Openbaar Ministerie

12 mei 2004

Openbaar ministerie in hoger beroep tegen beslissing rechter-commissaris in zaak Arthur Ghurahoo

De rechter-commissaris te Utrecht heeft vandaag bekend gemaakt dat hij een beslissing heeft genomen naar aanleiding van de vordering tot een Gerechtelijk Vooronderzoek (GVO) door het openbaar ministerie in de zaak Arthur Ghurahoo. De verdachte in deze zaak wordt verdacht van seksueel misbruik en de moord/doodslag op de minderjarige jongen Arthur Ghurahoo, gepleegd op of omstreeks 4 mei 1986 in Bunnik en/of Utrecht. Naar aanleiding van deze beslissing heeft het openbaar ministerie besloten hiertegen hoger beroep in te stellen.

Het GVO was gevorderd om de verjaring te stuiten en om, gelet op de stand van het onderzoek, de mogelijkheid open te houden onderzoekshandelingen te verrichten.

Voor de stuiting van de verjaring in deze zaak heeft de beslissing van de rechter-commissaris geen gevolgen. Van de anonieme verdachte is een uniek DNA-profiel veiliggesteld dat slechts tot één persoon herleidbaar is. Ten aanzien van deze ene persoon met dat DNA-profiel heeft het OM een daad van vervolging verricht.
Artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat elke daad van vervolging de verjaring stuit, mits die daad de vervolgde bekend of hem betekend zij. Het vorderen van een GVO is een daad van vervolging.

Alleen al door het indienen van deze vordering, is een nieuwe vervolgingstermijn van 18 jaar ingegaan. Wat betreft de bekendheid is de vordering formeel betekend bij de griffie van de rechtbank en daarnaast heeft het openbaar ministerie ruime bekendheid gegeven aan de vordering via de media.

Binnen veertien dagen zal het openbaar ministerie hoger beroep instellen bij de rechtbank Utrecht.