049 - Bestuursrechtspraak werkt goed, maar traag...
Datum: 4 mei 2004
Mag het schuurtje bij de woning nu wel of niet gebouwd worden? Moet de
zonder vergunning getimmerde schutting alsnog tegen de vlakte? Een
beroepsprocedure in bouwzaken kan de betrokken partijen veel tijd
kosten. Hoe groter de werkachterstand van een rechtbank, des te langer
duurt het voor een zaak aan de beurt is. En dat kan per rechtbank
nogal verschillen. Hoewel eisers slecht te spreken zijn over de
tijdsduur van hun beroepsprocedure, zijn zij over het algemeen zeer
tevreden over het optreden van de rechter. Dat zijn conclusies van het
onderzoek van Edwin de Jong, die op 13 mei 2004 promoveert tot doctor
in de rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit Groningen.
De Jong onderzocht bijna honderd gevallen van beroepen over bouwzaken
bij zeven rechtbanken, verspreid over Nederland. Hij enquêteerde de
eisers en verweerders vóórdat de rechter uitspraak deed, om te
voorkomen dat de uitslag hun mening zou `kleuren'. Daarnaast heeft hij
de procesdossiers bestudeerd. Behalve de werkachterstanden bij de
rechtbank zijn er twee andere oorzaken voor vertraging van de
beroepsprocedure bij bouwzaken. De late indiening van een
verweerschrift door het verwerende bestuursorgaan veroorzaakt
vertraging, maar soms ook het indienen van een (eigen)
deskundigenrapport door de eiser.
Eisers en verweerders
Procederen over bouwzaken blijkt vooral het werk van wat oudere mannen
met een hoge opleiding. De meeste beroepszaken die De Jong bestudeerde
betroffen geschillen waarbij de eiser een privé-persoon was. De
verweerder was altijd een bestuursorgaan, doorgaans een College van
B&W (c.q. de betrokken ambtenaar). Het kon gaan om een
tweepartijengeschil, waarbij de eiser de weigering een bouwvergunning
te verlenen aanvocht. Er waren echter ook driepartijengeschillen,
waarbij de eiser het niet eens was met de verstrekking van een
bouwvergunning aan een derde partij (zijn buurman bijvoorbeeld).
Vertraging: voordelen en nadelen
Meestal zien de betrokken partijen de langzame afwikkeling met lede
ogen aan, maar een enkele maal komt het een partij goed uit. Een
burger die een illegaal bouwwerk heeft opgericht en dat vooralsnog kan
laten staan, zal weinig haast willen maken. Ook kan een lange
procedure zinvol zijn voor een eiser om de (ongewenste) bouwplannen
van een buurman zo lang mogelijk te frustreren. Verder heeft een
bestuursorgaan soms weinig bezwaar tegen uitstel als de beroepszaak
weinig toegevoegde waarde heeft. Overigens kunnen eisers het moment
waarop de rechter een definitieve beslissing doet zelf enigszins
sturen: door een voorlopige voorziening te verzoeken bij de rechter of
juist in hoger beroep te gaan als men de zaak verloren heeft.
Regionale verschillen
De Jong onderzocht beroepsprocedures bij de rechtbanken van Almelo,
Arnhem, Breda, Groningen, Leeuwarden, Rotterdam en Utrecht. De
verschillen in de totale doorlooptijd per rechtbank zijn opmerkelijk.
Wie een snelle uitkomst verlangt, kan het beste bij de rechtbank van
Almelo terecht. Het verschil tussen de snelste en de langzaamste
rechtbanken bedraagt gemiddeld meer dan een jaar: in Almelo is de
gemiddelde doorlooptijd in de onderzochte bouwzaken 195 dagen, in
Arnhem 581 dagen. Dat is een verschil van 386 dagen!
Aanbevelingen
De Jong doet verscheidene praktische beleidsaanbevelingen. Rechtbanken
zouden kunnen bekijken of het mogelijk is tijdelijk extra rechters uit
andere sectoren en eventueel andere arrondissementen in te zetten.
Verder zouden ze meer informatie kunnen geven over de lengte van de
procedure en het `first in, first out'-systeem strakker hanteren. Een
verweerder die een snelle uitspraak wil, moet in ieder geval het
procesdossier snel indienen, eventueel vóórdat hij het verweerschrift
heeft ingediend. De Jong adviseert de wetgever de meerwaarde van de
versnelde behandeling te onderzoeken en af te zien van het stellen van
een wettelijke beslistermijn. Tot slot geeft hij wenken aan eisers:
het verzoek om een voorlopige voorziening is effectiever dan een
verzoek om versnelde behandeling. En wie echt uit is op vertraging,
kan het beste in hoger beroep gaan.
Curriculum vitae
Peter Otto de Jong (Assen, 1971) studeerde milieuhygiëne aan het Prof.
H.C. van Hall Instituut te Groningen en milieuwetenschappen aan de
Interfacultaire Vakgroep voor Energie en Milieukunde (IVEM) van de
RUG. Daarna was hij beleidsambtenaar bij de gemeente Assen, medewerker
van het ministerie van LNV en beleidsonderzoeker bij de vakgroep
Bestuursrecht en Bestuurskunde van de RUG. In de komende periode is
hij werkzaam bij het bestuursjuridisch adviesbureau Pro Facto in
Groningen, waar hij de juridische kwaliteit van het bestuur
onderzoekt. De Jong verrichtte zijn promotieonderzoek bij de Faculteit
der Rechtsgeleerdheid van de RUG. Zijn promotor is prof.dr. M.
Herweijer, zijn co-promotores dr. A.J.G.M. van Montfort en dr. A.T.
Marseille.
Noot voor de pers
- Meer informatie: drs.ing. Edwin de Jong, tel. (050)363 5394 (werk)
of e-mail p.o.de.jong@rechten.rug.nl.
- De titel van het proefschrift luidt Beroep op tijd: een onderzoek
naar het tijdsbeslag van beroepsprocedures in eerste aanleg in het
bestuursrecht en verschijnt bij Boom Juridische Uitgevers. ISBN
90-5454-453-8.
Rijksuniversiteit Groningen