Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Objectief verdeelmodel WWB:
Plausibiliteit van de
verdelende werking

C.M. Visscher
R.S. Halbersma
R. Goudriaan
L.J.M. Aarts

Onderzoek in opdracht van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
© Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE)
Den Haag, april 2004

Objectief verdeelmodel WWB: Plausibiliteit van de verdelende werking
C.M. Visscher, R.S. Halbersma, R. Goudriaan en L.J.M. Aarts

Ape rapport nr. 147b

© 2004 Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE)
Website: www.ape.nl
Omslag: Brordus Bunder, Amsterdam
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toe- stemming.

INHOUD

SAMENVATTING 1

1 INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 3

2 ONDERZOEKSOPZET 5
2.1 Opzet diepteonderzoek 5
2.1.1Selectie van gemeenten 5
2.1.2Benadering geselecteerde gemeenten 5
2.1.3Digitale enquête beleid en uitvoering 5
2.1.4Gesprekken op locatie 6
2.1.5Scorekaart beleid en uitvoering 7
2.1.6Analyse 7

3 RESULTATEN DIEPTEONDERZOEK 9
3.1 Selectie nadeel- en voordeelgemeenten 9
3.1.1Nadeelgemeenten 9
3.1.2Voordeelgemeenten 10
3.1.3Respons 10
3.2 Specifieke lokale omstandigheden 11
3.3 Scorekaart beleid en uitvoering 12
3.3.1Vijf indicatoren 12
3.4 Herverdeeleffecten en scores beleid en uitvoering 15
3.4.1Verband met herverdeeleffecten 2005 15
3.4.2Verband met herverdeeleffecten 2004 19
3.5 Gevoeligheidsanalyse 20
3.6 Conclusies diepteonderzoek 20
BIJLAGE 1: DIEPTEONDERZOEK 21
Herverdeeleffecten deelnemende gemeenten 21
Samenstelling indicatoren 22
Samenhang indicatoren en deelaspecten 27
BIJLAGE 2: BENCHMARKONDERZOEK 39
Inleiding en probleemstelling 39
Steekproef en data 39
Resultaten 40
Conclusies 42
Ape i
SAMENVATTING

De invoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) per 1 januari 2004 betekent dat de gemeenten een budget ontvangen voor de bijstandsuitkeringen aan inwoners beneden de 65 jaar. In gemeenten met meer dan 60.000 inwoners is het budget voor 60% bepaald op basis van historische uitkeringslasten en voor 40% op basis van een objectief verdeelmodel dat door APE is ontwikkeld.1 Gemeenten met minder dan 40.000 inwoners ontvangen een budget dat geheel historisch is bepaald. In de overige ge- meenten loopt het historisch bepaalde deel van het budget op met de ge- meentegrootte.
Bij de behandeling van de WWB in de Tweede Kamer eind augustus 2003, is veel aandacht besteed aan het objectieve verdeelmodel. De belangrijk- ste kritiekpunten betreffen de omvang van de herverdeeleffecten van het objectief verdeelmodel, en meer nog het ontbreken van een afdoende ver- klaring van de grote positieve en negatieve herverdeeleffecten.
Ter verklaring van de herverdeeleffecten van het objectief verdeelmodel hebben wij onderzocht of er een plausibele samenhang bestaat tussen het herverdeeleffect in een gemeente (het verschil tussen het objectieve bud- get en het uitgavenniveau) en de gemeentelijke beleids- en uitvoerings- inspanningen. Daartoe hebben wij in een beperkt aantal voordeel- en na- deelgemeenten het beleid en de uitvoeringspraktijk gedetailleerd in kaart gebracht.
Op basis van de verzamelde gegevens typeren wij de gemeentelijke inspanningen met de volgende indicatoren:

1. Inrichting van de dienst (samengesteld uit o.a. het aantal consulenten en de breedte van hun takenpakket);

2. Claimbeoordeling (bevat kenmerken als de tijdigheid van beschikkin- gen, de gemiddeld aan een beschikking bestede tijd en het aantal be- zwaren);

3. Fraudebeleid (o.a. opgeboekte fraude, aantal fraudegevallen);

4. Debiteurenbeheer (o.a. opboekingen, ontvangsten);

5. Activering (o.a. activeringsuitgaven, aantal trajecten, aantal plaatsin- gen, aantal arbeidsplichtige cliënten).


1 R. Goudriaan, R.S. Halbersma en L.J.M. Aarts, Een nieuw verdeelmodel voor de Wet Werk en Bijstand, Den Haag: APE, augustus 2003.
Ape 1

Het plausibiliteitsonderzoek is uitgevoerd in een beperkt aantal gemeen- ten. Daarom kan het geen nadere indicatie geven van de mate waarin be- leids- en uitvoeringsinspanningen bepalend zijn voor de herverdeeleffecten van het objectieve verdeelmodel. Harde kwantitatieve uitspraken als `een intensivering van de claimbeoordeling met x%, leidt tot een verwachte da- ling van de bijstandsuitgaven met y%' kunnen op basis van het onderzoek dus niet worden gedaan. Evenmin geeft het onderzoek uitsluitsel over de mogelijke invloed van andere ­ niet in het onderzoek betrokken - beleids- factoren zoals het gemeentelijk economisch beleid of het huisvestings- beleid. Hoewel we ernaar hebben gezocht, heeft het plausibiliteitsonder- zoek geen aanwijzingen opgeleverd voor specifieke locale omstandigheden die in het objectieve verdeelmodel onvoldoende tot uitdrukking komen.
Met alle beperkingen van het onderzoek achten wij de gevonden verban- den sterk genoeg voor de conclusie dat gemeenten onderling duidelijk ver- schillen in hun beleids- en uitvoeringsinspanningen en dat deze verschillen zeer waarschijnlijk mede bepalend zijn voor de richting en de omvang van de herverdeeleffecten van het objectief verdeelmodel. De onderscheiden indicatoren voor beleids- en uitvoeringspraktijk blijken duidelijk samen te hangen met de herverdeeleffecten van het objectief verdeelmodel. De na- deelgemeenten scoren gemiddeld lager dan de voordeelgemeenten. Bo- vendien blijken de indicatoren tamelijk sterk te correleren met de herver- deeleffecten: hoe hoger de score op de beleids- en uitvoeringsindicatoren, des te gunstiger het herverdeeleffect.
Deze conclusie geldt niet alleen voor het objectief verdeelmodel 2004. Zij geldt ook, en zelfs sterker, voor het voorgestelde model 2005, omdat het verband tussen de indicatoren en de herverdeeleffecten blijkt toe te ne- men. Dit wijst erop dat de verdelende werking van het voorgestelde model 2005 kwalitatief beter is dan die van het model 2004.
De bovenstaande conclusies worden gesteund door een statistische analy- se van de samenhang tussen herverdeeleffecten en doelmatigheidsindica- toren uit de ABW-benchmark van SGBO-Stimulansz. Deze analyse is se- paraat uitgevoerd voor de grote benchmarkgemeenten die toestemming hebben gegeven voor het gebruik van hun benchmarkgegevens. (zie bijla- ge Benchmarkonderzoek).

Zie het origineel