden, en 3) inhoudelijke verduidelijkingen met betrekking tot de maximale steunpercentages. Deze laatste wijziging zal met terugwerkende kracht gelden voor alle begunstigde landen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 308 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: unanimiteit; Europees Parlement: advies.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. De beoogde doelstellingen kunnen niet door de lidstaten zelf worden gerealiseerd.

Proportionaliteit: positief. Het betreft een uitbreiding van een bestaande verordening.

Consequenties voor de EU-begroting:

Totale toewijzing voor de actie bedraagt in 2004 ¤ 225,2 miljoen. Onder voorbehoud wordt in 2004 een vastleggingskrediet voorzien van ¤ 226,7 miljoen en in 2005 ¤ 250,3 miljoen. De voorgestelde maatregelen zullen worden gefinancierd binnen de totaalbedragen die voor het SAPARD-programma beschikbaar zijn en zoals deze jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure worden bepaald ter uitvoering van de op de top van Kopenhagen onderschreven "draaiboeken".

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:


Datum inwerkingtreding op de derde dag volgende op die van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2004. Eén onderdeel van de verordening, te weten een verduidelijking in de bepaling m.b.t. de maximale steunpercentages, wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000 van toepassing en geldt derhalve ook voor de landen die nu gebruikmaken van Verordening 1268/1999 en die per 1 mei 2004 tot de Europese Unie toetreden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland kan het voorstel ondersteunen. Het voorstel leidt tot een verruiming van de beschikbare SAPARD-maatregelen voor Bulgarije en Roemenië, hetgeen op zichzelf positief is. De inhoud van deze maatregelen sluit aan bij de maatregelen die op grond van de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (Verordening 1257/1999) voor de huidige en nieuwe lidstaten van de EU reeds beschikbaar zijn. Financiering van de nieuwe maatregelen vindt plaats binnen de bestaande financiële programmering van de EU.

Fiche 4: Besluit betreffende sluiting overeenkomst EG-VS inzaker PNR-gegevens

Titel:

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van PNR-gegevens door luchtvaartmaatschappijen aan het Bureau of Customs and Border Protection van het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika


Datum Raadsdocument: 17 maart 2004

Nr. Raadsdocument: 7471/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004)190 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie i.o.m. BZ, V&W en BZK

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Transatlantische betrekkingen, RAZEB

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Verenigde Staten eisen van luchtvaartmaatschappijen die op de VS vliegen dat zij bepaalde gegevens van de passagiers die zij vervoeren, doorgeven aan het Bureau of Customs and Border Protection van het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid. Deze passagiersgegevens dienen te worden doorgegeven voordat de betreffende vlucht in de VS arriveert. De VS gebruiken deze gegevens bij het voorkomen en bestrijden van terrorisme en daarmee samenhangende misdrijven en andere ernstige misdrijven van grensoverschrijdende aard, met inbegrip van de georganiseerde criminaliteit.

Krachtens richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens mogen persoonsgegevens alleen naar een derde land worden doorgegeven indien er een passend niveau van bescherming wordt geboden voor die doorgegeven gegevens. Het Bureau of Customs and Border Protection zal derhalve voldoende waarborgen moeten bieden voor een passend niveau van bescherming van de te ontvangen gegevens. Krachtens artikel 25, zesde lid, van richtlijn 95/46/EG zal de Commissie in een beschikking vaststellen dat het Bureau of Customs and Border Protection een passend niveau van bescherming biedt.

Artikel 7, onder c van richtlijn 95/46/EG bepaalt dat persoonsgegevens mogen worden verwerkt indien die verwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke (i.c. de luchtvaartmaatschappijen) is onderworpen. Daarbij doelt de richtlijn niet op verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving van een derde land. Er moet sprake zijn van een verplichting die voortvloeit uit nationale of communautaire wetgeving. De voorgestelde internationale overeenkomst creëert die wettelijke verplichting voor de luchtvaartmaatschappijen.

Verder regelt de internationale overeenkomst in het bijzonder de volgende aspecten:


- De overgang van een "pull" naar een "push" systeem. Op dit moment halen de VS de gegevens zelf op uit de reserveringssystemen van de luchtvaartmaatschappijen (het zogenoemde pull systeem). Zo gauw de luchtvaartmaatschappijen daartoe technisch in staat zijn zullen zij de gegevens zelf doorgeven aan de VS (het zogenoemde push systeem). Vanuit een oogpunt van privacy-bescherming is het voordeel van een push systeem dat het de invloed en controle van de luchtvaartmaatschappijen op de doorgifte van gegevens vergroot. Bovendien brengt een push systeem in principe minder kosten met zich mee dan een pull systeem.


- De belofte van de VS om indien de EU een vergelijkbaar systeem als de VS zou willen invoeren de medewerking van onder zijn bevoegdheid vallende luchtvaartmaatschappijen actief te bevorderen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 95 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met gekwalificeerde meerderheid, raadpleging Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Gemeenschappelijk optreden is hier zonder meer vereist teneinde te voorkomen dat iedere lidstaat voor een andere oplossing zou kiezen.

Proportionaliteit: positief, een besluit van de Raad is het geëigende instrument.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Geen voor overheden. De in de internationale overeenkomst voorgestelde verplichting om passagiersgegevens door te geven, leidt tot kosten voor luchtvaartmaatschappijen. Die verplichting vloeit voort uit de nationale wetgeving van de VS en is overgenomen in de overeenkomst teneinde een juridische basis voor de doorgifte te creëren voor de luchtvaartmaatschappijen conform het bepaalde in artikel 7, onder c, van richtlijn 95/46/EG.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De overeenkomst treedt in werking bij ondertekening.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland streeft naar een bevredigende oplossing waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de passagiers, de luchtvaartmaatschappijen en de belangen die zowel de VS als de EU hebben bij het voorkomen en bestrijden van terrorisme. De belangen van passagiers bestaan uit een passende bescherming van hun gegevens en het voorkomen van oponthoud aan de grenzen. De luchtvaartmaatschappijen zijn gedwongen passagiersgegevens aan de VS te verstrekken, op straffe van economische sancties. De overeenkomst stelt hen in staat dat op legale wijze te doen, d.w.z. in overeenstemming met de Wet bescherming persoonsgegevens die richtlijn 95/46/EG implementeert. Indien luchtvaartmaatschappijen niet de mogelijkheid wordt geboden om op legale wijze passagiersgegevens te verstrekken staan zij bloot aan economische sancties van de VS.

Daarnaast dienen de kosten verbonden met de doorgifte zo laag mogelijk gehouden te worden. De keuze voor een "push" in plaats van een "pull" systeem past in dat streven, waarbij wel aangetekend moet worden dat de kostenfactor uiteindelijk afhangt van het te gebruiken systeem. Bovendien zijn ook de luchtvaartmaatschappijen gebaat met zo min mogelijk oponthoud aan de grenzen.

===